|
|
|
NIEUWSSELECTIE RSI-centrum Nederland
|
TUSSEN 20 EN 30 PROCENT BEROEPSBEVOLKING HEEFT RSI-KLACHTEN
SLAGERS, timmermannen, naaisters en metselaars krijgen RSI (repetitive strain injury) door herhaalde hoge spierbelasting. Maar de kracht die toetsenbordbedieners en muizers op hun instrumenten uitoefenen valt in het niet bij de mensen die in slachterijen dag in dag uit karkassen klieven. "Continuous strain injury zou als naam voor een aandoening bij beeldschermwerkers al beter zijn", zegt arbeidshouding-onderzoeker dr. Nico Delleman van Technische Menskunde TNO in Soesterberg. Bij computeraars zijn het niet de steeds typende of muiklikkende vingers die problemen veroorzaken. Een langdurig volgehouden geconcentreerde werkhouding, met licht aangespannen spieren in nek, schouders en armen, zijn bij sommigen aanleiding voor pijn en krachtverlies. Stress, werkdruk en een onregelbaar werkstramien verhogen de risico's. Bij steeds meer mensen leidt het tot ziekteverzuim. Herhaalde bewegingen zijn daar niet eens voor nodig. Dellemans collega's van TNO-Arbeid in Hoofddorp (het vroegere Nederlands Instituut voor Arbeidsomstandigheden (NIA)) dr. Birgitte Blatter en dr. ir. Paulien Bongers ondergraven de term RSI verder. Het gaat niet om één aandoening én niet om een injury in de veelgebruikte zin van een meestal zichtbare verwonding die het gevolg is van andermans daad. Het is een blessure die langzaam ontstaat en meestal onzichtbaar is. Iedereen legt zich erbij neer dat de term RSI in Nederland voorgoed is ingeburgerd en veelal met muizen en muisarmen wordt geassocieerd. Ook dat laatste idee klopt niet. Bijna eenderde van de Nederlandse beeldschermwerkers heeft de afgelopen 12 maanden regelmatig of langdurige pijn of ongemak door nek-, schouder-, elleboog-, pols- of vingerklachten gehad. Dat cijfer rolt uit een onderzoek van Bongers onder 396 mensen met een administratief beroep in Nederlandse arbeidsomstandigheden. Het gaat om zelfgerapporteerde klachten. De ernst van de klachten kan daardoor variëren. Pols- en vingerklachten werden gescoord met vragenlijsten die informeren naar opgezwollen vingers, naar een brandend, zeurend of tintelend gevoel in de vingers, naar 's nachts wakker worden met een doof gevoel in de vingers en naar moeilijkheden met het oppakken van naalden, pennen, vorken en andere kleine voorwerpen. Vrouwen (49%) hebben vaker klachten dan mannen (26%). Bij de beeldschermwerkers komen pijn in nek en schouders veel meer voor (bij >25% van alle onderzochten) dan de 'muisarm' (bij <10%) die vooral op pijn en krachtverlies in arm en pols slaat. Elleboogblessures zijn relatief zeldzaam onder beeldschermwerkers. Computergebruikers met RSI hebben dus veel vaker nek- en schouderpijn dan een muisarm. De klachten zijn duidelijk gerelateerd aan de dosis: secretaressen en typisten die dagelijks langer achter de computer zitten als boekhouders hebben ongeveer anderhalf keer zoveel klachten. Andere onderzoeken in Nederland naar RSI-klachten, niet uitsluitend bij beeldschermwerkers maar onder hele beroepsbevolking, laten zien dat tussen de 20 en 30 procent van de mensen klachten hebben. "Wij weten niet precies of de laatste tien jaar meer mensen klachten hebben gekregen," zegt Paulien Bongers, "en we weten ook niet hoeveel van de werknemers die klachten hebben uiteindelijk kortere of langere tijd zullen verzuimen omdat de klachten te erg zijn geworden. Het is een belangrijk probleem, maar we lopen achter met het onderzoek." In de VS zijn de cijfers alarmerend. Tussen 1986 en 1993 groeide het