U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
   C U L T U R E E L   S U P P L E M E N T
Pensioendesk - Doe de Pensioencheck
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORT NIEUWS  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

'Pulp Friction: de verbeelding en de macht' werd op 25 maart uitgesproken door Hans Beerekamp als gastdocent filmkritiek aan de letterenfaculteit van de Rijksuniversiteit Groningen.

Illustratie Olivia 

Ettema

Dit jaar schreef Annemieke Hendriks in De Groene een beschouwing over het moralisme in de huidige Nederlandse filmkritiek. Zij betrok daarin de stelling dat kunstcritici zich zouden moeten onthouden van morele beoordelingen. Op grond van enkele citaten uit door mij geschreven recensies concludeert Hendriks dat ik weliswaar een van de grootste moralisten ben onder de Nederlandse filmcritici, maar dat ik tenminste duidelijk onderscheid maak tussen morele en esthetische uitspraken. Het meest ergert de auteur zich aan critici die esthetische argumenten aanvoeren om moralistische vonnissen te verhullen.

Ik ben het oneens met de stelling dat een filmcriticus (maar ook een recensent van literatuur, theater of beeldende kunst) zijn eigen maatschappelijke, politieke, ethische of levensbeschouwelijke opvattingen niet zou mogen betrekken in de beoordeling. Dat is namelijk onmogelijk, want waardenvrije kunstkritiek bestaat evenmin als waardenvrije kunst. Wel deel ik Hendriks' mening dat het netjes is, als de criticus zijn waarden bij de naam noemt en niet wat schoon en goed is, of lelijk en slecht, op één hoop gooit. De door Hendriks aangehaalde voorbeelden van dominee-achtige Nederlandse filmrecensies overtuigen me minder. Zeker niet, wanneer je de huidige filmcritici vergelijkt met hun voorgangers van voor de grote ontzuiling, die de taak hadden om films voor te proeven voor leden van de eigen parochie.

De traditie van de Nederlandse filmbeschouwing is doortrokken van angst voor het nieuwe medium. Het overwegend calvinistische karakter van de Nederlandse samenleving zal zeker een rol hebben gespeeld bij het wantrouwen jegens de bewegende beelden, maar overal ter wereld heeft de film lang moeten knokken om zich te bewijzen als kunstvorm. Ook verlichte voorvechters van de opvatting dat er zoiets als filmkunst bestaat, bij voorbeeld Menno ter Braak en zijn makkers in de Filmliga, maakten een streng onderscheid tussen de vermaaksindustrie en de echte filmkunst. Ter Braak organiseerde in de jaren twintig fluitbrigades, die in het Amsterdamse Tuschinskitheater voorstellingen van verwerpelijke Hollywoodfilms trachtten te verstoren, uit protest tegen deze corruptie van de goede smaak.

