U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
   Z A T E R D A G S   B I J V O E G S E L
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORT NIEUWS  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

Mujahedeen Khalq tolereren geen dissidenten, ook in Nederland niet

Loop met mijn voeten, spreek met mijn tong


Het gewapende verzet tegen het religieuze bewind in Iran wordt gedomineerd door een dictatoriale groepering, de Mujahedeen Khalq. Leider Rajavi duldt geen kritiek en eist totale onderwerping van zijn mannen - en vrouwen. Karim Haggi Moni waagde het zich tegen hen te keren en wordt nu, in Nederland, achtervolgd.

Carolien Roelants en Michael Stein

Elf jaar geleden streed hij met zijn Iraanse kameraden tegen de troepen van Imam Khomeiny. Het werd een fiasco: 1400 man werden gedood, zelf overleefde hij het. "Wij waren gestuurd om voor onze idealen te sterven."

"Ons offensief was niet goed gepland en er werden ook mensen ingezet die totaal ongeschikt waren voor de oorlog, zoals kreupelen, hartpatiënten en ernstig bijzienden. Zij hadden geen schijn van kans. De overlevenden kropen terug naar Irak. Wie gewond was, werd met een granaat achtergelaten om zichzelf op te blazen." Aan het woord is Karim Haggi Moni (38), een treurige, zacht sprekende man die zich aan alle kanten bedreigd voelt. Maar nog steeds is hij de politieke activist die hij sinds zijn zeventiende was.

Na afloop van die bloedige slag werden er speciale vergaderingen belegd, waar Massoud Rajavi, de Leider van de Mujahedeen Khalq, alle teruggekeerden voor schuldig verklaarde. 'Omdat jullie mijn ideologie onvoldoende op je hebt laten inwerken'. Hij zei er wel meteen bij: 'We zijn hierdoor sterker geworden'. Want niemand mocht de moed en daarmee de organisatie opgeven. Rajavi's derde echtgenote, Maryam Rajavi, zes jaar geleden door de Leider uitgeroepen tot 'gekozen president' van de Democratische Islamitische Republiek Iran, prees Haggi Moni zelfs. "Ze zei dat die gebeurtenis een gouden blad in mijn leven was, omdat ik kalm bij mijn manschappen was gebleven en mensen had gered." Dat is allemaal voltooid verleden tijd. Karim Haggi Moni werd dissident. Met vrouw en kind vluchtte hij naar Duitsland en daarna, in 1992, naar Nederland. Daarom wordt hij nu door de Mujahedeen Khalq in Nederland achtervolgd: hij zou 'een verrader, een huurling, een spion en een Gestapo-agent in dienst van de Iraanse inlichtingendienst' zijn. Met die beschuldigingen bestookt de organisatie elke Iraniër die zich tegen haar keert. Tegen Haggi Moni is de campagne echter veel feller: de Mujahedeen Khalq proberen hem te intimideren en hebben een rechtszaak tegen hem aangespannen.

Op advies van een Nederlandse vriend wendde hij zich tot de media na twee inbraken in zijn woning in Arnhem, waarbij vernielingen werden aangericht en materiaal werd gestolen voor zijn oppositiekrantje Peyvand (Samen). Volgens de politie waren beide inbraken 'waarschijnlijk politiek gemotiveerd'. Volgens Haggi Moni waren ze het werk van de Mujahedeen omdat Peyvand zich zowel tegen hen als tegen het Iraanse regime keert. Daardoor wist het blad niet alleen steeds meer schrijvers en politici uit verschillende oppositiegroeperingen aan te trekken, maar ook het isolement van individuele ex-Mujahedeen te verbreken.

Toch wantrouwen sommige Iraniërs die niets van de Mujahedeen moeten hebben, Haggi Moni. Want, zeggen ze, zijn verhalen komen het Iraanse bewind wel èrg goed van pas. En veel van wat hij onthult, was al jaren bekend. Ze vragen zich af welke belangen hij dient in het politieke circus van Iran met al zijn dubbele bodems.

