K U N S T
|
NIEUWSSELECTIE
|
De Sterren
Steve Martin
Door BIANCA STIGTER De innemendste scène in de innemendste film van Steve Martin, Roxanne (1986), zit helemaal in het begin, als niemand nog weet dat de komiek in deze film een hele grote neus heeft omdat hij een moderne Cyrano de Bergerac speelt. Martin is steeds recht van voren gefilmd, zodat de lengte van de neus niemand op kan vallen. Hij loopt over straat omdat hij een tennisracket moet terugbrengen aan een vriendin. De zon schijnt, het bergdorp is mooi en Martin zingt over alles wat hij doet: 'I'm walking down the street tralala, now I'm stumbling, but I'm ok, I'm walking down the steps because it's easier than walking up the steps'. Uitgelaten als een lam dat met vier poten tegelijk in de lucht springt, is deze man, opgewekt en opgeruimd. Vrolijk, kortom, zo vrolijk dat je het ook wordt als je naar hem kijkt. Dat is een wonderbaarlijke eigenschap, en Martin heeft hem in veel rollen te gelde gemaakt. Het maakt hem tot een zonderling soort komiek: je kunt wel om hem lachen, maar grappig is hij niet. Martin (Waco, Texas, 14 augustus 1945) begon, als de meeste Amerikaanse komieken, in nachtclubs en werd bekend op de televisie (onder andere in het befaamde Saturday Night Live). Zijn optreden berustte op een extreme manier op de verwachtingen van het publiek: hij vertelde geen grappen. Maar waar grappen worden verwacht, kan ook het ontbreken van grappen grappig zijn. In Martins beste films werkt hetzelfde principe. 'Een professionele komiek zonder act maar met veel zelfvertrouwen', zo heeft Martin zichzelf in het begin van zijn carrière eens omschreven. De overstap naar film maakte Martin in 1977. De vroeggrijze acteur, die filosofie studeerde en ook voor andere komieken materiaal schreef, koos in het begin van zijn carrière voor verrassende projecten. Hij speelde de hoofdrol in de depressie-musical Pennies from Heaven (1981), de Amerikaanse film die Dennis Potter zelf van zijn Engelse tv-serie adapteerde. Martin werkte een jaar later zelf mee aan het scenario van Dead Man Don't Wear Plaid, een parodie op de film noir waarin Martin door ingenieuze montage met Humphrey Bogart, Barbara Stanwyck en andere echte noir-sterren uit de jaren dertig en veertig lijkt te spelen. Ook voor het al genoemde Roxanne schreef Martin het scenario. In 1994 maakte hij een toneelstuk, Picasso at the Lapine Agile, waarin Picasso en Einstein elkaar in een Parijs' café ontmoeten. Helaas zijn Martins projecten op papier soms leuker dan in het echt - zo voelt het althans als je in de bioscoop of voor de video zit. De grappen zijn er wel, het idee is goed, maar erg snel gaat het allemaal niet. Maar Martin moet het ook hebben van zijn charme. In sommige latere films, zoals de remake The father of The Bride (1991) en diens opvolger The Father of The Bride II (1995), laat Martin zijn uitgelaten dubbele bodem weg. Dan is hij iemand die zonder pardon probeert leuk te zijn.
|
NRC Webpagina's
25 JUNI 1997
|
Bovenkant pagina |