Deze vermeende tegenstelling tussen goede filmkunst en slecht filmvermaak heeft in Nederland langer dan elders het debat, en dus ook de filmkritiek, gedomineerd. De beweging van het Vrije Circuit, de opkomst van de filmhuizen en het verzet tegen het monopolie van de Nederlandse Bioscoopbond in de jaren zeventig was in feite niets anders dan een voortzetting van de Filmliga-opvattingen uit de jaren twintig. Ik begon in de jaren zeventig intensief naar films te kijken, en zette mijzelf aanvankelijk op een strikt dieet van Italiaanse, Franse en Zweedse kunstfilms, aangevuld met verantwoorde, min of meer de tegencultuur representerende Amerikaanse films als Easy Rider en The Graduate. Pas later ontdekte ik dat filmkunst niet alleen filmkunst is, wanneer er het stempel filmkunst op staat. Ik ontdekte Alfred Hitchcock, Clint Eastwood, Fred Astaire en Ernst Lubitsch, om maar een paar vrienden te noemen die zichzelf geen kunstenaar noemden, en me toch de rillingen over het lijf joegen. Die ontdekking was niet uniek, want in de jaren vijftig hadden de filmcritici van de Cahiers du Cinéma, onder wie Truffaut en Godard, al hun eigenwijze pantheon van Amerikaanse auteurs van B-films opgesteld, maar die erkenning van pulp als bron van vreugde en bewondering leek nauwelijks richtinggevend te zijn voor de jonge Turken van de Nederlandse filmhuisbeweging. Ik begon de term 'filmkunst' te haten, en beantwoordde eens doldriest de vraag of film kunst is met de boutade: 'Gelukkig niet altijd!'. De nieuwe generatie filmcritici, die Huub Bals alleen kennen als de naamgever van een fonds dat filmmakers uit ontwikkelingslanden ondersteunt, vragen zich zelden meer af of film kunst is. Film ressorteert bij dagbladen onder de kunstredactie, net als rockmuziek, cabaret en theaterproducties van Joop van den Ende. Begrippen als 'kleinkunst' of 'lichte muziek' worden weinig meer vernomen. Wel wordt er nog wel eens gesproken over 'hoge en lage cultuur', vooral door culturele beleidsambtenaren die vinden dat kunstuitingen alleen subsidie verdienen, wanneer ze zich beijveren om een breed publiek aan te spreken. Kunstenaars verplichten tot populariteit zou natuurlijk een absurd dwaalspoor zijn, dat de wereld op z'n kop zet; de vooronderstelling is nogal ouderwets, namelijk dat er twee soorten cultuur zouden bestaan. Dat de lage nu in hoger aanzien staat dan de hoge doet niets af aan de onzinnigheid van die dichotomie.

Een van mijn lievelingsfilms is Pulp Fiction van Quentin Tarantino. Ik hoef dit publiek natuurlijk niet te vertellen dat Tarantino films heeft leren kijken als employé van een videotheek en dat zijn daar ontwikkelde eclectische, cinefiele smaak een breed spectrum van helden koestert, van obscure regisseurs van kung fu-films tot Fassbinder, maar toch vooral pulp-auteurs. Het succes van Pulp Fiction in 1994 markeerde in mijn ogen een soort breekpunt in de opvattingen over film, die wellicht samenhangt met een generatiewisseling, ook in de filmkritiek. Wie film ziet als een middel om ideeën over te brengen of bij voorbeeld om literatuur toegankelijk te maken voor een breder publiek, zoals af en toe nog wel eens beweerd wordt in debatten over de zin van boekverfilmingen, zal aan Pulp Fiction weinig plezier kunnen beleven. Het enige idee dat Tarantino over wil brengen is dat film, vooral de niet- kunstzinnige, dus in zekere zin zuivere film, een eindeloze inspiratiebron is voor andere films. Film verwijst alleen maar naar film, en een beetje naar popmuziek, misdaadliteratuur, hamburgerrestaurants en andere cultuuruitingen die de geuzennaam 'pulp' verdienen. Die opvatting, die je postmodern zou kunnen noemen, moet frictie veroorzaken bij al diegenen die film au fond wantrouwen, als er geen hoger doel mee nagestreefd wordt. Het immense plezier dat ik elke keer weer aan Pulp Fiction beleef, neemt niet weg dat ik het maatschappelijke gevaar erken van Tarantino's ironische trivialisering van geweld - als ik heel eerlijk ben, geloof ik dat geweld met een knipoog het meest drempelverlagende effect heeft voor potentiële navolgers - en me zelfs kan verplaatsen in de opvatting dat een vorm van cultuur die alleen nog maar naar zichzelf verwijst aan narcisme lijdt.

Lees verder

NRC Webpagina's
26 MAART 1999



( a d v e r t e n t i e s )
Primafoon - Volop voorjaarsvoordeel

QuickNet - Why wait ...

Domicilie Cover

Domicilie,
voor wie zich vestigt
in het buitenland.

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)