Haggi Moni's antwoord is even simpel als overtuigend: "Het Midden- Oosten is cultureel ziek. De oppositie is net zo dictatoriaal en heeft even weinig respect voor de mensenrechten als de regeringen. We zijn geen politieke partij, maar een kleine groep die een krant maakt. We zijn niet religieus en pro-socialistisch. Ons doel is het politieke klimaat in Iran zo veranderen dat ls het regime valt, de Mujahedeen niet automatisch het machtsvacuüm kunnen opvullen."

Dinsdag moest Haggi Moni zich voor de rechter in Arnhem verdedigen tegen de eis van de Mujahedeen om op straffe van 25.000 gulden per keer alle beschuldigingen tegen hen te staken en geen enkele uitlating meer te doen 'waardoor hun eer en goede naam wordt aangetast'. De zitting ging echter niet door omdat Mr. Marq van Wijngaarden, die namens de Mujahedeen optreedt, wegens een treinongeluk niet op tijd arriveerde. Hij maakt deel uit van het advocatenkantoor Van den Biesen, Prakken en Böhler, dat ook PKK-leider Öcalan tot zijn cliëntèle rekent.

De Mujahedeen stuurden ook lange epistels over 'de leugens' van deze 'Gestapo-agent en spion' aan premier Kok, secretaris-generaal Kofi Annan van de VN, de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer, de ministers van Justitie, Binnenlandse Zaken en Buitenlandse Zaken, de Hoge Commissarissen van de VN voor Vluchtelingen en de Mensenrechten, de vertegenwoordiger van het UNHCR in Nederland, Amnesty International en de hoofdredacteuren van de Nederlandse media. Zij stuurden ingezonden brieven en vervolgens betogers naar kranten die vraaggesprekken met Haggi Moni hadden gepubliceerd. In Arnhem plakten zij pamfletten op met de oproep hem uit deze stad te verwijderen. Daarna demonstreerden zo'n 25 man met een vantevoren gedrukte slotverklaring. Zij vroegen opnieuw het ministerie van Justitie en de politie om Haggi Moni's 'valse beschuldigingen' te onderzoeken en het resultaat daarvan bekend te maken. Ook dankten zij 'de inwoners van Arnhem voor hun steun en solidariteit met het Iraanse volk', en verzochten zij hun 'om hun betrokken lokale instanties te vragen dit lid van de Mullah-Gestapo uit te wijzen'.

Waarom sparen de Mujahedeen kosten noch moeite om deze naar hun zeggen zo irrelevante ex-medestrijder het zwijgen op te leggen? Omdat, aldus mevrouw Mitra Yussefi (49), die vele jaren deel uitmaakte van 'De Heilige Organisatie', Haggi Moni gewoon de waarheid vertelt. Zijzelf woont sinds 1992 met haar twee kinderen in Zweden, en kwam deze week naar Nederland voor de rechtszaak tegen Haggi Moni. Haar man, van wie ze op bevel van Massoud Rajavi moest scheiden, bevindt zich in Irak. "Hij is nog steeds in hun handen. Wij hadden een fantastisch huwelijk, maar ik mag hem niet ontmoeten. Ik heb ze gesmeekt om hem alleen maar te zien, maar dat staan ze niet toe." Rajavi verschilt, zegt ze, geen haar van Khomeiny en diens opvolger. "Hij heeft een enorm probleem. Khatami, die twee jaar geleden door bijna de hele bevolking tot president van Iran werd gekozen, is nog steeds erg geliefd. Dus is elke dag dat het regime geen misdaden pleegt voor Rajavi één grote ramp." Uiteraard ziet mevrouw Golnay Javaheri, de vertegenwoordigster van de Mujahedeen in Nederland, het anders: "Over de persoon Haggi Moni maakt niemand zich zorgen. Maar het regime in Teheran is het wreedste van de hele wereld, tienmaal zo erg als dat van de sjah. En dat regime verspreidt desinformatie in Holland, waarbij mensen als Haggi Moni sleutelfiguren zijn. Nu doen ze dat helemaal, omdat het regime in de greep is van een interne crisis: de economie is er steeds slechter aan toe en het Iraanse Verzet heeft hun onlangs een reeks slagen toegebracht. Daarom hebben zij heel hard een tegencampagne nodig." Volgens haar geeft publicatie van Haggi Moni's leugens bovendien het mullah-regime een alibi voor militaire aanvallen op de Mujahedeen in Irak. Die zijn, aldus andere zegslieden, des te gemakkelijker omdat de schurk zijn betaalmeesters in Teheran exact de lokaties heeft gegeven van de Mujahedeen, waardoor deze door de Iraanse strijdkrachten moeiteloos bestookt kunnen worden. Voorts heeft hij drie jaar geleden zijn vrouw tot zelfmoord gedreven door zijn losbandig leven en de afschuwelijke wijze waarop hij haar behandelde. En hij was nooit in de top van de Mujahedeen "zoals hij valselijk beweert".