aantal werknemers met klachten van de bovenste ledematen er met een factor drie. In Canada verdubbelde het aantal patiënten tussen 1986 en 1991. "In Nederland krijgen RSI en de werkdruk inmiddels de meeste aandacht in de discussie over arbeid en gezondheid," zegt drs. Kiem Thé, onderzoeker bij TNO-Arbeid. Ze verwijst naar het boek Trends in Arbeid 1999, goeddeels geschreven door TNO-arbeid-onderzoekers. Daarin worden cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek aangehaald die aantonen dat in Nederland de werkdruk al 20 jaar met 1,5% per jaar toe neemt. In Nederland is dat harder gegaan dan in de rest van Europa. Nederlanders werken het kortst van alle Europeanen, maar de druk is er hoog opgevoerd, ook om een klus buiten de officiële werktijd af te maken. Hoge werkdruk is een risicofactor voor gezondheidsklachten als burn out en RSI, maar uit de onderzoeken onder kantoorpersoneel blijkt toch vooral dat alle andere risicofactoren pas een grote rol gaan spelen als iemand langer dan vier uur per dag achter met de computer werkt. De werkhouding doet er ook toe. Geknikte polsen (zowel naar buiten gedraaid, als omhoog geknikt), geheven armen en schouders en voorover geknikt hoofd dragen bij aan pols-, schouder- en nekklachten. Maar hoge werkdruk, ervaren stress en het niet zelf kunnen regelen van het eigen werk zijn RSI-bevorderende factoren die uit vrijwel alle onderzoeken naar voren komen, als er naar die psychosociale factoren wordt gevraagd. In een reviewartikel over beeldschermklachten uit 1997 schrijven de auteurs L. Punnet en U. Bergqvist nog dat stress en gebrek aan planning ook tot langer, onafgebroken beeldschermwerk leiden en dat psychosociale werkomstandigheden dus mogelijk niet direct de problemen veroorzaken. Maar TNO-onderzoekers Blatter en Bongers toonden deze zomer voor ruim 10.000 Nederlandse werknemers aan dat psycho-sociale en ergonomische factoren onafhankelijk van elkaar het risico op RSI bepalen. Blatter: "Bij nekklachten bij beeldschermwerkers zie je bijvoorbeeld dat het teveel voorover buigen van de nek bij het werk een grote risicofactor is voor die klacht. Maar werkdruk, scholingsmogelijkheden en tevredenheid over het werk rolden er bij die klacht ook als duidelijke risicofactoren uit." TNO-onderzoeker Thé bestudeerde in het kader van dat onderzoek bij 20 bedrijven in detail de arbeidsomstandigheden en het verband met RSI: "Een werkgever kan een ideale werkplek inrichten, maar als de druk en de stress ervoor zorgen dat iemand acht uur achter elkaar op die prachtige plek blijft zitten, dan heb je beslist een probleem." In het spraakgebruik is RSI inmiddels een ziekte. Maar in de officiële ziektecatalogi (zoals de International Classification of Diseases, ICD) komt RSI niet voor. RSI is een paraplu waar veel al lang bekende aandoeningen onder vallen. Het Amerikaanse Department of Health and Human Services concludeerde in een bibliografie uit 1995 dat al 165 ICD-codes zijn gebruikt in verband met RSI. Maar er zijn ook een aantal aspecifieke pijn- en spierzwakteklachten waar de medici aanvankelijk geen oog voor hadden. RSI is een term die van buiten de geneeskunde in is geduwd. Hij was nodig om een probleem in de arbeidsomstandigheden duidelijk te maken. Een al lang erkende en behandelbare klacht die nu onder de RSI-paraplu schuilt is bijvoorbeeld het carpale tunnelsyndroom. De botjes van de pols aan de bovenzijde en de peesplaat die de pols aan de handbinnenzijde bij elkaar houden vormen samen een tunnel aan de handwortel (de carpaal). Door die tunnel lopen