|
|
|
NIEUWSSELECTIE The Kingdom of Morocco
|
Onvrede heeft geen stem in Marokko
AMSTERDAM/RABAT, 2 AUG. Marokko staat in West-Europa bekend als een feodaal koninkrijk, waar een kleine groep steenrijken zich alles kan veroorloven en miljoenen doodarme sloebers voor hun overleven de schoenen van de geprivilegieerden likken. Die kunnen immers alles en iedereen naar hun hand zetten, omdat zij zowel het machtsapparaat als de economie controleren. Dit beeld van weelderige paleizen contra stinkende krotten is slechts ten dele correct, omdat er altijd al een middenklasse bestond van kooplui en ambachtslieden, die het helemaal niet zo slecht ging. Wél is het waar dat die middenklasse geen politieke macht had of opeiste. Aan de vastgeroeste machtsverhoudingen leek in de jaren zeventig een einde te komen, toen onder invloed van de mei-revolutie van 1968 in Frankrijk ook in Marokko de linkse jongeren op de universiteiten en de vakbonden in de steden in opstand kwamen. Zelfs het leger werd besmet door die sfeer van opstandigheid - met als gevolg twee militaire staatsgrepen, die dankzij het persoonlijk ingrijpen van koning Hassan II op niets uitliepen. Hij werd onaantastbaar, ja zelfs sacrosanct, nadat gebleken was dat hij dankzij zijn baraka, zijn door God gestuurd gelukkig gesternte, de generaals te slim af was geweest. Bovendien was de meerderheid van de bevolking nog veel te traditioneel om de opstandigen te volgen. Toen de koning in 1975 het terugwinnen van de Westelijke Sahara uitriep als het belangrijkste nationale doel, schaarden alle partijen en belangengroepen zich rond hem. Zijn troon, en daarmee het systeem, werd niet langer bedreigd. Allen die naar revolutionaire veranderingen streefden, deden er verstandiger aan naar het buitenland te vertrekken en vandaar hun even radicale als machteloze oproepen voort te zetten. Intussen groeide, zoals in alle Arabische landen, de bevolking explosief (de Marokkaanse bevolking verdrievoudigde sinds de onafhankelijkheid). Steeds meer mensen trokken uit de dorpen weg naar de steden en naar het buitenland. De exodus naar het buitenland werd door het strenge toelatingsbeleid van West-Europa afgekapt, maar gaat naar de Marokkaanse steden nog steeds door. Want duizenden dorpen hebben geen behoorlijke verbinding naar de grote wegen, zodat de boeren hun produkten nauwelijks of niet kunnen afzetten. Er is daar nauwelijks werk. En er zijn geen medische voorzieningen. Voor zover er een lagere school is, heeft die geen stroom en verwarming. Ook het analfabetisme nam niet beduidend af; nog altijd kan meer dan 55 procent van de bevolking niet lezen of schrijven. Maar de televisie zorgde ervoor dat steeds grotere groepen van de bevolking verlangens en behoeftes kregen, die onvervuld bleven. Door de schotelantennes, die op de vele plaatsen zonder elektriciteit hun boodschap met behulp van batterijen uitstralen, weten nu ook de analfabeten hoe de wereld er buiten hun dorp of krottenwijk uitziet. Blijkens een studie kijkt 96 procent van de mensen in het noorden van het land naar de Spaanse, en niet naar de Marokkaanse televisie. Door die nieuwe kennis, mede opgedaan door de ervaringen van de gastarbeiders in West-Europa en hun betrekkelijke rijkdom, willen steeds meer Marokkanen een verandering van hun omstandigheden - en dus van het systeem. Zij worden niet gedreven door politieke overwegingen, maar door het besef dat zíj niet hebben wat anderen wél hebben. Daardoor veranderde ook hun houding tegenover de persoon van de koning, niet tegenover de monarchie: Hassan II werd iets minder onaantastbaar. Op de universiteiten durfden zowel studenten als jongere docenten in besloten kring zich zelfs spottend of kritisch over hem uit te laten. Tien jaar geleden was gebrek aan respect voor hem totaal uitgesloten; het werd zwaar bestraft. En overal waren er wel verklikkers die zo'n 'landverrader' aangaven. De afgelopen jaren veranderde dat. De hoofdredacteur die het vroeger alleen maar had over 'Zijne Majesteit', sprak nu over hem als 'Hassan II'. Tot zijn overlijden - want toen sprak hij weer over 'Zijne Majesteit', die zo node gemist kon worden.