De aangeklaagde lacht over die aantijgingen. "De eerste aanval op onze kazernes van de Pasdaran, de Revolutionaire Gardisten van de mullah's, had in 1992 plaats. Ik zat toen in de Ashraf-gevangenis van de Mujahedeen in Irak, omdat ik kritiek had en ook niet op hun bevel van mijn vrouw wilde scheiden. En wat mijn onzedelijk leven betreft, ik zou dolgraag de naam willen weten van ook maar één vrouw met wie ik ben vreemd gegaan."

Jarenlang zette Haggi Moni zich in voor de Mujahedeen Khalq. Hij klom op van bezorger van de partijkrant in Tabriz tot steeds hogere posten. Een paar keer werd hij gevangen gezet, maar hij wist naar Irak te ontsnappen. Uiteindelijk werd hij in 1986 lid van het Centrale Comité en tweede man van de lijfwacht van Maryam Rajavi. "Ik heb alles gedaan", zegt hij, in tranen. "Ik werkte als tien personen, dag en nacht. Ik heb mijn leven voor ze in gevaar gebracht. Mijn jongere broer is geëxecuteerd door het regime. Maar de partij blijkt precies hetzelfde te zijn als het regime. Dat doet veel pijn."


De troepen van Mujahedeen Khalq. Foto uit het door de Mulhadedeen uitgegeven blad Mujahed

Ontluistering

Voor Haggi Moni begon de grote ontluistering in 1986, toen Massoud Rajavi het tachtig man tellende Centrale Comité verving door een werkgroep met een andere naam. "Hij deelde ons mee: 'Van nu af aan hebben jullie geen functie meer. Jullie zijn nu allemaal gewone aanhangers. Ieder gaat naar zijn eigen eenheid terug, want we moeten de strijd op volle kracht voeren.' Dat betekende dat wie in het Centrale Comité getrouwd was, van zijn vrouw afmoest. We kregen een week de tijd een rapport over onszelf te schrijven. De opdracht luidde: wat hebben we geleerd? Daarna kwamen we in vergadering bijeen. We moesten onze handen op tafel leggen. Hij sloeg boos met een stok op onze vingers, als daar nog een trouwring omzat. Dat was de ring van onze slavernij. Die moesten we aan hem geven.

"Een maand lang vergaderden wij. We moesten ons concentreren op de 'Ideologische Revolutie', waarvan de eerste fase in 1984 was begonnen met het huwelijk van Massoud en Maryam Rajavi. Zij scheidde daarvoor van haar man, een naaste vertrouweling van Massoud. Kritische vragen werden onmiddellijk teruggekaatst: 'Jullie denken dat Broeder Massoud schuldig is. Maar jullie zijn het die foute gedachten hebben! Zoek de schuld in jezelf!' Later hoorden we dat de Revolutie een brug is. Voordat je daarover kunt gaan, moet je je van iedereen losmaken.

