U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    A C H T E R P A G I N A  
NIEUWS   | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORTE BERICHTEN  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

Hoe groot is de kans dat hier volgend jaar iemand wordt gelyncht?

Buurten waken zelf over de openbare orde

H.J.A. HOFLAND
Straatgeweld kan de aanvaller het leven gaan kosten We hebben het zelf gewild: geen overheid meer die de lakens uitdeelt zoals in de jaren vijftig maar één wier greep op processen in de samenleving losser is geworden. De keerzijde is dat diezelfde overheid in eerste instantie het antwoord schuldig blijft wanneer ontwikkelingen uit de hand lopen. Dan blijkt dat de burger niet met zich laat spotten, aldus H.J.A. Hofland.

Er is een moord gepleegd. Vier jongemannen die na het zien van een film nog een paar cafés hadden aangedaan, kortom een avondje waren gaan 'stappen', liepen een onbekende tegen het lijf. Deze had het ongeluk dat zijn gezicht het viertal niet beviel. Na een paar beledigingen volgden de eerste klappen. De man met het verkeerde gezicht, beseffend wat hem boven het hoofd hing, probeerde weg te rennen. Hij struikelde, viel en werd op de vlucht doodgetrapt. Er waren geen omstanders sterk, moedig of roekeloos genoeg om het slachtoffer bijtijds te helpen. Er waren wel getuigen. De signalementen waren duidelijk genoeg om de vier te kunnen arresteren. Ook al omdat meer van dit soort misdaden waren begaan, maakten de media veel werk van deze moord. Onder het publiek ontstond grote verontwaardiging.

Toen de beroering was weggeëbd, begon het proces van de objectieve nabeschouwingen en intussen was ook de rechtsgang in werking getreden. In de film die het viertal had gezien was nogal wat geweld verwerkt. Maar psychologen hadden bewezen dat het kijken naar een geweldsfilm niet noodzakelijk tot gewelddadig gedrag leidt. In sommige kranten werd opnieuw vastgesteld dat het 'op straat steeds onveiliger' werd. Maar statistici wisten aan te tonen dat juist het tegendeel het geval was. Het onthutste deel van de burgerij vroeg zich af waar het naar toe moest. Maar historici verklaarden dat dit soort geweld van alle tijden is. De verontwaardigden eisten de strengste straffen. Maar criminologen en reclasseerders wisten dat die vaak averechtse gevolgen hebben. Velen hadden verondersteld dat de vier verdachten doortrapte vechtersbazen waren. Maar nader onderzoek leerde dat hier overigens onberispelijke jongelui aan het werk waren geweest, die zelf niets van hun daad begrepen.

Toen het proces begon, bleek dat dankzij de signalementen wel de juiste verdachten voor de rechter stonden, maar geen getuige had de tijd genomen om zorgvuldig te volgen wie welke handeling voor zijn rekening had genomen, zodat de vraag naar de dodelijke trap onbeantwoord moest blijven. Gebrek aan voldoende bewijs voor het zwaarste misdrijf leidde ertoe dat de eisen veel lichter uitvielen dan die waarop het volk in zijn aanvankelijke verontwaardiging had gerekend. Zo ontstond een afgrond tussen wat een 'algemeen rechtsgevoel' heet en wat in een beschaafd land als de voorgeschreven rechtsgang wordt beschouwd.

