U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    M E D I A  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORT NIEUWS  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

Gewone beller wacht op echte concurrentie


Twee jaar nadat de telecom- markt is opengesteld moet toezichthouder Opta nog altijd geduld vragen. De Britten zijn 15 jaar verder, maar ideaal is de situatie daar ook niet.

Door onze redacteur MICHIEL VAN NIEUWSTADT

ROTTERDAM, 19 JULI. Opta-voorzitter Jens Arnbak toont een kaartje van het Verenigd Koninkrijk. Grote donkere vlekken rond Londen en een paar kleine in het noorden van het land markeren de gebieden waar lokaal bellende telefoonabonnees niet meer zijn overgeleverd aan British Telecom, maar kunnen kiezen voor een concurrent. In de meeste gevallen is dat een kabelmaatschappij die telefonie aanbiedt. Het grootste deel van de kaart is maagdelijk wit. "Na 15 jaar liberalisering kan niet meer dan 16 procent van de Britten voor lokaal bellen een telefoonabonnement kiezen", zegt Arnbak. "Ik zou er niet bepaald trots op zijn als Nederland er na 15 jaar zo voor zou staan."

In tegenstelling tot in Groot-Brittannië is de liberalisering op de Nederlandse markt voor telecommunicatie nog relatief pril. Twee jaar nadat de eerste nieuwkomers hun opwachting maakten is duidelijk dat ook hier de meeste telecomgebruikers geduld moeten hebben voordat zij kunnen profiteren van het opengooien van de markt. Nog maar enkele maanden geleden moest Opta erkennen dat 60 procent van de vaste telefoonabonnees na twee jaar tucht van de markt duurder uit was. Al sinds het begin van de liberalisering predikt de toezichthouder geduld, de concurrentie heeft tijd nodig om tot wasdom te komen. Maar ook de consument is niet op stel en sprong klaar voor de nieuwe markt. Met spijt merkt Arnbak op dat de beperkte keuzemogelijkheden nog bepaald niet met beide handen worden aangegrepen. Kiezen voor een bier-, wijn- of automerk is ingeburgerd en wordt zelfs als aangenaam ervaren. Kiezen voor een telefoonabonnement is iets heel anders.

"U moet onderscheid maken tussen het percentage consumenten dat een keuze heeft en het percentage dat een keuze heeft gemaakt", zegt Arnbak. Al sinds 1 juli 1997 kan de beller met een viercijferige code op de telefoon (het zogeheten carrier select) kiezen voor een concurrent van KPN. Niet meer dan een paar procent van de Nederlanders abonnees maakt er gebruik van.

Waarom maakt meer dan negentig procent van de Nederlanders geen gebruik van de keuzemogelijkheden? Volgens Arnbak bestaat er ten onrechte een gebrek aan vertrouwen in de relatief onbekende nieuwkomers op de telecommarkt. "Verder denk ik dat mensen weinig inzicht hebben in hun bestedingen aan telefonie", zegt Arnbak. "Het is te ondoorzichtig. Neem het goedkopere abonnement met de hogere gesprekskosten. In verschillende Scandinavische landen moeten telefoonbedrijven hun klanten die met een ander abonnement goedkoper uit zouden zijn daar elke zes maanden schriftelijk op wijzen. Misschien zouden we daar in Nederland ook naartoe moeten."

Op dit moment moet de telefoonabonnee die dat wil nog bij elk gesprek expliciet kiezen voor een concurrent van KPN. Vanaf 1 januari volgend jaar kan een telefoon permanent worden overgezet op een andere aanbieder. Arnbak heeft hoge verwachtingen van deze dienst, het zogeheten carrier preselect. "De mogelijkheid tot voorselectie verlaagt de drempel enorm", zegt hij. "Het heeft in de landen die ons zijn voorgegaan werkelijk gezorgd voor een versnelling van de acceptatie van andere aanbieders."

Terwijl de meeste consumenten nog wachten op de voordelen van de open telecommarkt, buigt het college van Arnbak zich alweer over een andere liberalisering, die van de kabelbedrijven. Ook hier bestaat het gevaar dat de consument prijsverhogingen te verwerken krijgt.

Volgens de telecomwet mag Opta zich ook uitspreken over de tarieven die kabelbedrijven aan televisiezenders in rekening brengen voor het doorgeven van programma's. Vorige week gebeurde dat voor het eerst in een geschil tussen betaalzender Canalplus en A2000. Maar Opta gaf aan dat het meer inzicht nodig heeft in de boeken van het Amsterdamse kabelbedrijf voordat het zich een oordeel kan vormen. Minister Jorritsma zinspeelde vorige week in een vraaggesprek met deze krant op de mogelijkheid de exploitatie van de kabelnetwerken te scheiden van het aanbod van diensten (tv, telefonie, Internet) daarop. Arnbak ontkent dat hij een definitieve uitspraak heeft uitgesteld, omdat de politiek zich dit najaar nog eens wil buigen over de voors en tegens van een vrije kabelmarkt. Hij zegt weinig voor genoemde scheiding van infrastructuur en diensten te voelen. "Een paardenmiddel", noemt hij dat. Opta geeft de voorkeur aan controle op de tarieven. Ook zo'n prijsmaatregel kan hard uitpakken. Zo hebben veel gemeenten hun kabelmaatschappijen in de afgelopen jaren met forse winst verkocht. De kosten van de (afschrijvingen op) de hoge overnameprijzen drukken op de begroting van de nieuwe eigenaren.

Arnbak wil geen definitief oordeel geven, maar geeft wel aan dat het voor hem geen uitgemaakte zaak is dat de zogenoemde goodwill (overnamepremie) die bij de overnames is betaald mag worden doorberekend in de kosten (en prijs) van het doorgeven van televisiezenders. Nieuwe kabeleigenaren als France Telecom (Casema) en UPC (onder meer A2000) kunnen de borst nat maken.

NRC Webpagina's
19 JULI 1999


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)