pezen die de vingers bewegen, lopen zenuwen en bloedvaten. Pezen en peesscheden die door overbelasting ontstoken raken worden dikker. In de carpale tunnel raken dan zenuwen en bloedvaten in de knel, wat pijn, onaangename tintelingen en een dood gevoel in hand en vingers veroorzaakt. Hiertegen bestaat een behandeling. Injecties met corticosteroïden zijn het proberen waard en verhelpen soms het probleem. Laatste en meestal afdoende behandeling is het operatief doorsnijden van de peesplaat aan de polsbinnenzijde. Daardoor ontstaat ruimte in de tunnel. De pezen genezen hopelijk langzaam, door rust, net zoals andere pees(schede)ontstekingen op den duur overgaan. Tendonitis (peesontsteking), tendovaginitis (peesschedeontsteking), peritendinitis (peesbindweefselontsteking), epicondilitys (tenniselleboog of golferselleboog), bursitis (slijmbeursontsteking), syndroom van Raynaud (bloedstroomvertraging in handen en vingers) als gevolg van het werken met vibrerende instrumenten (klopboren en -bijtels), waardoor ook schade aan de zenuwen kan ontstaan: het zijn enkele van de al lang bekende ziekten die het gevolg kunnen zijn van arbeidsomstandigheden en die nu onder RSI vallen. Bij deze aandoeningen wordt over het algemeen 'conservatieve therapie' aangeraden: geen zware belasting, rust, oefeningen. Maar in aanvang geen operaties of medicinale behandelingen. Veel van de klachten bij RSI vallen niet onder die bekende pees- en peesschedeblessures. Bongers houdt het er op dat tegenwoordig 70 tot 80 procent van de RSI gaat over klachten waar medici tot nu toe geen oog voor hadden. De patiënten klagen dan over steeds erger wordende pijn in armen en schouders. Meestal ontstaan de klachten geleidelijk. Eerst verdwijnen ze 's avonds, daarna alleen nog in het weekend maar kan de pijn 's nachts behoorlijk opspelen. In de derde fase zijn pijn en krachtverlies voortdurend aanwezig. Daar doen zich paradoxale situaties bij voor: een pen of muis kan niet meer gecoördineerd worden bewogen, maar kracht zetten om te zwemmen of tennissen gaat wel. Wel sporten, maar niet werken, het wordt slecht begrepen. Het Cinderella- of Assepoestersyndroom, steeds breder geaccepteerd maar onbewezen, levert de verklaring voor het krachtsverlies van spieren die nauwelijks, maar langdurig worden gebruikt, terwijl krachtiger bewegingen door dezelfde spieren mogelijk blijven. Assepoester moest het eerst uit de veren, werkte het hardst en mocht pas naar bed als haar luie stiefzusters al lang weer onder de veren waren. Zo liggen de verhoudingen ook tussen motor units binnen spieren. Motor units zijn groepjes spiercellen die door één zenuwuiteinde tot activiteit worden geprikkeld. Een computeraar die met iets geheven schouders werkt, die zijn onderarmen iets heft, die zijn ogen wat te dicht naar het beeldscherm brengt, die laat zijn nek-, schouder- en armspieren die voortdurend op een paar procent van hun maximale kracht werken. En die spieren verdelen intern het werk niet. Voor het licht en voortdurend (statisch) aanspannen worden steeds dezelfde motor units geprikkeld. Daar zijn spieren niet op ontworpen. TNO-onderzoeker Thé is bewegingswetenschapper: "In een spier wordt de bloedvoorziening gestimuleerd door hem te bewegen. Door regelmatig spannen en ontspannen, wat de spieren bij lopen en de meeste arbeid doen, neemt de bloedstroom toe. Maar in zo'n voortdurend licht aangespannen spier beweegt niets. Daar is de bloedtoevoer waarschijnlijk onvoldoende." Te weinig zuurstof en voedingsstoffen en te veel afvalstoffen rond de Assepoester-motor-unit