U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    A C H T E R P A G I N A  
NIEUWS   | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORTE BERICHTEN  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

Gümüs en de optiebeurs

H.J.A. HOFLAND
Toen in de Nederlandse politieke cultuur het streven naar de totale gelijkheid bon ton was - is intussen veranderd in 'politiek correct' - heeft een politiek denker van links gewerkt aan een voorstel om een talentbelasting in te voeren. Dat was, en is, de uiterste vorm van successierechten. Geld of talent, de nakomelingen krijgen het in de schoot gegooid. Daar kunnen ze zelf niets aan doen, het is hun schuld niet. Toch zit er iets onrechtvaardigs in tegenover degenen die hard moeten werken om een kapitaaltje te vergaren, en even onrechtvaardig, of erger, is het tegenover de talentlozen die hun gebrek nooit zullen goed maken, zeker niet met werken. ('Een klein talent moet hard werken', luidt de uitdrukking. E. du Perron was van mening dat een klein talent de samenleving een groter dienst bewees door zijn mond te houden). Van talentbelasting is het niet gekomen; in experimentele zin jammer omdat men wel had willen zien hoe de uitzonderlijken zich dan hadden gedragen. Het denkbeeld komt ook niet terug. De tijden zijn radicaler veranderd dan de radicaalste Levellers van destijds konden vrezen.

Maar met het vraagstuk van de gelijkheid blijft het tobben. Het is bekend dat managers in het bedrijfsleven zeer hoge salarissen verdienen. Door de constructies met opties kan daar nog het een en ander aan niet kinderachtige sommen bijkomen. (Zie deze krant van 26 juli, het artikel van Menno Tamminga, Optiehausse maakt van managers goudhaantjes). Men weet: de managers werken hard en dragen een grote verantwoordelijkheid, ook een publieke. De goede hebben schaarse kwaliteiten waarvoor ze zich niet hoeven te generen, zodat ook de hoogte van de beloning zonder bezwaar ter kennis van het publiek kan worden gebracht. Dat laatste gebeurt niet altijd. Zolang het goed gaat met de economie heeft het publiek er vrede mee. 'Afgunst' is in de politiek een motief van lagere orde geworden. Niet alleen in de lagere regionen, ook aan de top van het bedrijfsleven wordt eerder van baan gewisseld. Al gaat het daar anders. Bewijst een nieuwe manager niet goed te zijn, dan blijkt daarna ook dat hij een gouden handdruk heeft bedongen. ,,Mislukken brengt geld op'', meldt de Herald Tribune van 22 juli. John Walter is vorig jaar november benoemd tot directeur van het communicatiebedrijf AT&T. Onlangs is hij weer vertrokken met een handdruk van 26 miljoen dollar. Zulke precedenten jagen ook het bedrijfsleven schrik aan.

Tot de hoogste beloonden horen verder de talenten uit de sport en de televisiewereld. Begrijpelijk: hun talent heeft vaak een korter leven dan zij zelf. En bovendien heeft het publiek, het volk, hun rijkdom gewild. Wie als een van de miljoenen gretig een CD van Madonna koopt, kan niet met dezelfde gretigheid willen dat het idool door de fiscus te grazen wordt genomen. Nieuwe rijkdom komt voort uit hoge prestaties aan de top van het bedrijfsleven, opties, een gouden handdruk, talent dat beloond wordt door het volk. Dat gebeurt nu zo dikwijls dat er een kleine klasse van nieuwe rijken groeit, van mensen die niets meer met het nouveau riche te maken hebben, en die, in politieke zin nauwelijks gehinderd, van hun geld kunnen genieten. Op z'n hoogst hebben ze last van de fotografen, omdat het volk wil weten hoe dit genieten in z'n werk gaat. Het is een zeer grote ongelijkheid die door de wet betrekkelijk weinig in de weg wordt gelegd, en waarmee de publieke opinie over het algemeen vrede heeft. De aanblik van het genieten is gedemocratiseerd.

Het kan zijn dat dit laatste mede een gevolg is van een steeds algemener verzoening met de moraal van de prestatiemaatschappij.

Consequent geredeneerd zouden nu ook degenen die in de lagere regionen uitzonderlijke prestaties leveren, tot de ongelijkheid moeten worden toegelaten. Dit is vaker niet dan wel het geval, en op dit gebied treffen in Nederland elkaar Zekeriya Gümüs en Meike Vernooy. De heer Gümüs heeft zich zes jaar verdienstelijk geweerd als kleermaker, ook in illegale naaiateliers (waarna hij wel belasting moest betalen), en tenslotte heeft hij zijn eigen kleermakerij opgericht. Een bewezen succes in de prestatiemaatschappij, en nu tegelijkertijd een exemplarisch slachtoffer van de Nederlandse gedoogcultuur die verandert in een radicale gelijkschakeling voor de wet. Na zes jaar bleek, volgens het kinderrijmpje, zijn huisje op het ijs gebouwd. Hij wist niet dat hij wijzer had moeten zijn. Meike Vernooy heeft in 1996 eindexamen gymnasium gedaan, is geslaagd met een gemiddelde van 9,6, deed mee aan de loting om medicijnen te gaan studeren, trok toen het verkeerde nummertje en nu weer.

Plotseling stoten twee mensen, die gemeten naar de maatstaven van de prestatiemaatschappij allerverdienstelijkst zijn, zich aan de onverbiddelijkheid van de wet waarvoor iedereen gelijk is. ,,Hak ze de kop af'', zei de koningin in Alice in Wonderland. Deze koningin zal dat niet zeggen, maar dat zegt wel de wet op grondslag waarvan in haar naam recht wordt gesproken. Natuurlijk wil dat er bij het publiek niet in. Het is typisch Nederlands dat men dan massaal een melodrama van solidariteit opvoert - daar kun je je esthetische bezwaren tegen hebben - maar van meer belang is dat het effect heeft. Of men beloont in de prestatiemaatschappij de uitzonderlijke prestaties, desnoods door de uitzonderlijke mens als zodanig te gedogen (zo erg zou dat niet zijn: Nederland heeft een wereldnaam te verliezen), òf men handhaaft de gelijkheid, maar dan zo rigoreus dat we weer tot de talentbelasting naderen.

Het is bekend: hoe consequenter men handelt, hoe dichter men in de buurt van de duivel komt. Het gaat niet aan, en het is niet mogelijk, de maatschappij met wetsartikelen dicht te timmeren. Men kan er het zijne van denken als het uitzonderlijke aan de bovenkant zelf zijn best doet, alle uitzonderlijkheidsrecords te breken. Maar ernstig gehinderd wordt men niet. Het ligt daarom voor de hand, de lagere regionen (waar men nog moet beginnen) ook zo te bejegenen. Doet men dat niet, dan kan het uitzonderlijke daar fataal worden gedwarsboomd, en dat is niet in overeenstemming met de nieuwe poldermoraal die we trots belijden.

NRC Webpagina's
30 JULI 1997


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)