"Steeds vaker zei Rajavi: 'Ik wil alles of niets. Ik maak nieuwe mensen van jullie'. We vergaderden van drie uur 's middags tot zeven uur 's ochtends. We moesten ons helemaal vernieuwen: onze oude cellen eruit, nieuwe cellen erin - en dan een innerlijke explosie. De getrouwde mannen en vrouwen moesten niet alleen elkaar, maar ook hun intiemste gedachten aan Rajavi afstaan. We moesten inzien dat onze individuele capaciteiten uitsluitend een afgeleide waren van Massoud en Maryam. Hij gebood ons: Geef mij wat je hebt. Loop met mijn voeten, denk met mijn gedachten en spreek met mijn tong'." Vanaf 1990 moest ook het gewone voetvolk de Ideologische Revolutie ondergaan. Nu werd iedereen gedwongen te scheiden. "Op de vergaderingen, die allemaal op video werden opgenomen, moesten we alles over onszelf opbiechten, met name onze seksuele verlangens en behoeften, en wat we van elkaar vonden. Soms wil je een handgranaat inslikken om niet alles te hoeven vertellen. Elke avond moesten we een rapport schrijven wat we dachten, wat we hadden meegemaakt en wat onze omgeving had gedaan. Zo werden we tot in de kleinste details gecontroleerd door onze chefs en kameraden.

"Op de vergaderingen legde Rajavi uit dat God tot de Profeet Mohammed had gezegd: 'Alleen jij hebt recht op alle moslimvrouwen'. De betekenis was duidelijk: wij moesten erkennen dat de vrouwen Rajavi toebehoorden, zelfs als hij niet met ze sliep. We kregen te horen dat wie zich verbeeldde naar zijn ex-vrouw of naar haar ex-man te kunnen terugkeren, net zo goed opgedroogd braaksel kon eten. Wie weigerde zijn vrouw aan Rajavi af te staan, was slecht, leed aan hanentrots. Want Rajavi staat boven alles en iedereen." "Uiteindelijk bepaalde Rajavi wie wèl en wie niet mocht trouwen. Zo werd het huwelijk een beloning. Wie mocht trouwen, kreeg een foto voorgelegd van een vrouw. Je mocht dan ja of nee zeggen. Wie ja zei, kreeg te horen: 'Waarom heb je niet eerder verteld dat je die vrouw wilde?' Wie nee zei, omdat hij iemand anders wilde, kreeg te horen: 'Hoe waag je het in onze Heilige Organisatie verliefd op een ander te zijn? Waarom heb je dat voor je gehouden?' Tegen vrouwen wier man niet wilde scheiden, zei Rajavi: 'Jouw man staat tussen ons in, hij is heel slecht.' Ongehoorzame vrouwen waren heksen."

Collectes

Inderdaad brengt Haggi Moni in Nederland de zaak van de Mujahedeen grote schade toe met zijn mededeling dat de opbrengsten van de wel zeer agressieve geldinzamelingen van de stichting SIM (Solidariteit met Iraanse Mensen) helemaal niet gaan naar 'de door het Mullah-regime vertrapte kinderen' in Iran, maar naar de Mujahedeen in Irak voor de aankoop van wapens. SIM en de Mujahedeen ontkennen dat ze ook maar íets met elkaar te maken hebben. Pijnlijk voor beide clubs is echter dat Jaafar Boghal Nyad Khoy, een andere afvallige die nu in Oslo woont, met soortgelijke onthullingen kwam. Hij toonde aan dat de Vereniging van Moslim Studenten, een mantelorganisatie van de Mujahedeen die eveneens ten behoeve van de onderdrukte kinderen in Iran collecteert, bij haar inzamelingsacties foto's gebruikt uit een in 1980 verschenen fotoboek van de autoriteiten in Teheran. Daags nadat de krant Dagbladet dat had bericht, werd de vrouw van Nyad Khoy in elkaar geslagen. Een paar weken later bracht de krant Aftenposten een interview met een woordvoerster van de Mujahedeen, die naar haar zeggen nooit en te nimmer geld uit straatcollectes hadden ontvangen. Helaas had Mujahed, de krant van haar organisatie, enkele jaren tevoren bericht dat de Vereniging van Moslim Studenten miljoenen voor de Mujahedeen had ingezameld. Op pagina vijf van hetzelfde nummer stond wat er met dat geld was gekocht: trucks, wapens en munitie, communicatie- apparatuur, ambulances, legeruniformen en verrekijkers. Ook Haggi Moni's beschrijving van de manier waarop de Mujahedeen direct na de Tweede Golfoorlog in 1991 op bevel van Saddam Hussein meehielpen bij het neerslaan van de Koerdische opstand is voor de organisatie buitengewoon onplezierig. "Ze vertelden ons: 'Het Iraanse regime wil Saddam wegjagen en heeft de Koerden daartoe opdracht gegegeven. Wij weten niet wat zijn opvolgers met ons zullen doen. Dus moeten we Saddam beschermen.' En Maryam Rajavi zei: 'We moeten de Koerden met tanks overrijden en onze kogels bewaren voor de Pasdaran.' Zo gebeurde het. Maar ik kon het niet verdragen. Dat was toch niet ons doel geweest?

