M E D I A
|
NIEUWSSELECTIE
|
De openbaarheid van de strafrechtspleging hoeft niet te leiden tot een
moderne vorm van de schandpaal. Rechtbank kan televisie niet langer weren
Als het over de toelating van televisie in de rechtszaal gaat, valt op dat juristen wel heel gemakkelijk het grondbeginsel van openbaarheid van de rechtspleging opzijzetten. Minister van Justitie Sorgdrager verklaart zich apert tegen toelating van camera's. ,,Dan krijg je nóg meer druk op de magistratuur. Dat past niet bij een normaal proces'' (Elsevier 12 april). De voorzitter van de beroepsvereniging van rechters en officieren van justitie, Van der Weij, vraagt zich af hoe dikwijls en in hoeverre de samenleving bereid is de kwaliteit van de strafrechtspleging op te offeren voor de verlangens van de audiovisuele media (NRC Handelsblad 25 maart). Het ligt voor de hand dat de chef-redactie van het NOS Journaal, Hans Laroes, daarentegen pleit (NRC Handelsblad 12 april) voor de toelating van de televisie in de rechtszaal. Maar zijn pleidooi geldt dan alleen de serieuze nieuws- en achtergrondrubrieken. Op al deze benaderingen is wat af te dingen. Zij miskennen de wezenlijke functies van de openbaarheid van de rechtspleging en het belang van de pers als brenger van het nieuws. Zo'n 150 jaar kennen wij openbaarheid van de strafrechtspleging. Uit afkeer van de geheime justitie is na de Franse Revolutie de openbaarheid ook in Nederland een grondbeginsel geworden. Een belangrijke reden was en is dat op het functioneren van de justitie in brede zin controle dient te worden uitgeoefend. De actualiteit hiervan is onderstreept door de werkzaamheden van de enquêtecommissie Opsporingsmethoden (de commissie-Van Traa). Juist het feit dat politie en justitie zich bedienden van geheime opsporingsmethoden die zelfs buiten het strafproces werden gehouden was aanleiding voor de instelling van dit onderzoek. Het gevolg is dat er nu een publiek debat over deze methoden wordt gevoerd en over de noodzaak om methoden die inbreuk maken op iemands privacy bij wet te regelen. Een voorbeeld van een dergelijke discussie is het proces tegen 'de Hakkelaar'. Veel processueel geharrewar kan het publiek zijn ontgaan en veel is af te dingen op de mate van publiciteit, maar dat het in dit proces ging om de toelaatbaarheid van de kroongetuige is in brede kring duidelijk geworden. Hierbij speelde de televisie een belangrijke rol. Het is dan ook des te vreemder dat de kern van dit proces, namelijk het optreden van de kroongetuige, niet in beeld werd gebracht. De televisiejournalisten moesten zich behelpen met steeds maar dezelfde beelden van een rechterlijk college dat gezwind de rechtszaal betreedt op de eerste dag van het proces van weken. Niet alleen de controle op het overheidsoptreden is een goede reden voor openbaarheid. Het gaat in het strafproces om een reactie van de overheid op onrecht dat de maatschappij is aangedaan. Dat onrecht, ook wel criminaliteit genoemd, heeft schade en vaak ook leed veroorzaakt en in veel gevallen onrust gebracht. Het is een goede zaak om het publiek te informeren over de wijze waarop op deze criminaliteit wordt gereageerd. Het effect hiervan kan tweeërlei zijn: het publiek neemt waar dat en hoe strafrechtelijk wordt opgetreden. Maar ook wordt in een strafproces zowel aan de feiten als aan de omstandigheden van het delict en van de verdachte/dader aandacht besteed. Voor een goede beoordeling van een zaak zijn beide aspecten onmisbaar. In een goed proces komen beide elementen tot hun recht. Zo kwam onlangs een arts die was beschuldigd van het plegen van moord dan wel euthanasie volop in beeld gedurende zijn strafproces voor de rechtbank in Leeuwarden. Zelfs in het korte tijdsbestek van een