U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    S P O R T  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 


  NIEUWSSELECTIE  
  KORTE BERICHTEN  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

S c h a k e l s



Kasteelheer van de gewone mensen

Door Guido de Vries
Maastricht, woensdagochtend. Jean Nelissen (61) bekent dat hij zich een dag eerder ,,vreselijk heeft zitten opwinden'' tijdens de Tourreportage op de televisie. ,,Die neef van me, die Danny, het is niet te geloven'', jammert de ouwe 'Neel' en hij laat een vloek ontsnappen. ,,Zondag sprak ik hem nog via een satellietlijn van RTL 5. Ik zei: 'Pas op, het heeft geen zin om je krachten nu al te verspelen. Blijf nou lekker in het peloton zitten en wacht op de bergen. Je bent in Zwitserland met de besten mee omhoog gegaan.' 'Ja, da's goed', riep hij terug. 'Attaqueren leidt voorlopig tot niks.' Dat had-ie ook al van zijn vader gehoord.

,,Maar wat denk je? Gisteren, godverdomme, gaat-ie tòch vooruit koersen met nog een paar van die zotten. Ze nemen drie minuten. Saeco krijgt het gat niet dicht, maar Cipollini huurt die mannen van Roslotto in en het peloton rijdt naar die vier vluchters toe. Drie uur lang heeft die neef van me zijn beste krachten vergooid. Aan het einde van de rit zit-ie midden in de grote groep. Moe. Ineens lag-ie daar, met Rominger en Bartoli. Fiets in tweeën, knieën kapot en tien minuten aan zijn broek. Dáág. Naar de kloten is zijn Tour. En hij was in staat bij de eerste twintig te eindigen.''

Ome Jean loopt nog rood aan. Hij zit in zijn privé-kantoor aan de Wilhelminasingel, waar in het bijzonder advocaten, makelaars en verstrekkers van hypotheken huizen. Voor het eerst sinds 29 jaar vertoeft hij de maand juli niet in Frankrijk om voor zijn krant (De Limburger) of de NOS (sinds 1971) verslag te doen van het grootste wielerspektakel ter wereld. ,,Laatst ontmoette ik Toon Hermans'', vertelt Nelissen. ,,Weet je wat die zei? 'Wat jammer Jean. Er zal een stuk van mijn plezier bij de beleving van de Tour verdwijnen, nu jij opstapt.' Dat méénde hij.''

Nelissen kan slechts gissen waarom het Tourdoek bij de NOS voor hem viel. ,,Ik denk dat het zo is gegaan: een paar jaar geleden lag Mart Smeets in het ziekenhuis met een darmaandoening. Toen bleef ik als enige verslaggever over. De NOS-bazen realiseerden zich dat ik ook al 59 jaar was. Dadelijk zitten we zonder, hebben ze gedacht. Dus begonnen ze jongeren aan te trekken. Herbert Dijkstra voor het wielrennen en het schaatsen. Aardige jongen, overigens. Hij is hier nog een paar dagen geweest. Ik heb geprobeerd hem zo veel mogelijk voor deze Tour bij te spijkeren. Ook kwam hij naast me zitten bij het kampioenschap van Nederland. Ik heb hem wat trucs bijgebracht.''

Of hij de Ronde van Frankrijk mist? ,,Het dagelijkse gesleep met koffers van hotel naar hotel in elk geval niet'', zegt hij. ,,De drukte aan de streep, die 3.500 mensen van de media en de reclamemakers, evenmin.'' Trekkend aan een sigaartje: ,,Ik heb eigenlijk heel weinig tijd om de Tour te missen. Elke dag kijk ik hier naar de Tourreportage, wegens mijn dagelijkse column voor Radio 1. Verder ben ik de laatste weken uitgebreid geïnterviewd. Er is bijna geen krant of tijdschrift die geen aandacht aan mijn vertrek besteedde.''

Nelissen heeft naar zijn zeggen ontdekt dat de Ronde van Frankrijk als zomers mediaspektakel blijkbaar ,,schromelijk wordt onderschat''. ,,Want anders kan het toch niet zo zijn dat een tv-journalist, die plotseling niet meer naar de Tour gaat, zo'n lawine van emotionele reacties over zich heen krijgt? Generaties zijn opgegroeid met mijn stemgeluid tijdens de Tour. Die mensen vinden nu dat hun een speeltje is afgenomen.'' Hij heeft honderden kaarten, tekeningen, telefoontjes en faxen ontvangen. Op Radio Noord, vertelt hij, is vorige maand een actie begonnen om hem alsnog naar de Tour te krijgen. Op straat is hij ,,talloze malen'' aangesproken, ,,zelfs door oude vrouwtjes, die met me hadden te doen''.