Tabriqt is een wijk in het aan Rabat grenzende Saleh, waar nog maar anderhalve eeuw geleden de zeerovers het voor het zeggen hadden. Nu is Tabriqt een gewone middenstandswijk met veel flatgebouwen, die uitkijken op dure villa's en op de meest ellendige krotten. De meeste sloppenwijken in de grote steden van Marokko worden door de overheid kuis verstopt achter vrolijk opgeschilderde muren, maar in Taqrit hebben ze dat nog niet gedaan. Hier leven de bewoners in problematischer omstandigheden dan de Palestijnen in het goorste vluchtelingenkamp van de Gazastrook. In hun krotten van golfplaten lekt het aan alle kanten. Er is geen stromend water, geen elektriciteit en geen riolering. De 'huizen' hebben geen toilet, en er staat zelfs geen kast om de kleren en dekens in op te bergen. Men slaapt bij elkaar op de grond - wat verkrachtingen en incest bevordert. In deze modderige en stinkende wijk is de 19-jarige Ali geboren. Hij spreekt Frans, omdat hij hier één van de zeer weinigen is die studeert. De anderen verstaan geen woord van wat we zeggen. Veel jongens gaan niet of hoogstens af en toe naar school, laat staan de meisjes. Waarom zouden ze ook? Het kost 50 dirham, dat wil zeggen elf gulden per jaar. En wie naar school gaat, zal toch geen baan vinden. Het aantal werkloze academici in Marokko is intussen tot boven de 300.000 opgelopen. Hassène, die hier ook samen met zijn familie woont en vijf jaar geleden zijn medische studie afsloot, zegt: "Ik zal oud worden, zonder ooit mijn vak te hebben uitgeoefend." Bijna alle mannen zijn hier permanent werkloos. Sommigen vinden wel eens een paar dagen werk in de bouw of proberen met handeltjes wat dirhams te verdienen. Ali's moeder zorgt voor het inkomen. Ze werkt in een hamam, een badhuis, waar ze 50 dirham (elf gulden) per dag verdient. Ali en zijn neef M'hamed zeggen - zoals iedereen - dat ze op betere tijden wachten. Maar wie zal hun die geven en wanneer? Ze vinden het een gekke vraag, lachen schaapachtig en wijzen naar de hemel. Zijn ze kwaad? "Natuurlijk zijn we kwaad. Zou u dat niet zijn?" Maar wat doen ze dan eraan? "We wachten, maar we weten niet op wat." Steeds meer jongens komen rondom ons staan, velen een stuk kleiner dan bij hun leeftijd past. Ali wordt zenuwachtig. "We moeten hier weg. Anders komt binnen vijf minuten de politie, en die slaat heel snel en heel hard. We hebben hier erg veel politie. Maar nog altijd te weinig. Want er zijn veel meer dieven dan politie-agenten." Geloven ze dat de islamistes (zoals de voorvechters van een radicale en politieke islam hier worden genoemd) veranderingen zullen brengen? "Nee, natuurlijk niet. Hier gelooft niemand in wat de politici zeggen. Ze komen langs als er verkiezingen zijn, en beloven dan erg veel. Maar we zien nooit iets van hun beloften." M'hamed vult aan: "Ik denk dat de koning graag de situatie had willen veranderen. Maar hij is omringd door dieven." Van de miljoenen sloebers in de dorpen en de krottenwijken van de grote steden zal de verandering dus zeker niet komen. Behalve als er een leider opstaat met zoveel overtuigingskracht en charisma, dat hij hen in de door hem aangegeven richting meesleept. De beste kansen daarop maakt daarop een islamist met voldoende oratorische kwaliteiten. Maar zo'n leider is tot dusver nog niet in zicht. Zeer waarschijnlijk komt de verandering uit een heel andere, bepaald niet revolutionaire hoek. Onder de oppervlakte van de Marokkaanse samenleving wordt namelijk een strijd gevoerd tussen de oude machthebbers en een nieuwe, economische klasse. Deze nieuwe klasse bestaat uit mensen die in het buitenland zijn opgeleid, vreemde talen spreken (steeds vaker Engels) en veel buitenlandse contacten hebben. Zíj zijn degenen die over voldoende technologische kennis beschikken om werk te creëren voor de miljoenen werklozen. Alleen zíj kunnen uiteindelijk de economische - en daarmee de politieke - toekomst van Marokko bepalen. Eerste verhaal van een serie over de veranderingen in Marokko
|
NRC Webpagina's
2 AUGUSTUS 1999
|
Bovenkant pagina |