|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
'School mag zich niet verstoppen'
DEN HAAG, 20 MEI. Hij vindt dat de Onderwijsinspectie het nu maar eens hardop moet zeggen: het gaat slecht met allochtone leerlingen in Nederland. Niet alleen op de 'zwarte' scholen, waar ruim zeventig procent van de kinderen buitenlandse ouders heeft, maar ook op gewone basisscholen, middelbare scholen en middelbare beroepsopleidingen in de provincie. Inspecteur Generaal Ferdinand Mertens: "Het is de hoogste tijd dat alle scholen zich voor deze groep gaan inspannen, scholen die falen mogen zich niet meer verstoppen." De cijfers in het jaarlijkse Onderwijsverslag dat gisteren verscheen, liegen er niet om: 7,5 procent van alle middelbare scholieren is allochtoon maar slechts 4,3 procent van de Havo-leerlingen is dat, en op het VWO maar 2,8 procent. Op die schooltypes halen ze bovendien lagere cijfers dan autochtonen en zakken ze relatief vaker voor het examen. Eén oorzaak is dat veel basisscholen tekortschieten. Zo stemt nog geen derde van de scholen haar lessen tussen opeenvolgende klassen op elkaar af. Verder daagt eenderde van de leraren de kinderen te weinig uit. Mertens: "Natuurlijk is er niet één recept voor het verkleinen van de achterstand van allochtone kinderen - we bepleiten geen dogma's - maar een school moet er ten minste over nadenken. Leraren klagen vaak: 'de Inspectie verwerpt ouderwets klassikaal onderwijs terwijl dat misschien goed is voor allochtone leerlingen'. Maar wij verwerpen niets, mits er reflectie is over het effect van een methode. En die reflectie ontbreekt vaak." Falende scholen zijn geen taboe meer bij de Onderwijsinspectie. Mertens onderscheidt zelfs drie soorten schoolleiders: zij die het goed doen, scholen die met wat steun het gemiddelde niveau kunnen handhaven en schoolleiders die met de handen in het haar zitten. "Zij zien de omstandigheden steeds zwaarder worden op hun school en hebben het gevoel dat ze dweilen met de kraan open." De overdracht van de christelijke basisschool Havelterberg aan het gemeentebestuur van Meppel vorig jaar beschouwt Mertens als precedent. Dat bestuur had jarenlang gefaald om de vele asielzoekerskinderen goed te onderwijzen. "We stellen jaarlijks van honderden scholen een diagnose, dus een schoolleider kan niet zeggen dat hij niet wist dat het slecht ging. Scholen zijn voor ouders geen black box meer." Eenmaal geconfronteerd met de analyse moet het bestuur ingrijpen, vindt Mertens. De Inspectie kan het roer niet zelf overnemen, omdat zij dan niet meer geloofwaardig is in haar rol van toezichthouder. Dus wie kan namens het bestuur een schoolleiding bijsturen? In Engeland besteedt New Labour voor het eerst de leiding van slechte openbare scholen uit aan particuliere bedrijven. Zo'n vaart zal het hier niet lopen, maar een aantal mogelijkheden tot ingrijpen ziet Mertens wel. Slechte scholen aan de schandpaal nagelen waardoor ze een natuurlijke dood zouden kunnen sterven, zoals in Engeland ook gebeurt, is in elk geval geen optie. "Daar heeft niemand wat aan. Leraren verliezen hun baan en de kinderen die in zo'n buurt wonen, moeten toch ergens les krijgen." Meer vertrouwen heeft Mertens in 'deskundige buitenstaanders', zoals de 'schoolbegeleidingsdiensten' die veelal bestaan uit oud-onderwijzers, pedagogen en onderwijskundigen. Als het schoolbestuur zelf tekortschiet, zouden de landelijke schoolbesturen andere bestuurders kunnen inschakelen. Na de diagnose 'zwak' van de inspecteur moet het bestuur een 'plan van aanpak' opstellen dat de inspectie moet goedkeuren. Hoe zwakker de school, des te groter haar recht wordt op financiële steun om bijvoorbeeld zo'n begeleidingsdienst in te schakelen. "Ik wil geen vast model hiervoor ontwikkelen omdat de kans groot is dat te veel scholen dan op zo'n potje afkomen. Zo van: 'Wij zijn ook zielig'." Zijn de resultaten binnen twee jaar niet verbeterd, dan zal de inspectie de minister adviseren om in te grijpen. Veel meer scholen zullen dan aan het scenario-Havelterberg moeten geloven.
|
NRC Webpagina's
20 MEI 1999
( a d v e r t e n t i e s )
Domicilie,
|
Bovenkant pagina |