In het bijzonder het vrouwelijk deel van de bevolking toont die belangstelling, vervolgt Nelissen, ,,en daar kan ik me ook wel iets bij voorstellen. Want ik was de verteller van anekdotes. Ik besef als geen ander dat je niet vijf zes uur aan een stuk kunt praten over versnellingen, allerlei strategieën of technische informatie. Dat komt de mensen de oren uit, zeker de dames. Ik probeerde het evenement zo in de huiskamer te brengen, dat de kijkers zich er bij betrokken voelden.''

Het grootste compliment kreeg Nelissen naar zijn zeggen van columnist Hugo Camps van NRC Handelsblad. ,,Camps schreef: 'Nelissen spreekt de taal van de armen.' Dat is ook altijd mijn bedoeling geweest. Ik heb dan wel in een kasteel gewoond, maar ik ben iemand van het gewone volk. En dat ben ik altijd gebleven. Mijn vader werkte in de benzolfabriek van de Staatsmijnen.'' De tv-teksten moeten geen moeilijke woorden bevatten, meent Nelissen, op wie veel kritiek is geleverd. ,,Ik heb ook honderden fouten gemaakt, maar dat is misschien wel mijn charme. Misschien begon ik iets te vaak over de grootmoeder van Van Hooydonck. Daar heb ik me nooit iets van aangetrokken. Ik zou veel minder commentaar in mijn leven hebben geoogst als ik voor een andere aanpak had gekozen. Maar met mijn werkwijze heb ik blijkbaar veel mensen een plezier gedaan. Achteraf, want dat wist ik zelf ook niet toen ik er mee bezig was.''

Hij geeft een paar voorbeelden. ,,Gisteravond zegt de juffrouw van de NOS-radio nadat ik mijn column over Zabel heb ingesproken: 'Nu is die renner voor mij gaan leven.' Ik had geschilderd hoe die Zabel is opgegroeid in Oost-Berlijn. In een wijk, bestaande uit een pure betonmassa, waar voor niemand enige hoop gloorde. En dat hij nu in Una woont, in een luxueus huis, dat hij helemaal is verwesterd en in een mooie luxe auto rijdt. Dat hij chique maatpakken draagt. En dat hij zijn zoontje Rik heeft genoemd, naar de wielergrootheden Rik van Looy en Rik van Steenbergen.''

Als Raul Alcala in beeld kwam, had Nelissen zijn verhaal klaar: ,,Dan vertelde ik dat hij als tienjarige van huis was weggelopen, uit een Mexicaanse sloppenwijk, en dat hij in lege goederenwagons door het land trok. En dat hij in de bossen sliep, bij de indianen. Ik probeerde zo coureurs meer kleur te geven. Wie er op kop rijdt, interesseert me in feite niet zo heel veel. De mensen zijn heus wel in staat te zien wie wie is. Het was niet mijn pakkie-an alles tot op de millimeter nauwkeurig te omschrijven.''

Het wedstrijdverloop was meer het werk van Smeets, sinds 1973 Nelissens collega-commentator in de Tour. Smeets leek Nelissen herhaaldelijk in het openbaar tot de orde te roepen. Zoals eind vorige maand bij het Nederlands kampioenschap. Op zeker moment zei Nelissen dat Breukink dé ambassadeur was van zijn generatie. Prompt somde Smeets de erelijst op van leeftijdgenoot Rooks, die indrukwekkender is dan die van Breukink. ,,Ho, ho. Ik had het over een ambassadeur. Dat slaat niet alleen op de prestaties. Breukink was een gentleman, met een geweldige uitstraling. Niks ten nadele van Rooks, maar hij was geen ambassadeur'', zegt Nelissen nu. ,,Het gesteggel met Smeets? Toon Hermans stak pas de loftrompet over het unieke duo Smeets-Nelissen. Kennelijk hebben de speldenprikken van Smeets ook hun charme, brachten ze leven in de brouwerij.''

Smeets schreef pas nog een buitengewoon hartelijk stuk over Nelissen in de NCRV-gids. ,,En voor hij wegging naar de Tour belde hij me op. Maar hij en ik zijn twee mensen met verschillende opvattingen. Hij rilt, bijvoorbeeld, van de bedevaartgangers in Lourdes. Ik zeg: laat die mensen, als ze daar troost vinden. Hij houdt van Amerikaanse sporten, ik niet. Ik heb Mart opgeleid bij het wielrennen op de tv, maar hij heeft meer affectie met deze sport dan velen veronderstellen. Vergeet niet dat zijn vader lang geleden de profploeg Remmington financierde. Peter Post fietste daar nog bij. Bij Mart thuis werd meer over het cyclisme gesproken dan menigeen denkt.''