Het geval dat ik hierboven heb beschreven is verzonnen; althans, het is een collage van ware gebeurtenissen. Het is dus niet fictief; het is een 'model', een opeenvolging van gebeurtenissen zoals die zich zou kùnnen voltrekken. Allerlei variaties zijn mogelijk, zoals op een thema in de muziek. Om een andere variatie te noemen: in het televisieprogramma Netwerk werd onlangs een filmpje vertoond, opgenomen door een amateur die toevallig met zijn camera onderweg was. Hij had, misschien wel met doodsverachting, vastgelegd hoe een echtpaar op een winkelavond door een paar straatterroristen werd geprovoceerd, tegen de grond gewerkt, getrapt en zoals het heet 'in elkaar geslagen'. Voor de aanvallers waren ze in geen enkel opzicht partij; de vrouw lag weerloos op de grond en moest in die toestand de rest van de agressie incasseren. Later is ze door Netwerk op haar ziekbed gefilmd, diep geschokt. Afgezien daarvan hebben beiden het er betrekkelijk onbeschadigd vanaf gebracht. Er was geen minuut stilte nodig. Het gruwelijke filmpje heeft verhoudingsgewijs weinig opzien gebaard. De daders zijn intussen veroordeeld tot 120 uur dienstverlening en een flinke geldboete. Over hun mate van fatsoen buiten hun stapavondjes is niets bekend geworden. Andere variaties, teruggaand tot 1984, heb ik genoemd in mijn column op 24 september van dit jaar.

Omdat Nederland een beschaafd land is en wij, op een uitzondering na die ik op een promillage schat, onze vorm van geciviliseerd zijn willen bewaren, geven wij de vijanden van onze rechtsorde, de tijdelijke vijanden, de vijanden met verzachtende omstandigheden en de vijanden die we door gebrek aan bewijs niet als zodanig kunnen ontmaskeren, de ruimte waarop ze krachtens de wet aanspraak maken. Dat hebben we vastgelegd en waar het niet uitdrukkelijk is geregeld, zijn er nog de ongeschreven regels, onze gewoonten.

Daardoor ontstaat een politieke tegenstelling. Want als de rechtsorde telkens weer volgens het hierboven beschreven model wordt verstoord, bestaat deze inbreuk niet meer uit een reeks van misdaden die door politie en justitie ieder op eigen waarde kunnen worden behandeld. De reeks opzichzelf, die door 'de media' en het publiek onherroepelijk ook als een reeks zal worden behandeld, is alleen al daardoor een politiek feit geworden. Aan de andere kant eist de rechtsstaat dat alle deskundigen zullen worden geraadpleegd, alle verzachtende en verzwarende omstandigheden in aanmerking worden genomen.

Tegenover het absolute resultaat van het misdrijf - de dood - staan de geschreven opvatting van het recht zoals die in de wet is vastgelegd, en onze humanitaire rechtspleging waarin de absolute tegenstelling tussen kwaad en goed wordt verworpen. Niettemin, als het plegen van zware misdrijven tot een reeks wordt zal de publieke opinie de nadruk op de reeks gaan leggen. Tegenover deze verabsoluterende zienswijze staat de rechtskundige die dan als misplaatste nuancering, onbegrijpelijke relativering zal worden ervaren. Dit is, of men wil of niet, een politieke tegenstelling.

De samenleving decentraliseert. We kunnen het een wending in de politieke beschaving noemen, een gevolg van de democratisering die het individu meer zeggenschap geeft of schijnt te geven, het verklaren uit het 'ingewikkelder worden van de maatschappij' waardoor de overheden gedwongen worden zich hier en daar terug te trekken. Soms probeert de politiek een compromis te vinden, bijvoorbeeld door nieuwe combinaties van grote bestuurlijke eenheden met kleine die voor de bewoners overzichtelijke blijven, zoals stadsprovincies met stadsdelen. In andere gevallen laat ze een groot vraagstuk oplossen door het vrije spel der maatschappelijke krachten terwijl ze doet alsof ze de touwtjes nog redelijk in handen heeft, zoals bij sommige infrastructurele projecten: Schiphol, de Hogesnelheidslijn. In al deze gevallen wordt de greep van de centrale overheid op de regulering van de verhoudingen in de samenleving losser. Dat hebben we gewild. Dat de overheid van nu zich anders gedraagt dan die van 1950 is het resultaat van een democratisch proces.