televisiejournaal lukte het om zowel de feiten als de achtergronden van het gebeuren te belichten. In Leeuwarden stemde, naar ik aanneem, iedereen in met de toelichting van de televisie. Bij het proces tegen 'de Hakkelaar' gingen kennelijk niet alle betrokkenen akkoord met de summiere toelichting van de televisie. Maar het is principieel onjuist om de realisering van de openbaarheid door middel van televisie hiervan af te laten hangen. Toch is dit de huidige praktijk. Hans Laroes van het NOS -Journaal liet weten dat hij gewoon zijn vak wil kunnen uitoefenen in de rechtszaal en niet iedere keer met de pet in de hand moeten bedelen om binnen te mogen. Zijn collega-journalist Rolph Pagano pleitte hier ook voor in zijn proefschrift Recht op TV uit 1992. Rechters realiseren zich soms niet of te weinig dat openbaarheid het uitgangspunt is en dat deze wordt gerealiseerd door publiek en pers toe te laten. Zowel in internationale verdragen als in ons eigen Wetboek van Strafvordering wordt in het kader van de openbaarheid van de rechtspraak de pers apart genoemd en met reden. De pers is de onmisbare schakel met het publiek. Zonder de pers kan de openbaarheid zich niet realiseren. In mijn proefschrift Openbaar terecht uit 1986 verbaasde ik mij er al over dat een belangrijk aspect van de democratische rechtsstaat, de strafrechtspraak, niet werd verslagen door het meest indringende medium van deze tijd. Ik beschouwde dit, en doe dat nog steeds, als een gemiste kans om belangrijke functies van de strafrechtspleging te realiseren. De pers is pluriform niet alleen naar inhoud, maar ook naar de manier waarop zij opereert en zich presenteert. Elke verschijningsvorm (krant, foto, radio, televisie, newsgroups op Internet) heeft zijn eigen impact. De zeggingskracht van de combinatie van beeld en geluid van de televisie is ongeëvenaard. Een volwaardige realisering van de openbaarheid van de strafrechtspleging betekent dus ook als regel toelating van de camera in de rechtszaal. Het behoort tot het wezen van de vrijheid van meningsuiting dat elke vorm van een dergelijke uiting in beginsel een zelfstandig bestaansrecht heeft, dat niet zo mag worden beperkt dat aan het wezenlijke van die vorm afbreuk wordt gedaan. Voor de rechtszaal betekent dit dat, nu de televisie een deel van de pers is die recht heeft om toegelaten te worden, deze in staat moet worden gesteld op haar eigen wijze haar werk te verrichten. Natuurlijk niet zonder beperkingen, alleen al vanuit een oogpunt van handhaving van de orde. Maar het standpunt van Van der Weij dat televisiejournalisten net als hun collega's van de schrijvende pers het recht hebben om in de rechtszaal de blocnote en pen te hanteren doet geen recht aan het specifieke karakter van televisiejournalistiek. Een aparte vraag is of de rechtszaal alleen toegankelijk moet zijn voor de 'fatsoenlijke' journalisten die niet tot de commerciële omroep behoren en niet de kijkcijfers als uitgangspunt van hun handelen nemen. Dit betoogt de chef-redactie van het NOS -Journaal. Zijn standpunt is echter juridisch onhoudbaar. Een rechter die journalisten hierop selecteert, schendt de vrijheid van meningsuiting. In beginsel dient ieder die aannemelijk maakt tot de pers te behoren de specifieke faciliteiten te krijgen die voor de pers zijn bestemd. Dit betekent niet dat er geen normen gelden voor de pers. Ook zij kan in rechte worden aangesproken op haar taakvervulling. In de rechtspraak over onrechtmatige publicaties zijn hiervan veel voorbeelden te vinden. Zo is het niet toegestaan om zonder een voldoende relevante aanleiding jaren later beeldmateriaal van een moordenaar en ontvoerder te publiceren. Zoiets kan door de rechter worden aangemerkt als een schending van de