Maar Smeets was geen wielrenner, Nelissen wèl. Hij was ooit amateur. ,,Ik was als renner een artiest voor kleine podia, willens en wetens. Niet voor het grote werk. Ik wilde niet zo veel uit mijn lichaam halen, dat vond ik eerlijk gezegd te vermoeiend.'' Als twintiger reed hij veel in Wallonië. De bezetting was er zwak, herinnert hij zich. ,,Ik verdiende er veel, want ik reed vaak in de prijzen. Ik kon klimmen en sprinten. Trainen deed ik niet veel, daar had ik een gruwelijke hekel aan. In koersen van een of twee uur versloeg ik ze allemaal. Op basis van mijn aanleg. Maar de wedstrijden werden op den duur langer, ik redde het niet meer toen ik ouder werd. Ik heb met Van der Pluym en Kersten gereden, daar hoefde ik absoluut niet voor onder te doen. Zij werden Tourrenners, ik bleef een amateur.'' Aan zijn tv-commentaar kun je merken dat hij coureur is geweest. Nelissen knikt: ,,Als ik iemand zie demarreren, voel ik aan mijn hart wat de renner doormaakt. Ik weet wat het betekent om tot op de draad kapot te zitten. Dat kun je nooit overbrengen als je het zelf niet hebt meegemaakt. Ik heb als matige amateur misschien nog meer geleden dan een grote beroepsrenner. Ze reden me het eerste uur in een koers half bewusteloos.''

De dagelijkse column voor Radio 1, vanuit Maastricht, kost Nelissen ,,geen moeite''. Hij wijst op de vele stalen archiefkasten in zijn kantoor. ,,Een verzameling van dertig jaar'', vertelt hij. ,,En wat ik in mijn hoofd heb aan anekdotes, is eindeloos. Dertig jaar ervaring kun je niet wegcijferen. Ik heb whisky gedronken bij de weduwe van campionissimo Coppi, ik heb Faustino - de zoon van Coppi en zijn maîtresse, de Witte Dame - gesproken toen hij pas zeven jaar oud was. Veel journalisten schrijven over de oude tijd, maar ik heb hem meegemaakt. Tom Simpson? Ik heb als laatste met hem gesproken. Een week voordat hij in 1967 op de Mont Ventoux stierf (als gevolg van doping- en alcoholgebruik, red.) was ik bij hem in Mariakerken. Kort na zijn dood ben ik naar zijn weduwe gegaan. Daar zag ik die bloedjes van kinderen, die nu volwassen zijn. Een van die twee dochters gaat volgende week de Mont Ventoux beklimmen, als eerbewijs aan haar vader. Ik zie die meisjes nog aan tafel zitten, vier en drie jaar oud. 'Daddy is bezig aan een hele lange reis en hij komt voorlopig niet terug', zei een van die twee tegen me. En in de kast lagen het shirt en de broek van Tom, met het rugnummer 49.''

Bij de in 1987 overleden Anquetil, uitgebreid in het nieuws bij de Tourstart in Normandië, was Nelissen lang geleden thuis op bezoek. ,,Als tv-verslaggever zat ik later zeven Tours naast hem. Hij zat steeds in de kroeg, pas kort voor de uitzending ging hij op zijn commentaarpost zitten. Dan vroeg hij me of hij de gegevens van de etappe mocht hebben. Ik hield alles natuurlijk altijd keurig bij.''

Dat doet de 'Neel' ook anno 1997. Hij leest en ziet alles. ,,Riis? Die zal het lastig krijgen, want hij is niet populair bij zijn ploeg. Bij die grote valpartij aan het begin van de ronde, wachtte haast niemand van Telekom op hem, terwijl die collega's in één oogopslag zagen dat hij een van de slachtoffers was. Riis heeft een grote blunder begaan door aan te kondigen dat hij in 1999 een eigen Deense ploeg begint, waarvan hij de helft van de aandelen bezit. Die Duitse renners van Telekom denken nu: waarom zouden wij ons uitsloven voor die Deen, die over twee jaar tégen ons rijdt. Ze hebben in Ullrich toch zelf een potentiële Tourwinnaar van 23 jaar? Riis moet in de Pyreneeën afstand nemen van Ullrich, anders komt hij in de problemen. Weet je nog dat Ullrich in de laatste tijdrit van de Tour van 1996 ruim twee minuten sneller was dan Riis?''

NRC Webpagina's
12 JULI 1997


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)