DOSSIER ZAÏRE
INTRODUCTIE
ACTUEEL
NIEUWSOVERZICHT
MOBUTU
TIJDBALK
GESCHIEDENIS & ACHTERGRONDEN
KAARTEN
FOTO'S
LINKS
|
Mobutu
Mobutu, de maarschalk die de Koude Oorlog overleefde; Lef
en listenvan een luipaard
Door Dirk Vlasblom
President Mobutu Sese Seko van Zaïre
ontvluchtte gisteren de hoofdstad Kinshasa met bestemming Gbadolite, het
dorp van zijn vader. Hij droeg de ,,volledige regeringsmacht'' over aan
generaal Likulia Bolongo, zijn laatste premier. In de bijna 37 jaar
nadat de jonge kolonel zijn eerste staatsgreep pleegde, zwaaide 'de
luipaard uit de Evenaarsprovincie' de scepter over Kongo-Zaïre, het
grootste en rijkste land van Midden-Afrika.
Het is donderdag 10 april 1997. Generaal Likulia Bolongo, zojuist
benoemd tot eerste minister van Zaïre, maakt zijn opwachting bij
president Mobutu. Als zijn limousine met militair escorte stopt voor het
presidentiële buiten met uitzicht over de rivier de Zaïre,
brengt de lijfwacht bij de ingang een stram saluut. De generaal, in vol
ornaat, knikt terug en betreedt de villa. Een militaire hoornblazer
meldt het middaguur. High noon in Kinshasa: de cirkel sluit zich rond de
oude maarschalk binnen.
De jonge, dynamische kolonel Mobutu die in 1960 voor het eerst de macht
greep om de voormalige Belgische Kongo te behoeden voor desintegratie en
Sovjet-expansionisme, is intussen 37 jaar ouder, verzwakt door
prostaatkanker en in het nauw gedreven door vanuit het oosten oprukkende
rebellen. Hij heeft de burgerpolitici voor de laatste maal de laan
uitgestuurd en zijn lot in handen gelegd van loyale militairen uit zijn
geboortestreek.
Op dat moment laten zijn beschermheren van weleer hem definitief vallen.
De Belgische minister van Buitenlandse Zaken, Erik Derycke, meent dat
het rad der geschiedenis zijn omwenteling heeft voltooid. Die donderdag
doet hij de benoeming van generaal Bolongo af als ,,een terugkeer naar
de militaire dictatuur''. ,,Mobutu'', aldus Derycke, ,,is met deze
staatsgreep weer op het punt waar hij in 1965 is begonnen.'' Intussen
luidt Washington de doodsklok voor Zaïres president. Mike McCurry,
woordvoerder van het Witte Huis, noemt Mobutu ,,een schepsel der
historie''.
De geschiedenis laat echter niet met zich spotten. België mag
Mobutu's laatste staatsgreep dan veroordeeld hebben, de coup die hem aan
de macht bracht werd in Brussel luidkeels toegejuicht. En door hem tot
verleden tijd te verklaren kunnen de Amerikanen zich niet afmaken van
hun peetvaderschap over het 'schepsel' Mobutu.
Wie is deze bebrilde, rijzige man met zijn luipaardmuts? Onder welk
gesternte werd deze sergeant buiten dienst van het Belgische koloniale
leger het langst regerende staatshoofd van Afrika bezuiden de Sahara?
Mobutu werd geboren op 14 oktober 1930 in Lisala, een stadje aan de
Zaïre in de noordwestelijke Evenaarsprovincie. Zijn vader,
Albéric Gbemani, een Ngbandi uit het grensgebied met de
Centraal-Afrikaanse Republiek, was er kok bij de substituut-officier van
justitie, een zekere Delcourt. Albéric was de derde echtgenoot
van Mobutu's moeder, Marie-Madeleine Yemo. Ze noemden hun zoon
Joseph-Désiré ('Jef') Mobutu, naar zijn oom, de
krijger-toverdokter Mobutu Seko Kuku. Delcourt werd meermalen
overgeplaatst, eerst naar Coquilhatstad (nu Mbandaka), vervolgens naar
Leopoldstad (het huidige Kinshasa), en het gezin van de kok verhuisde
mee. Mobutu's biografen hebben zijn nederige afkomst stevig in de verf
gezet, als om hem in te peperen dat de eretitels die hij later zou gaan
voeren - Opperste Gids, Opperhoofd - niet waren ontleend aan het gezag
der vaderen. Erg belangrijk lijkt dat niet. De Zaïrese historicus
Z.A. Etambala schrijft met recht: ,,Het is de verdienste van (Mobutu en)
zijn generatie dat zij het verder wilden schoppen dan knechts.''
