O P I N I E
|
NIEUWSSELECTIE
|
H O O F D A R T I K E L :
Inzet Iran
Aan de controverse tussen Amerika en Europa ligt geen principieel meningsverschil ten grondslag. Beide huldigen het uitgangspunt dat handel goed is voor de wereld en dat een vrije markt de beste weg is naar democratie. Alleen, Washington heeft er moeite mee die doctrine op Iran van toepassing te verklaren. Hoewel tal van Amerikaanse bedrijven staan te dringen om met Iran zaken te doen, houden regering en Congres vast aan een totale boycot. Om de pijn te verzachten moet ook de concurrentie van de Iraanse markt worden geweerd. Dat proberen de Amerikanen te bereiken door hun wetgeving extra-territoriale werking te geven: ook buitenlandse ondernemingen worden met sancties gedreigd. De Europese Unie beschouwt dit als een inbreuk op haar rechtsorde en als een schending van internationale verdragen. DE VS HEBBEN met hun ambivalentie hun positie in het geschil met Europa er niet sterker op gemaakt. De Amerikaanse problemen met Iran zijn op drie oorsprongen terug te voeren. Ten eerste: Iran zou het internationale terrorisme steunen. Daarachter ligt een grief van oudere datum: de langdurige gijzeling van Amerikaanse diplomaten in Teheran eind jaren zeventig en de gijzelingen van Amerikaanse staatsburgers in Libanon die in de jaren tachtig tot het Iran-Contrasschandaal hebben geleid. Ten slotte is er de moralistische tendens in de Amerikaanse buitenlandse politiek die elders vaak als hoogmoedige bemoeizucht wordt ervaren. Internationaal terrorisme is, als de daders niet op heterdaad worden betrapt, moeilijk te bewijzen. Dit geldt eens temeer voor de verdenking dat sommige staten terroristen beschermen en terrorisme bevorderen. Zo duurt een interpretatieverschil tussen Amerika en Europa over de verantwoordelijkheid van Syrië voor bepaalde terreurdaden al jarenlang voort. De Amerikanen hebben Syrië een sleutelrol gegeven bij hun pogingen het Midden-Oosten te verzoenen met het bestaan van Israel. Als Syrië moet worden ontzien, waarom Iran dan niet, is de vraag die in Europa wel wordt gesteld. Iran is in de regio een factor van op zijn minst zo grote betekenis als Syrië. Voor de oude Amerikaanse grieven tegen de ayatollahs kan Europa nog wel enig begrip opbrengen. Maar het Amerikaanse moralisme kan in Europa op weinig sympathie rekenen. Temeer omdat de VS ook hier nogal eens met verschillende maten meten. De eerste regering-Clinton heeft bijvoorbeeld hoog ingezet met haar scherpe veroordeling van de schending van de rechten van de mens in China. Geleidelijk aan is die veroordeling, onder druk van het Amerikaanse bedrijfsleven, veranderd in een pragmatisme dat de rechten van de mens reserveert voor, inderdaad, een kritische dialoog. Als dat met China kan, waarom niet met Iran? HET GEHEEL wordt er niet doorzichtiger op doordat de regering-Clinton en het Congres niet helemaal hetzelfde denken over de aanpak van bondgenoten die weigeren Iran sancties op te leggen. Clinton heeft het in het verkiezingsjaar 1996 niet aangedurfd om extra-territoriale wetten met zijn veto te treffen. Maar inmiddels probeert de president de schadelijke gevolgen voor de Atlantische betrekkingen zoveel mogelijk te temporiseren. Hij heeft de medewerking van de Europese Unie nodig om zijn critici tevreden te houden. Vandaar zijn appel om althans het aan Iran toegeschreven internationale terrorisme gezamenlijk te bestrijden. Maar Totals bonanza voor Iran lijkt in dat licht vooral een provocatie. Een investering is tenslotte wel heel iets anders dan een sanctie.
|
NRC Webpagina's
6 OKTOBER 1997
|
Bovenkant pagina |