zorgen waarschijnlijk voor beschadiging, pijn en uitval. Ergonoom Ton Visser gaat een stap verder: "De motor units die bij beeldschermwerk vaak worden ingeschakeld zijn dezelfde spiervezels die mensen onder stress ook vaak aanspannen." Bewezen is het niet, maar voor Visser vermoedt hier het fysiologische verband tussen RSI en burn out. Ook zonder die link vindt Visser dat er een continuüm van klachten en arbeidsproblemen bestaat, waar RSI en burn out deel van uit maken. Visser is medeverantwoordelijk voor de inhoud van cursussen, trainingen en behandelingen die het bedrijf De Gezonde Zaak levert. De Gezonde Zaak heeft ruim 160 vestigingen in heel Nederland. Het zijn zowel eigen zaken als franchisenemers, meestal grotere fysiotherapiepraktijken, die de werkwijze van het bedrijf gebruiken. De Gezonde Zaak doet het gezondheidsmanagement van bedrijven. Het bedrijf kan bestaan omdat werkgevers het eerste jaar ziekteverzuim van hun werknemers zelf moeten betalen, of ervoor verzekerd zijn. Bedrijf en verzekeraar hebben daardoor baat bij een laag ziekteverzuim. En merken dat cursussen of training in RSI-preventie binnen een afdeling van een bedrijf net zo duur is als een werknemer die een maand met RSI thuis blijft. De twee grootste arbodiensten in Nederland zijn grootaandeelhouder van De Gezonde Zaak. Visser: "Wij opereren buiten het zorgcircuit van artsen die individuele zorg verlenen. Er is na invoering van de nieuwe Ziektewet naast de zorgsector een hele nieuwe sector ontstaan die zich richt op preventie en gezondheidsproblemen op het werk naast. Wij hebben er bewust voor gekozen om buiten de zorg te blijven. Iemand die met bijvoorbeeld RSI naar de dokter stapt, draagt zijn verantwoordelijkheid voor een deel over. De dokter moet hem beter maken. Wij willen dat mensen hun eigen verantwoordelijkheid houden, of leren nemen." De mededeling dat De Gezonde Zaak met vragenlijsten afdelingen en individuele werknemers met een groot risico op RSI opspoort wekt verbazing in een wereld waarin de wetenschap nog slechts vage antwoorden heeft op de vraag waardoor iemand RSI nu precies krijgt. Visser: "Wisselwerking tussen verschillende disciplines levert pragmatische routes op. Inderdaad, we extrapoleren en werken vaak op grond van veronderstellingen, maar we volgen goed of een aanpak succes heeft. Daar is onze hele aanpak, ook die van de RSI op gericht. Onze database groeit, alles is geprotocolleerd, we doen altijd begin- en eindmetingen en we weten steeds meer grote bedrijven ervan te overtuigen dat ons product de kosten waard is." Het model waar De Gezonde Zaak van uit gaat steunt op drie pijlers. Ten eerste de werkdruk. Visser: "Je ziet dat RSI dit decennium enorm is toegenomen. Natuurlijk komt dat doordat er veel meer met computers wordt gewerkt. Maar wat ook belangrijk is, zijn de pogingen om het kortdurend ziekteverzuim af te laten nemen. Onderzoek uit het begin van de jaren negentig liet zien dat mensen zich een paar dagen ziekmelden, niet direct op grond van de ernst van hun ziekte, maar op grond van hun gevoel van misbaarheid. Sindsdien sturen managers sturen op betrokkenheid bij het werk. De saamhorigheid is de laatste tien jaar grondig geïmplementeerd. In sommige situaties leidt dat tot emotionele chantage. De inzet van human capital gaat dan over in mensconsumptie." Het is de werkdruk die ook uit onderzoek als een oorzaak van RSI komt, maar voor De Gezonde Zaak leidt hetzelfde mechanisme net zo goed tot burn out. Vissers andere belangrijke risicofactoren zijn de concentratiehouding (aangespannen