persoonlijke levenssfeer. De pers heeft zich in Nederland ook zelf normen opgelegd. Zo komen in de krant meestal alleen de initialen van de verdachte. Op de televisie is het gebruikelijk om van verdachten, getuigen en slachtoffers naam, stem en gezicht af te schermen. Deze zelfregulering bindt de pers. De rechter en de Raad voor de Journalistiek hanteren deze gegroeide praktijk als normatief kader, anders dan in België en Engeland waar verdachten al tijdens de opsporing voluit in beeld worden gebracht met vermelding van hun naam en veel andere persoonsgegevens. Denk aan de beelden van de arrestatie van Dutroux. De bestaande zelfregulering maakt het de rechter makkelijker om in concrete strafzaken af te wegen of de openbaarheid moet worden beperkt. Een van de gronden om de deur van de rechtszaal geheel of gedeeltelijk te sluiten is de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. Hier dient de rechter zijn verantwoordelijkheid te nemen. Als er contra-indicaties zijn voor een volledige openbaarheid, inclusief televisiecamera's, dan dient hij een afweging van de belangen te maken. De openbaarheid staat voorop maar kan worden beperkt door met name de privacybescherming, zo is de wetgeving. Een dergelijke afweging leidt tot maatwerk en dat is nu net, evenals bij de strafmaat, de specifieke deskundigheid van de rechter. Zijn afweging kan leiden tot de beslissing de deuren helemaal of voor een deel van het proces te sluiten of om alleen het maken van televisie- en radio-opnamen te verbieden. De impact van uitzending via de televisie kan hierbij een rol spelen. De openbaarheid van de strafrechtspleging hoeft niet te leiden tot een moderne vorm van de schandpaal. Beperking van de openbaarheid is geboden wanneer reële privacybelangen in het geding zijn die niet al door de zelfregulering van de pers voldoende worden beschermd. Verandert de sfeer dan niet in een proces, als de camera's draaien? Ja natuurlijk, maar de vraag is of dat erg is. Zodra publiek en pers een strafproces bijwonen, verandert de atmosfeer. Het is geen proces meer waaraan alleen verdachten en getuigen/slachtoffers en de professionals deelnemen maar er komt een dimensie bij. Deze publieke dimensie wordt vergroot door de toelating van televisiecamera's. Maar de openbaarheid is op goede gronden ingevoerd. Hiertoe behoort een zo breed mogelijke informatie aan het publiek. Het zal wennen zijn, maar van de vaste spelers in toga mag verwacht worden dat zij hiertegen bestand zijn. Voor degenen die min of meer onvrijwillig in het proces zijn betrokken, is afscherming van hun identiteit als regel noodzakelijk en is bij wijze van uitzondering sluiting van de deuren de aangewezen weg, althans voor de camera's. Het Tweede-Kamerlid en vroegere rechter mr. B.O. Dittrich pleit nu voor een wetswijziging om camera's in de rechtszaal toe te laten. De tekst van de toepasselijke wettelijke voorschriften waarin gesproken wordt over toelating van 'de pers' dwingt hiertoe niet. Een krachtig parlementair signaal zou wel kunnen helpen om de rechterlijke macht te doordringen van het belang van zichtbaarheid voor het grote publiek van de strafrechtspleging. Het is dan bij uitstek de taak van de rechter om telkens weer het evenwicht te vinden tussen het belang van de openbaarheid en de noodzaak om hierop een uitzondering met name in het belang van de privacybescherming te maken. Ik voorspel dat de groeiende, sommigen zeggen sluipende, toelating van de camera's zal leiden tot een verlevendiging van de discussie over de grenzen van het beginsel van de openbaarheid in strafzaken.
Mr. Ulco van de Pol is plaatsvervangend voorzitter van de Registratiekamer en rechter te Amsterdam.
|
NRC Webpagina's
6 MEI 1997
|
Bovenkant pagina |