O P I N I E
|
NIEUWSSELECTIE
|
H O O F D A R T I K E L :
Moddervechten
,,Incompatibilité d'humeur'' is een zwakke typering voor de psychologische oorlogvoering in het Rotterdamse die inmiddels de kenmerken van een openbaar moddergevecht heeft aangenomen. Brinkman heeft zelf voedsel gegeven aan het verwijt dat hij niet is te handhaven door te suggereren dat Peper beter zou kunnen opstappen. Zo liggen de wettelijke gezagsverhoudingen binnen de politie niet. De korpsbeheerder heeft op zijn beurt zijn gezag geen goed gedaan door althans de schijn van animositeit tegen zijn hoofdcommissaris niet te vermijden. Inmiddels is de ontslagzaak uitgegroeid tot een complete affaire waarbij ook de positie van Peper als burgemeester van Rotterdam in het geding is geraakt. Dit is niet in de laatste plaats het gevolg van het treuzelen van Dijkstal. Op 9 juni maanden zijn politieke geestverwanten in de Tweede Kamer de minister al tot spoed. Een week later berichtte de bewindsman de Kamer doodleuk dat de tijdsdruk op een beslissing zijnerzijds was weggenomen doordat Brinkman buitengewoon verlof had gevraagd en gekregen. DAT PAST bij de rituele verzuchtingen van Dijkstal dat het ook slecht is gesteld met zijn bevoegdheden in politie-aangelegenheden. Maar de minister heeft wel degelijk mogelijkheden in te grijpen, zeker bij de benoeming en het ontslag van korpschefs - een aangelegenheid van de Kroon - vinden de auteurs van een recent verschenen commentaar op de nieuwe Politiewet van 1993. Tekenend is dat de wensen van Dijkstal en zijn collega Sorgdrager (Justitie) tot een meer centrale greep op de regiopolitie op 9 juni links en rechts op scepsis stootten in de Tweede Kamer. De ministeriële karikatuur zou grappig zijn geweest als het niet om zo'n ernstige aangelegenheid ging. De affaire-Brinkman gaat de termen te boven van diens militaire achtergrond, de fijnere puntjes van de inspraak of de politieke gevoeligheden met betrekking tot een gouden handdruk voor niet te handhaven topambtenaren. Er wordt openlijk gesproken over het gevaar van desintegratie van het korps Rotterdam-Rijnmond. Een niet te verwaarlozen factor daarin vormen integriteitsproblemen, die symptomatisch zijn voor een afglijdende bedrijfscultuur. TERWIJL EEN krachtige aanpak noodzakelijker is dan ooit, heeft het Rotterdamse conflict juist diepe sporen getrokken in de bestuurlijke verhoudingen. De botsing van Brinkman met de OR en de bonden escaleerde tot een vertrouwensbreuk met het college van burgemeesters en korpsbeheerder Peper. De hoofdofficier van justitie ging eerst nog even achter de korpschef staan maar zag alsnog geen mogelijkheden hem te handhaven. Een kritische stellingname van de superieur van de hoofdofficier, de Haagse procureur-generaal Docters van Leeuwen, wreef vervolgens extra zout in deze wonde. Peper zou intussen ook niet met de plaatsvervangend korpschef door één deur kunnen. In de turbulente geschiedenis van het Rotterdamse korps en zijn leiding van de laatste jaren is er één constante: korpsbeheerder Peper. De Rotterdamse raad interpelleert hem deze week over de affaire-Brinkman. Maar formeel gaat de gemeenteraad niet over zijn optreden als regionaal korpsbeheerder. Dat doen alleen zijn collega-burgemeesters in het regionaal college. Deze collega's participeren daarin met ,,een zelfstandige bevoegdheid'', zoals de regering het destijds uitdrukte. Dus langs die weg valt het afleggen van een behoorlijke publieke verantwoording ook al niet af te dwingen.
HET ONTBREKEN van democratische controle en niet de bevoegdheid van de ministers van politie vormt het werkelijke gat in de nieuwe Politiewet van 1993. De affaire-Brinkman herinnert er aan dat dit democratisch deficit een acute betekenis heeft.
|
NRC Webpagina's
2 JULI 1997
|
Bovenkant pagina |