Langzamerhand is het gaan wringen. Het gedogen van softdrugs, dat gerechtvaardigd werd als een extra-legale uitbreiding van de individuele vrijheid, bleek een grondslag te kunnen zijn waarop misdadige organisaties werden gebouwd. Hoe kon men deze extra-legale vrijheid handhaven en toch de organisaties bestrijden? Het antwoord van de overheid ligt in de geruisloze salto, de backlash waarvan we nu getuige zijn. Meer coffeeshops worden dichtgetimmerd, het aantal grammen dat men in zijn bezit mag hebben is verminderd. Intussen hadden de bewoners van buurten in grote steden waar de criminaliteit het van het klein gedogen had gewonnen, de zorg voor de openbare orde zelf in handen genomen. Het Rotterdamse Spangen is daar een voorbeeld van. Drugstoeristen en handelaren werden door sterke bewoners met instemming der anderen uit de buurt verwijderd. De eerste fase van de backlash was particulier initiatief. Daarna heeft de overheid het overgenomen.

In deze krant van 24 december (Over de onmacht van de politiek) citeert Kees Versteegh prof.dr. A. Zijderveld over de verdiensten van de civil society. In Rotterdam 'gingen buurtbewoners zorg dragen voor de veiligheid van hun wijk. Ook spontane buurtacties zoals in Spangen waarbij inwoners eerst hardhandig drugsdealers en -toeristen verwijderden en vervolgens zelf drugsverslaafden uit de eigen buurt gingen opvangen, vallen in deze categorie'. Ik kan hier niet anders uit lezen dan dat de overheid zich in Spangen het geweldsmonopolie uit handen heeft laten nemen, dat dit het doel van de civil society heeft gediend en dat dit daarom onder de gegeven omstandigheden een goed voorbeeld is. In tegenstelling tot prof. Zijderveld vind ik het een slecht voorbeeld van de overheid omdat die de toestand in Spangen uit de hand heeft laten lopen, waardoor de bewoners zelf klappen moesten gaan uitdelen. Vervolgens is dit goede voorbeeld, noodgedwongen door de buurt gegeven, door de overheid gevolgd. 'De buurt' is er namelijk niet om de orde te handhaven. Dat laat ze doen door degenen die ze daarvoor betaalt. Theoretisch - en gelukkig niet praktisch - zou het interessant zijn, de vraag naar de aansprakelijkheid te stellen als de buurt een klap had uitgedeeld die fataal was aangekomen.

Het ordemodel van de buurt verschilt niet zoveel van het model dat ik hierboven heb genoemd. Ook in de buurt werd het leven op den duur voor een groot deel bepaald door een politieke tegenstelling: de ondragelijkheid van een endemisch geworden misdaad en het rechtsgevoel. Die kloof werd ten slotte overbrugd, en de overheid heeft ervan geleerd. Zo is er ook een politieke kloof tussen de als niet meer opzienbarend ervaren bedreiging met zwaar straatgeweld en het rechtsgevoel. Tot dusver heeft het publiek, daarbij geholpen door de media, geprobeerd de aansluiting volgens de normen van de civil society (beschaafde samenleving) weer tot stand te brengen via demonstraties, minuten stilte, een gedenkplaquette en bloemen. Daarmee is de publieke opinie op een beschaafde manier gemobiliseerd. Laten we hopen dat het niet incidenteel is, hoewel al die bewijzen van verontwaardiging niet anders kunnen blijven dan incidenten tegenover het onherroepelijke.

Intussen is ook op het gebied van zwaar straatgeweld een model voorstelbaar geworden dat in de verte meer doet denken aan de oplossing van Spangen. Nadat de aanvallers zich op een weerloze eenling hebben geworpen, blijkt dat het publiek niet bestaat uit mensen die van een afstand toekijken. Een passerend vechtclubje wordt overmeesterd door gevoelens van rechtvaardigheid en verontwaardiging, grijpt in, redt de aangevallene waarbij een aanvaller het leven laat. Voor het publiek is op dat ogenblik de politieke kloof door deze daad overbrugd. Later zal men beseffen dat voor het eerst sinds 1941 met instemming van het publiek in Nederland weer iemand is gelyncht.

H.J.A. Hofland is columnist van NRC Handelsblad.

Discussieer over geweld op straat in Tegenspraak.

NRC Webpagina's
31 DECEMBER 1997


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)