"Ik was toen erg in de war. Vochten we nou voor de vrijheid van ons land en voor onze rechten? Of werden we tot gevoelloze, wilde beesten gemaakt? Ik was niet zozeer bang, als wel zonder geloof, een leeggeprikte ballon. Ze zeiden: 'Karim Haggi Moni praat zoals de vijand'. Want wie kritiek had, werd gevangen gezet en mishandeld. Elke eenheid van de Mujahedeen heeft een rechtbank. Wie weg wil, komt voor zo'n rechtbank. Aan de ene kant heb je de Mujahedeen, aan de andere Iran, niks ertussen. Want je bent òf lid van de organisatie òf een verrader."

"Ik zei: 'Ik wil ermee stoppen, ik ben te slecht voor jullie. Jullie zijn goed.' Niettemin werd ik in elkaar geslagen en naar de Ashraf- gevangenis overgebracht. Daar zat ik met 250 anderen die er eveneens mee wilden uitscheiden. Ook zij hadden gezien wat we met de Koerden hadden uitgehaald. Mijn vrouw heeft in de gevangenis ons kind ter wereld gebracht. Toen schreef een beroemde Iraanse schrijver over ons een artikel in een oppositiekrant. En mijn neef waarschuwde het Rode Kruis. Onder die druk bezweek Rajavi: hij liet ons vrij. Hij probeerde me nog om te kopen, als ik ik mijn mond maar zou houden. Ik mocht zelfs op zijn kosten in Amerika wonen."

Haggi Moni's derde onthulling - over de wijze waarop met de kinderen van de strijders wordt omgegaan - vergroot evenmin de sympathie voor de Mujahedeen. De organisatie stuurde tijdens en na de Tweede Golfoorlog honderden kinderen zonder hun ouders naar het Westen, ook naar Nederland. Daar werden zij ondergebracht bij getrouwen. "Voor hun veiligheid, werd gezegd. In werkelijkheid om de loyaliteit af te dwingen van de ouders, die in sommige gevallen hun kinderen nooit meer terugzagen. Want het hele systeem is erop gericht de persoonlijke banden tussen echtgenoten en tussen ouders en kinderen af te breken om ons helemaal op Massoud Rajavi te kunnen concentreren. Dus werd het na het huwelijk van Massoud en Maryam goed gebruik om te zeggen: 'Ik geef jullie, Massoud en Maryam, mijn kind'. Zo werden wij langzamerhand tot klei in hun handen - mensen die zèlf niets meer hadden, geen baan, geen salaris, geen eigen wil en geen onderling vertrouwen. Alles was van Massoud geworden."

De Strijders van het Volk


Twee jaar geleden verkondigde de Amerikaanse regering dat de Iraanse oppositiebeweging Mujahedeen Khalq (Strijders van het Volk in de Heilige Oorlog) een terroristische organisatie was. Tot die overtuiging was vrijwel de gehele Iraanse bevolking al veel eerder gekomen. Voor de aanhangers van het heersende bewind zijn zij godloze terroristen, voor bijna alle tegenstanders van het regime de Iraanse versie van de Rode Khmer in Cambodja. In Iran wordt gezegd: 'De misdadigers die we nu hebben, zijn onschuldige baby's vergeleken met de Mujahedeen'.

