U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    R A D I O  &   T E L E V I S I E  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORTE BERICHTEN  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

S e l e c t i e


Televisie

Radio

O O G   I N   O O G :
De taal van gestaalde kaders

FRITS ABRAHAMS
Mannen van de avond waren, uit het oogpunt van onverzettelijkheid, Roel Walraven en Phil Toosey.

Ik verklaar mij nader. Walraven, ex-wethouder van de CPN in Amsterdam, bleek bij Paul Witteman niets te voelen voor een mea culpa tegenover Bolkestein en de rest van het Nederlandse volk. Toosey was, zoals uit een Engelse documentaire bij de AVRO bleek, in de Tweede Wereldoorlog de commandant van een Brits detachement die bij de aanleg van bruggen over de Kwai weigerde te collaboreren met de Japanners.

,,Bent u nog steeds overtuigd communist?'', vroeg Witteman. ,,Jazeker'', zei Walraven. ,,Pardon?'' zei Witteman verbouwereerd. Walraven vond het nieuwe boek van Bolkestein over communisten 'een oliebollenboek': ,,Veel lucht, weinig krenten.'' Rekenschap afleggen, zoals Bolkestein eist? Walraven: ,,De geschiedenis van de CPN geeft Bolkestein niet het recht de CPN met de NSB te vergelijken (...) De CPN heeft de belangen van Nederland en van de Nederlandse arbeiders verdedigd en hoeft daarvoor geen verantwoording af te leggen, en zeker niet aan Bolkestein.''

Marcus Bakker hoorden we in de verte goedkeurend knorren: dit was de taal van de gestaalde kaders. Het staal is niet langer roestvrij, maar de geest is nog ongebroken. De twee geciteerde zinnen bevatten weliswaar een onjuistheid (Bolkestein heeft geen vergelijking met de NSB gemaakt) en een irrelevantie (wat hebben die arbeiders er nou mee te maken?), maar dat dondert niet: zó kennen we de jongens en de meisjes van de CPN van weleer.

Toch zat ik met meer plezier naar Walraven te luisteren dan naar de andere twee ex-CPN'ers, André Roelofs en Constant Vecht, die zich wél uitputten in verklaringen en verontschuldigingen. Het zal wel komen doordat ik een aversie heb tegen afgedwongen excuses. Altijd gehad. Ik heb er nooit in geloofd. Je vader die je beval: ,,Zeg je moeder dat het je spijt.'' De hoofdonderwijzer: ,,Maak je excuses bij de meester.'' De rechter tegen de dader: ,,Heeft u er nu spijt van?''

Je maakt tandenknarsend je gang naar Canossa, en nooit meen je er iets van. Excuses maken, spijt betuigen, rekenschap afleggen - het zijn zinloze rituelen als ze met een soort morele chantage worden afgedwongen. Het moet spontaan en met overtuiging gebeuren, en anders maar liever niet.

Het is veel onthullender om mensen aan te horen die hun wangedrag blijven verdedigen en verdoezelen. In de documentaire over de gebeurtenissen bij de Kwai zaten enkele fraaie exponenten van dergelijk gedrag. Er was de Japanse commandant Sakano, berucht om zijn afranselingen, die veertig jaar later desgevraagd zei: ,,Slaan? Even nadenken. Dat heb ik maar één keer gedaan. Een gevangene begon met me te vechten.'' En die Japanse commandant die over het grote aantal slachtoffers onder de krijgsgevangenen zei: ,,Ik begrijp het niet. Ze werkten toch onder dezelfde condities als wij.''

Als je dat hoort, begrijp je weer waarom ze mensen konden onderdrukken.

Wat de documentaire over de brug bij de Kwai verder zo boeiend maakte, was de discrepantie tussen de mythe in de beroemde speelfilm The Bridge on the River Kwai en de werkelijkheid ter plaatse. Toosey bleek niet, zoals Alec Guinness in de film, een half collaborerende monomaan te zijn geweest die er een eer in stelde om de Japanners aan een mooie brug te helpen.

De échte Toosey, na de oorlog bankier geworden, heeft zich nooit in het openbaar willen verdedigen. Hij kon dat ook moeilijk omdat de filmmakers steeds hebben benadrukt dat het om fictie ging. Maar Toosey zette in 1975, vlak voor zijn dood, wél zijn verhaal op de band. Het werd ondersteund door tal van getuigenissen van mede-gevangenen. Toosey had wel degelijk alles gedaan om de bouw te saboteren (,,met witte mieren en slecht cement'') en hij hoefde de Japanners helemaal niet te helpen met technische adviezen, ,,want hun ingenieurs waren uiterst bekwaam''. (In de film waren het technische analfabeten die nog geen spijker in de muur konden krijgen.)

Maar geen kwaad woord verder over die film: ik heb er als jongen enorm van genoten, en ik ben niet van plan daarvoor mijn excuses aan te bieden.

NRC Webpagina's
14 JANUARI 1998


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)