ZUID-AFRIKA
NIEUWS
ACHTERGRONDEN
OPINIE
|
Zuid-Afrika: Acht paar sandalen en wat riemen
Lolke van der Heide
Eens zal ik hier samen met mijn vrouw
werken'', dagdroomt Frans Marhaba (52), een schoenmaker uit het
Zuidafrikaanse dorp Jane Furse, gelegen in de Noordelijke Provincie.
Frans is een goedlachse man, een los arbeider die ooit iemand langs de
kant van de weg zelfgemaakte leren schoenen zag verkopen en bedacht 'dat
wil ik ook kunnen'. Hij volgde een stoomcursus en begon in 1990 zijn
eigen zaakje.
Het was de verkeerde tijd, het land zat opgezadeld met een failliet
politiek systeem en economische rampspoed. Maar Frans Marhaba sloeg zich
er doorheen en vertelt er nu smakelijk over. ,,Ik gebruikte elk beetje
geld dat ik had om te overleven en het is gelukt.'' De kleine
schoenmaker zegt zijn voortbestaan als kleine zelfstandige vooral te
danken te hebben aan de steun van de Rural Finance Facility (RFF), een
non-profitinstelling in Johannesburg die krediet verstrekt aan
beginnende kleine ondernemers op het Zuidafrikaanse platteland. Frans
leende drie jaar geleden 2.000 rand (800 gulden) en daarvan heeft hij
,,elke cent terugbetaald''.
Mathomo Leather Craft staat met fleurige letters boven het winkeltje van
Frans. Mathomo betekent pionier in het Noord-Sotho, de taal die men hier
spreekt. Op de houten schappen heeft de schoenmaker zijn complete
assortiment uitgestald: acht verschillende soorten sandalen, enkele
typen riemen en portemonneetjes. Achter de winkel ligt een minuscule
werkplaats, waar Frans zijn enige personeelslid aan het werk heeft:
Tryphina. Met een stofkapje voor haar mond draait de vrouw aan de
slijpsteen - het gebouw beschikt over elektriciteit noch stromend water.
De zaken gaan betrekkelijk goed. Marhaba zet per maand 3.000 rand om en
kan daarmee zijn gezin met negen kinderen goed onderhouden. Zijn grote
wens is zijn vrouw, die nu groenteverkoopster op de markt is, in zijn
eigen zaak te betrekken. Hij heeft zijn geldschieter daarom gevraagd om
een nieuwe lening van 4.000 rand, waarmee hij de produktie wil
uitbreiden. Hij wacht op het groene licht uit de stad.
Frans' buurman is eveneens een 'kleine lener', Daniel Tshesane,
handelaar in alles wat voor het oprapen ligt, van blikjes tot vodden en
flessen. Hij staat met zijn handen in de zakken van zijn blauwe overall
op de stoep voor zijn bedrijfje. Daniel (48) begon tien jaar geleden
voor zichzelf en rommelde maar wat aan, zonder veel succes. In 1995
kreeg Daniel een eerste lening van de RFF, eveneens ter grootte van
2.000 rand, die hij besteedde aan het kopen van nieuwe lasapparatuur.
Hij betaalde alles af en leende vorig jaar nog eens 3.000 rand.
Daniel heeft nu twee mannen en drie vrouwen in dienst, die het grootste
deel van de dag onderweg zijn, op zoek naar bruikbaar afval. Zelf
hanteert de 'baas' het lasapparaat. Hij trekt zijn kasboeken tussen de
bahcosleutels en de platgeslagen colablikjes vandaan om zijn omzet te
tonen. Afgelopen maand: voor 2.800 rand gelast, verkoop tweedehands
kleren: 3.300 rand, aluminium: 2.000 rand. ,,De zaken gaan niet
slecht'', zegt Daniel, al is hij maar matig te spreken over de
voortgang. ,,Een grote zaak in lompen en oud ijzer'', dat is zijn
streven.
Frans Marhaba en Daniel Tshesane zijn twee van de succesverhalen waar de
RFF zich op laat voorstaan. Van de 37 miljoen rand die de instelling aan
haar niet-kapitaalkrachtige cliënten uitleende, ging zeven miljoen
naar kleine ondernemers.
Tien procent van deze leningen werd niet terugbetaald, de voorwaarden
zijn bepaald ook niet zacht. De rente voor ondernemers bedraagt liefst
40 procent. Managing director Chris Höck spreekt over het
financieren van de 'onfinancierbaren', niemand in het gewone bankwezen
is bereid zijn cliënten geld te lenen.
Dertig miljoen rand is geleend aan mensen die een eigen huisje willen
bouwen. Die krijgen 7.000 rand, tegen een rente van 23,5 procent. De
RFF, die steun krijgt van de Zuidafrikaanse overheid en van buitenlandse
non-governmental organisations als HIVOS uit Nederland, is met zijn
huizenproject zo succesvol dat men heeft besloten dit deel los te
koppelen en er een normale, op winst gerichte onderneming van te maken.
Het zijn met name de voorheen kansarme, laagopgeleide zwarten en
kleurlingen van middelbare leeftijd die een beroep doen op de RFF - met
arme blanken die om leningen vragen zijn vrijwel altijd problemen, zegt
een medewerker van RFF: die weigeren terug te betalen. De jongere
generatie Zuidafrikanen heeft weer andere idealen: zij wil hogerop.
Moses, de 18-jarige zoon van Frans Marhaba die nu zijn vader nog af en
toe in de schoenenzaak helpt, wil naar de universiteit. ,,Ik word
dierenarts'', zegt hij verlegen, maar resoluut. Vader Frans lacht, ,,Ja,
dat wordt-ie.''
|
NRC Webpagina's
december 1997
|