De Mujahedeen, die in de jaren zestig en zeventig shi'itische, marxistische en Derde-Wereldideeën tot één grote hutspot verwerkten, hebben altijd heilig geloofd in gewapende strijd en martelaarschap. Aanvankelijk richtte hun 'bevrijdingsoorlog' zich tegen de sjah van Iran en zijn steunpilaren, 'het wereldimperialisme en het wereldzionisme'. Zij waren enthousiaste aanhangers van Imam Khomeiny, maar tegen de alleenheerschappij van de geestelijkheid. Toen Khomeiny na de zege van de Islamitische Revolutie in 1979 de macht niet uit handen wilde geven, werden de Mujahedeen een jaar later zijn grootste vijand. In de burgeroorlog die volgde pleegden de Mujahedeen spectaculaire moord- en bomaanslagen, waarbij veel Iraanse burgers om het leven kwamen. De niet aflatende propaganda van de overheid dat zij 'terroristen' en 'hypocrieten' zijn, is dan ook bij de Iraanse publieke opinie aangeslagen. Temeer omdat het wèl duidelijk is tegen wíe, maar niet waarvóór zij strijden, behalve het aan de macht brengen van hun Leider Massoud Rajavi.

Het regime reageerde op hun aanslagen met een terreurcampagne van ongekende omvang: vele duizenden strijders en sympathisanten van de Mujahedeen werden na schijnprocessen ter dood gebracht. Al deze 'martelaren' waren uitermate geschikt om buiten Iran sympathie voor de Mujahedeen te kweken. In 1981 vluchtte Rajavi naar Frankrijk, waar hij de Mujahedeen en diverse linkse groepen bijeenbracht in één overkoepelende organisatie, de Nationale Verzetsraad. Maar hij bleek tot geen enkele samenwerking in staat met mensen of partijen die niet voor honderd procent zijn mening onderschreven. Uiteindelijk bleef hij alleen achter in de Nationale Verzetsraad, die nog steeds een bundeling heet te zijn van de oppositie. Al in 1981 sprak Rajavi in een vraaggesprek met deze krant voortdurend over 'ik' als hij Iran bedoelde. Binnen zijn organisatie heerste hij als een dictator. Naar buiten toe presenteerde hij zich als het democratische alternatief voor Khomeiny. Daarvoor had hij echter de steun nodig van al die imperialistische krachten die hij zo lang verfoeid had. Dus zwoeren de Mujahedeen Khalq stilzwijgend hun revolutionaire en marxistische theorieën af. Blijkens hun voortreffelijk geoliede reclamecampagnes in het Westen waren zij nu aanhangers van liberale en democratische beginselen, hoewel zij op hun bijeenkomsten in Irak nog steeds 'Dood aan Amerika' bleven roepen. Die uiterlijke ommezwaai ging heel gemakkelijk. Het Westen haatte en vreesde de Islamitische Republiek als de pest. Dus kregen de Mujahedeen als aartsvijand van dat regime alle sympathie van het Europees Parlement en van de parlementen in West-Europa en de VS. Ook konden zij op grote financiële steun rekenen van de Golfstaten, Irak en waarschijnlijk ook van de CIA. In Iran ging het minder voorspoedig. Daar zag men Rajavi's beslissing van 1983 om in het heetst van de oorlog met Irak nauwe banden met Saddam Hussein aan te knopen als landverraad. Hij maakte het er niet beter op, toen hij drie jaar later met ongeveer duizend aanhangers naar Irak verhuisde, waar hij geld, tanks, kazernes en bases van Saddam kreeg voor zijn Nationaal Bevrijdingsleger. Militair stelde dat leger weinig voor, politiek werd het voor Saddams propaganda gebruikt en sociaal leefden de Mujahedeen in Irak afgezonderd van de buitenwereld. Dat laatste kwam Rajavi heel goed uit. Want zo kon hij zijn organisatie veranderen in een sekte, die nu nog maar één doel voor ogen heeft: de aanhangers en uiteindelijk alle Iraniërs tot schaduwen te maken van hemzelf.

NRC Webpagina's
3 JULI 1999

Archief
Zaterdags Bijvoegsel



( a d v e r t e n t i e s )
WNF - Investeerin de natuur
Playboy - Alles wat mannen boeit
Centraal Beheer - Vraag vrijblijven een offerte aan

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)