M E D I A
|
NIEUWSSELECTIE
|
Motivering over opeisen beelden onder de maat
Door onze redacteur F. KUITENBROUWER
AMSTERDAM, 22 JAN. De rechtbank in Amsterdam heeft ogenschijnlijk een fraai Salomonsoordeel uitgesproken over beeldmateriaal van recente rellen in de hoofdstad dat politie en justitie in beslag namen bij de zender SBS6. Beelden van onlusten tussen Marokkaanse jongeren en de politie in de Indische buurt moeten worden teruggegeven. Beelden van een gewelddadige botsing tussen demonstranten en politie bij het Ameri[- ]kaanse consultaat konden wel worden geconfisqueerd. Het verschil: in dit laatste geval werden twee agenten gewond door straatstenen die naar hen werden gegooid. De ernst van het feit geeft dus de doorslag bij de vraag of journalistiek beeldmateriaal speciale bescherming verdient. Dat is een serieus te nemen belang: als journalisten op straat gaan gelden als verlengstuk van politie en justitie heeft dat een verkillende werking op de vrijheid van nieuwsgaring. Dit doet af aan de rol van de media als 'waakhond' in de samenleving, zoals het werd uitgedrukt in een baanbrekende uitspraak van het Europese Hof begin 1996. Deze uitspraak laat open dat zich omstandigheden voordoen die tóch nopen tot afgifte. Het ,,zwaarwegende belang'' van de informatievrijheid, zoals de Hoge Raad het heeft genoemd, staat daarbij echter voorop. Politie en justitie moeten met andere woorden een nóg zwaarderwegend belang bij inbeslagneming kunnen aantonen. De moeilijkheid is dat het belang van berichtgeving - en daarmee de noodzaak van bescherming van journalistiek materiaal - ook toeneemt naarmate het om ernstiger zaken gaat. In Nederland deed zich na de oorlog een zaak voor over de geheime notulen van Linggadjati die werden gelekt naar de pers. Het kon bijna niet anders of er was sprake van een serieuze schending van ambtsgeheim. Een beroep op bronbescherming van de betrokken journalist werd afgewezen, al betrof het informatie die wezenlijk was voor het publieke debat. Het is juist aan dit soort automatisme dat de Straatsburgse uitspraak een eind wil maken. Terughoudendheid is niet eenvoudig voor de rechtspraak, want met name strafrechters hebben de beroepshouding dat zoveel mogelijk feiten op hun tafel moeten komen. Dat is begrijpelijk maar stelt wel extra eisen aan de motivering. Het Amsterdamse vonnis stelt wat dit betreft teleur. De rechtbank zegt dat verscheidene pogingen tot zware mishandeling zonder meer een inbreuk op de vrije nieuwsgaring wettigen. Op deze manier is echter iedere beeldjournalist bij een uit de hand gelopen rel vogelvrij. Zeker nu het vonnis vaststelt dat het (gelukkig) is gebleven bij een poging tot mishandeling. Dit soort automatisme moet op grond van de uitspraken van het Europese Hof en onze Hoge Raad juist worden doorbroken. Dient niet op zijn minst vast te staan dat het gepleegde geweld volstrekt buitensporig was in het licht van ervaringen met uit de hand gelopen demonstraties? Behalve een doorslaggevend belang bij afgifte van beeldmateriaal is nog een tweede voorwaarde van belang. De overheid dient ,,duidelijk te maken dat de gewenste informatie niet met alternatieve middelen kon worden verkregen'', zoals het in Amerika is geformuleerd. Ook hier stelt de motivering van het vonnis teleur. De rechtbank beperkt zich tot de vaststelling dat het openbaar ministerie nagenoeg geen ander bewijsmateriaal over de rellen heeft dan wat mogelijk uit het beeldmateriaal kan worden gehaald. Dat zal waar zijn, maar de werkelijke vraag is of politie en justitie deze bewijsnood niet zelf hadden kunnen voorkomen. Het is een geenszins denkbeeldig risico dat dit soort demonstraties uit de hand lopen - in 1991 is er zelfs tot aan de Hoge Raad aan toe over geprocedeerd in verband met videomateriaal van de media. De Amsterdamse politie zette in december wel gehelmde ruiters in, maar geen cameralieden. Daar wordt nu aan gewerkt, zo is naar aanleiding van de jongste rellen meegedeeld. Dat is rijkelijk laat en voor de SBS-zaak beneden de maat.
|
NRC Webpagina's
22 JANUARI 1999
|
Bovenkant pagina |