O P I N I E
|
NIEUWSSELECTIE
|
H O O F D A R T I K E L :
Tabaksreclame
En dan is er voor het sponsoren van Formule-1 races een overgangsperiode van acht jaar. Het wordt dus de volgende eeuw voordat daar een eind aan komt. Als dat al gebeurt, want de autosport - die zeer van tabaksgeld afhankelijk is - dreigt uit te wijken naar Azië, waar geen sprake is van sponsor- of reclameverboden. Via televisie kunnen de burgers van de EU dan ongestoord mee blijven genieten van de pittige mix van kerosine- en tabaksdampen. Tabaksadverteerders zijn dus niet voor één gat te vangen. Zij hebben ook nog een juridisch dreigement in petto. Het Hof van Justitie zou er van overtuigd kunnen worden dat de Unie buiten haar boekje is gegaan. Dan zou aangetoond moeten worden dat de ministers de EU-bevoegdheden over economische eenwording om politieke redenen misbruikt hebben voor een ander doel dan waarvoor ze zijn gegeven, namelijk de volksgezondheid. Een bevestigend antwoord hierop maakt meer kans naarmate de nationale bepalingen over tabaksreclame binnen de EU verder uit elkaar liggen. Omgekeerd staat een algeheel reclameverbod sterker naarmate het gemiddelde van de nationale regels van de vijftien strenger is. Wat dit betreft komt de Brusselse besluitvorming niet sterk uit de hoek. In de ministerraad kon een blokkerende minderheid maar nét worden voorkomen. Enige ambivalentie blijft onze regering overigens niet vreemd. Zij betreurt het uitstel dat gemaakt wordt voor sponsors van de Formule-1, terwijl zij dat tegelijk lijkt te claimen voor de TT-races in Assen.
ER ZIJN MEER twijfels op zijn plaats. Zo is er gewaarschuwd dat de producenten sterker zullen gaan concurreren op de prijs, hetgeen de afzet juist ten goede zou komen. Of dat zij de omweg van buitenlandse media gebruiken. Anderzijds heeft de tabaksindustrie een reclameverbod haast uitgelokt. Men beweert bij hoog en bij laag dat adverteren er helemaal niet op is gericht om de kwetsbare jeugd te trekken, doch alleen om de merkloyaliteit van bestaande rokers te versterken. De ministers Borst (Volksgezondheid) en Wijers (Economische Zaken) hebben echter met reden vraagtekens gezet bij de trouw van de tabaksindustrie aan de eigen gedragscode tegen op de jeugd gerichte reclame. De grote liefde van de tabaksindustrie voor Formule-1 sport is al een teken aan de wand. De verbinding van merknamen met ,,derring-do'' en ,,daredevils'' heeft volgens reclamedeskundigen een sterke attractie voor jongeren. Aan de andere kant dient ernstig rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat een reclameverbod het toch al zo belangrijke rebelse element in de beslissing te gaan roken versterkt. Vraagt het ,,tabaksontmoedigingsbeleid'' dat de Nederlandse overheid voor ogen staat, niet eerder om verplichte afdrachten van de industrie aan voorlichting over de gezondheidsrisico's naar rato van haar reclamebestedingen? De beste oplossing voor problemen met meningsuiting is immers niet minder meningsuiting, maar méér meningsuiting. De twijfels over de Europese richtlijn tegen tabaksreclame hebben dan ook een principiële ondergrond. Het categorisch uitbannen van een vorm van meningsuiting - hoezeer deze daar wellicht zelf ook om vraagt - is niet te verteren.
EUROPA WIL iedere vorm van aanprijzing van een product verbieden dat weliswaar zeer slecht is voor de gezondheid, maar dat niet is verboden. Om de jeugd te beschermen wordt een algeheel reclameverbod afgekondigd voordat de Europese Unie gerichte maatregelen om het roken zelf te beperken, heeft beproefd. Zo'n vorm van ,,Europa la carte'' blijft beneden de maat.
|
NRC Webpagina's
8 DECEMBER 1997
|
Bovenkant pagina |