spieren, hoofd naar het werk neigend) en de normale veroudering die tot klachten leidt. Visser: "Na een risicoanalyse - vaak zit een op de vijf mensen in een risicogebied - heeft een bedrijf de keuze om er wel of niet iets aan te doen. Het kost geld. De brede aanpak er op gericht om mensen te bekwamen in het omgaan van het risico. En dat moet routine worden. Ze moeten dus onbewust bekwaam worden, terwijl de meeste beeldschermwerkers nu onbewust onbekwaam zijn." Cursussen, trainingen voor de hogere risico's en behandeling van de patiënten en zeer hoge risicowerknemers, na overleg met de bedrijfsarts, horen bij het pakket dat een bedrijf aangeboden krijgt na een risicoanalyse. Ontspanningsoefeningen, adviezen voor micropauzes met wat rekoefeningen en opstaan ieder kwartier, staand telefoneren en een goede inrichting van de werkplek horen bij de aanpak. Het zijn adviezen die overal opduiken. Plaats de bovenkant of het midden (bij blindtypers) van het beeldscherm op ooghoogte, zit in een stoel die zowel steun in de goede zithouding als vrijheid voor periodiek onderuitzakken en scheefzitten toestaat. Zorg voor een in hoogte verstelbaar werkblad, gebruik eventueel een voetenbankje. Verbazingwekkend is dat stoel en bureau inmiddels aangepast worden aan het computergebruik, maar dat de computer nog steeds niet aan de muis is aangepast. Schaamteloos leveren fabrikanten het standaard toetsenbord met rechts een blok numeriek toetsen dat bijna niemand gebruikt, maar waardoor de muis wel veel verder naar rechts komt te liggen dan voor een gezonde beweging nuttig is. En het scherm op de desktop geplaatst staat meestal te hoog, maar direct op het bureau staat het doorgaans te laag. Van andere hulpmiddelen als ondersteunende kussentjes voor het toetsenbord, trackbals (muizen op hun rug, vaak in een toetsenbord ingebouwd), grote muizen, kleine muizen, splitsbare toetsenborden, toetsenborden waarbij de toetsen in kuiltjes zijn verzonken, is het effect op RSI niet door wetenschappelijk onderzoek onderbouwd. En de pogingen die zijn ondernomen (trackball vergeleken met muis) lieten geheel geen verschillen zien, of alleen trends (het Microsoft Natural Keyboard en het Apple Adjustable Keyboard gaven na zes maanden gebruik minder pijnklachten en een betere handfunctie). De programmaatjes die de computeraar om zoveel (instelbare) minuten tot grote of kleine onderbrekingen aanzetten (de computertachografen) worden snel populair, maar ook hiervan is niet bekend is of ze beschermen of alleen de stress verhogen. De onderzoekers zijn mild in hun oordeel over de hulpmiddelen. Kiem Thé: "Mensen met RSI-klachten hebben baat bij hulpmiddelen die steun geven. Maar je moet er tegelijkertijd aan werken dat die mensen sterker worden. En een werkelijke faalmaatregel is natuurlijk het inrichten van een ergonomisch perfecte werkplek en niet vertellen hoe hij moet worden gebruikt. Dat zijn we in ons onderzoek tegengekomen." Paulien Bongers: "Mensen kunnen meer zelf regelen en dat is belangrijk. De tachografen maken het probleem bespreekbaar, denk ik. Dus ik ben er niet tegen, vooral niet bij mensen die klachten hebben. Veranderbare omstandigheden zijn belangrijk. Maar het gevaar is dat ze niet goed worden gebruikt. Iemand die een kussentje voor het toetsenbord legt en daar zijn polsen in duwt verhoogt de eenzijdige houding nog verder. Zolang er geen evidence is kijk je naar de tevredenheid van de gebruiker. Er is veel visie, weinig empirie."
|
NRC Webpagina's
6 NOVEMBER 1999
( a d v e r t e n t i e s )
|
Bovenkant pagina |