|
|
|
NIEUWSSELECTIE Dossier Kosovo
|
'Sommigen kauwden uit honger op hun kleren'
GLOGOVAC, 18 JUNI. Het duurde tien dagen voordat Merushe Shala (30) dood was. Ze was gewond geraakt toen ze met haar drie kinderen de bergen in vluchtte. Een kogel had haar getroffen in haar zij. Ze was niet de eerste en ook niet de enige gewonde die doodging in de bergen bij Glogovac, een dorp zo'n dertig kilometer ten westen van Pristina. Maar van Merushe Shala weten de andere vluchtelingen nog precies hoe lang het duurde voordat ze stierf. Omdat ze zo schreeuwde, en omdat haar kinderen naast haar zaten. Nexhmedin Morina (14) zag dat vluchtelingen bladeren plukten en gaar kookten op een vuurtje. Zelfs zijn beste vriend Avni at ervan. Nexhmedin zelf kon het niet. Bladeren. Hij knoopte een trui strak om zijn buik, dat hielp tegen de pijn, de kramp van de honger. "Er waren jongens", zegt Xhavit Shurdhiqi (26), "die gek werden. Ze kauwden op hun kleren." Volgens de vluchtelingenorganisatie UNHCR hielden ruim twintigduizend Albanese vluchtelingen zich schuil in de bergen bij Glogovac, in het midden van Kosovo. Bijna drie maanden, vanaf het begin van de NAVO- aanvallen op Joegoslavië tot begin deze week. Eten hadden ze nauwelijks, en het water in de beekjes was vervuild beesten poepten erin. De vluchtelingen kookten het water voordat ze ervan dronken. Maar vooral de kinderen hadden geen zin om daarop te wachten, ze dronken stiekem uit de beek. En als de politie in de buurt was, kon er geen vuur worden gestookt. Nexhmedin Morina: "We werden allemaal ziek. Ikzelf maar vijf dagen. Ik kon niet meer lopen." Maar er moest gelopen worden. De vluchtelingen probeerden uit handen te blijven van de politie en het leger. Er werd voortdurend op ze gejaagd. Een dag nadat de Navo was begonnen met de bombardementen vluchtte Nexhemedin Morina de berg op. Met zijn ouders, zijn vier broers en drie zussen, en andere inwoners van het dorp Dobrosevc. Er werd die dag zwaar gevochten tussen het UÇK en Servische militairen en politie, een blindganger had een jongetje van zes in zijn hoofd geraakt. In paniek trokken de inwoners van het dorp de bergen in. De vluchtelingen konden niet anders dan in de buurt van hun dorp blijven: in de kelders lagen zakken meel. Af en toe ging een van de mannen 's nachts terug om zo'n zak te halen. Van water en meel maakten de vluchtelingen brood. Rahman Nikaj (60) werd tijdens zo'n nachtelijke tocht gedood, zijn broer raakte gewond en ontsnapte. Een maand geleden ontdekte de politie meelzakken in een van de huizen in het dorp en goot er shampoo in. Dat merkten de vluchtelingen pas nadat ze de zak naar boven hadden gedragen. Een paar dagen lang was er niets te eten. Soldaten van het Kosovo bevrijdingsleger UÇK die ook in de bergen zaten, brachten nieuwe zakken meel. Het UÇK hield de vluchtelingen ook op de hoogte van het nieuws over Kosovo. Van hen hoorden ze over het akkoord tussen de Navo en Belgrado. Sinds afgelopen dinsdag beginnen de vluchtelingen terug te keren naar hun dorpen. Op die dag trokken politie-eenheden, militairen en para- militairen zich terug uit het gebied rond Glogovac. Drie terugkerende vluchtelingen uit de bergen liepen op een mijn. Arsime Avduli (17) zag hoe zijn vader, die voor hem de berg af liep, een voet kwijtraakte. Niet ver van het dorp Dobrosevc waar Arsime nu weer woont. Hij wijst op een boom die een alleen nog in de top takken en bladeren heeft. Daar was de explosie. Inwoners van een dorp verder, Stara Cikatova, keerden begin april al terug naar hun huizen. Ze hadden al een paar dagen geen granaat meer horen ontploffen. De politie was zelfs langsgeweest om te zeggen dat ze rustig in het dorp konden blijven, er zou hen niets overkomen. Op 16 april, zegt Aslan Morina (18), kwam er opnieuw politie. Huizen werden doorzocht. De politiemannen vertelden dat drie van hun collega's waren vermoord. De volgende ochtend om zes uur kwamen de paramilitairen. Ze dreven de inwoners van een paar huizen samen voor de boerderij waar Aslan Morina woonde met zijn familie. Mannen en vrouwen werden van elkaar gescheiden. Aslan hield zich schuil achter de groep vrouwen. De mannen werden, vertelt hij, meegenomen naar het huis aan de overkant van de weg, het huis van een neef, Sedy Morina. Daar werden ze tegen de muur gezet en doodgeschoten. Het huis werd daarna in puin geschoten, maar in een deel van de muur zijn nog diepe kogelgaten te zien. De vrouwen werden naar de grens met Macedonië gebracht. In de vluchtelingenkampen vertelden ze wat er in hun dorp was gebeurd. Volgens getuigen werden er in ieder geval drieëntwintig leden van de Morina-familie vermoord, zes worden er nog vermist. Kort voordat de Servische politie-eenheden zich terugtrokken uit het gebied zouden de lijken uit een massagraf zijn gehaald en begraven op de begraafplaats van het dorp, naast de school. Daar liggen nu zestig, verse graven. Volgens getuigen liggen er ook lijken van andere slachtingen die zijn aangericht in de buurt van Glogovac. De UNHCR is nog niet in de kleine dorpen bij Glogovac geweest. De weg is, door de mijnen, nog te gevaarlijk. De teruggekeerde vluchtelingen hebben nu nauwelijks méér te eten dan in de bergen. Ze bakken brood zoals ze dat in de bergen deden, ze eten maïskolven. Hun vee is weggelopen, dood of ziek. "Maar we hebben nu rust," zegt Azem Avduli (40) uit Dobrosevc. "De oorlog is voorbij."
|
NRC Webpagina's
18 JUNI 1999
|
Bovenkant pagina |