|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
'Ik schiet niet graag, maar bevel is bevel'
KRUENG GUEKUEH, 7 MEI. Achter het huis op de weg naar de raketbasis liggen twee hopen as. Tegen de muur is een man doodgeschoten. Op het pleisterwerk is een handafdruk van bloed te zien. Op de andere plek, meer de tuin in, is een kind doodgeschoten. Naar de lokale gewoonte heeft men vuurtjes gestookt op beide plaatsen om te voorkomen dat de geest van de overledene zal terugkeren om de nabestaanden lastig te vallen. Althans, dat verklaart een van de studenten die verderop, op de hoek van de weg naar de provinciehoofdstad Banda Atjeh, een 'communicatiepost' (posko) hebben ingericht. Afgelopen maandag had op dit kruispunt de zoveelste bloedige tragedie plaats in de geschiedenis van de Indonesische provincie Atjeh: troepen openden het vuur op een menigte en tientallen burgers kwamen om het leven. Volgens de studenten trokken enige duizenden dorpelingen maandagochtend naar de raketbasis in het regentschap Noord-Atjeh om te protesteren tegen het gewelddadige optreden van het leger, een dag eerder, tijdens huiszoekingen in het nabijgelegen dorp Cot Murong. Wat precies de reden was voor de huiszoeking is onduidelijk; volgens het leger werden vorige week twee militairen ontvoerd, van wie één afkomstig van de raketbasis, en was men naar hen op zoek. Volgens een lid van de afscheidingsbeweging Gerakan Aceh Merdeka (Beweging voor een Vrij Atjeh), Ismail Sahputra, waren de soldaten naar hém op zoek. "Ik weet niets van verdwenen soldaten. Bovendien vroegen de militairen naar mijn naam." Volgens Ismail zochten de soldaten hem nadat hij op zaterdag in Cot Murong een 'voorlichtingsbijeenkomst' had georganiseerd namens de afscheidingsbeweging. "Het leger zegt dat ik een provocateur ben, dat ik de mensen heb opgestookt. Maar ik heb de dorpelingen alleen informatie gegeven over onze geschiedenis. Over hoe wij eerst werden gedood door de Hollanders en nu door de Javanen." Toen de menigte zich verzamelde in Krueng Geukeuh verscheen een aantal militaire vrachtwagens van het 113de infanteriebataljon dat gelegerd is in de nabijgelegen stad Lhokseumawe. Omstreeks één uur 's middags arriveerde, volgens de studenten, een vrachtwagen met manschappen van de raketbasis. Deze soldaten zouden begonnen zijn met het gooien van stenen in de richting van de dorpelingen. Toen deze teruggooiden, werd het vuur geopend. Het schieten hield zeker een uur aan. Het asfalt op de weg naar de raketbasis is nog steeds met bloed bevlekt. In het huis tegenover de woning waar een man en een kind werden gedood, bevinden zich twee jonge moeders, meisjes nog, een met een peuter op de arm. De 40 dagen oude baby van het meisje hangt in een selendang (draagdoek) aan een bamboestok. Er zijn geen mannen in huis. "Die zijn allemaal gevlucht", zegt een van de meisjes. Het huis is geheel opgetrokken uit hout en bamboe, alleen de trap naar de voordeur is van beton. Omstanders tonen kogelgaten in de houten wanden. Een kogel is dwars door twee wanden gegaan. "Wij lagen hier allemaal op de grond toen het schieten begon", zegt de moeder van de baby. "Mijn zusje zat hier." Ze wijst op een plek in de hoek van de slaapkamer. Dat is de plaats waar haar zus door de kogel werd gedood. De bupati (regent, districtsbestuurder) van Noord-Atjeh, Tarmizi Karim, leunt met gesloten ogen achterover in zijn lederen fauteuil en kreunt. "Natuurlijk is het vreselijk wat er is gebeurd", zegt hij dan. "Er komt een onderzoek om te achterhalen wie er precies verantwoordelijk is voor deze schietpartij." Karim maakt een jeugdige indruk. Hij is pas vorig jaar, na de machtswisseling in Jakarta, aangesteld als regent. "Ik ben hier 35 kilometer vandaan geboren. Mijn hele familie woont in deze streek. Ik weet welke problemen de mensen hebben. We moeten proberen deze schok te verwerken." Karim heeft als hoofd van het burgerlijk bestuur de militaire commandant van het district niet ter verantwoording geroepen na het incident. Zo liggen de verhoudingen nu eenmaal niet. Er komt een onderzoek. De militaire commandant kolonel Johnny Wahab heeft verklaard dat zijn manschappen pas schoten toen zij door leden van de afscheidingsbeweging onder vuur werden genomen. Voor leden van de pers staat er als bewijs een militaire vrachtwagen die doorzeefd is met kogels. Dat bij het incident geen slachtoffers zijn gevallen aan de kant van het leger doet velen twijfelen aan deze versie. Vanochtend arriveerden troepen van de oproerpolitie op het vliegveld van Lhokseumawe. Lokale manschappen waren aanwezig om het konvooi te begeleiden. Velen hebben rode hoofddoeken om of rode lintjes om hun geweerloop gebonden. Een van hen, zelf afkomstig uit West-Atjeh, vertelt dat de kleur rood betekent dat hun wapens met scherpe patronen zijn geladen en dat zij er niet voor terugdeinzen het wapen te gebruiken. "Afgelopen maandag was ik er ook bij. Ik schiet niet graag op mijn eigen mensen. Maar bevel is bevel."
|
NRC Webpagina's
7 MEI 1999
Domicilie,
|
Bovenkant pagina |