Toen de kleine Jef acht jaar oud was, stierf zijn vader. Getrouw aan de
Ngbandi-traditie vestigde moeder zich bij de clan van haar man in
Gbadolite, een dorpje in het noorden van de Evenaarsprovincie. Daar
bracht de jonge Mobutu zijn resterende kinderjaren door. Net als
president Houphouët-Boigny van Ivoorkust, die van zijn geboortedorp
Yamoussoukro een tweede hoofdstad maakte, verhief Mobutu, eenmaal
president, het bosgehucht Gbadolite tot tweede residentie, compleet met
een internationaal vliegveld voor gasten uit het buitenland. Volgens de
legende zou de kleine Mobutu in Gbadolite een luipaard hebben gedood met
een lans. Later zou hij dit katachtige roofdier als zijn persoonlijke
totem gaan beschouwen, gesymboliseerd door zijn onafscheidelijke muts
van luipaardvel.
Mobutu's etnische achtergrond was in zijn voordeel. De Ngbandi zijn
aanzienlijk minder talrijk dan de Bakongo van Beneden-Zaïre en de
Baluba en Balunda van het zuiden, die in de prekoloniale tijd krachtige
koninkrijken kenden. Door de staatsvorming in Afrika - er waren posten
te vergeven in de nieuwe ambtelijke, politieke en militaire
hiërarchieën - kregen de etnische getalsverhoudingen extra
gewicht. Grotere volken, zoals de Bakongo en Baluba, vormden politieke
partijen op etnische grondslag. Leiders als Lumumba (een Mutetela) en
Mobutu, die voortkwamen uit kleinere volkeren, werden gezien als
bewakers van het politieke evenwicht.
We schrijven 1959. Brussel was toen nog een bruisende stad, zong Jacques
Brel. Jef Mobutu, een 29-jarige journalist uit de Belgische Kongo, kan
ervan meepraten. Op voorspraak van het koloniale persbureau Inforcongo
loopt hij stage in België. Vijf weken voor zijn vertrek, op 4
januari, is in Leopoldstad een volksopstand uitgebroken. Een bijeenkomst
van de Abako, de politieke partij der Bakongo onder leiding van Joseph
Kasavubu, werd op het laatste moment verboden. Duizenden Kongolezen
plunderden winkels en staken kerken in brand. De Force Publique, het
koloniale leger dat onder bevel stond van Belgische officieren, sloeg
keihard terug. Er vielen doden - officieel 49, waarschijnlijk
tweehonderd.
Eenmaal in Brussel sluit de jonge Mobutu, die de opstand had verslagen,
zich aan bij de Mouvement National Congolais (MNC), die in 1958 was
opgericht door Patrice Lumumba, postbeambte te Stanleystad (nu
Kisangani). Mobutu raakt bevangen door een obsessie die hem niet meer
zal loslaten: naam maken in een toekomstig, onafhankelijk Kongo. Tijdens
een bezoek aan Brussel raakt Lumumba gecharmeerd van de schrandere
Mobutu. Hij stelt hem aan als zijn permanente vertegenwoordiger in het
moederland.
In Brussel verricht Mobutu hand- en spandiensten voor de Belgische
veiligheidsdienst door op gezette tijden te rapporteren over het gedrag
van Kongolese studenten. Later zal Lumumba dit verklikkersgedrag met de
mantel der liefde bedekken: ,,De Belgen betaalden slecht, men moest zijn
kinderen behoorlijk opvoeden en af en toe een briefje van honderd bracht
het budget in evenwicht.'' Die vergevingsgezindheid zal Lumumba
opbreken. In Brussel ontmoet Mobutu de Antwerps-Amerikaanse diamantair
Maurice Tempelsman en Lawrence ('Larry') Devlin, destijds verbonden aan
de Amerikaanse ambassade. Ze worden goede vrienden.
Dan breekt het noodlotsjaar 1960 aan. Op 13 januari kondigt koning
Boudewijn de onafhankelijkheid van Kongo aan. Mobutu volgt in Brussel
van dichtbij de rondetafelconferenties over de staatkundige en
economische modaliteiten van de overdracht. Bij de verkiezingen van mei
1960, de enige die Kongo-Zaïre ooit heeft gekend, wordt Lumumba's
MNC de grootste partij. Bij zijn terugkeer in Leopoldstad wordt Mobutu
door Lumumba, inmiddels premier, tot zijn secretaris benoemd.
Enkele dagen na de uitroeping van de onafhankelijkheid op 30 juni slaan
Kongolese soldaten aan het muiten. De enige strijdmacht van de jonge
staat is de Force Publique. Het voltallige bevelvoerende kader is
Belgisch gebleven en dat nemen de zwarte soldaten niet. De muiterij is
aanleiding voor een massale uittocht van Belgische staatsburgers, een
interventie van het Belgische leger en de afscheiding van de
koperprovincie Katanga (onder Moïse Tshombe) en de diamantregio
Zuid-Kasaï (onder Albert Kalonji). Jef Mobutu, sergeant buiten
dienst van de Force Publique, wordt door Lumumba op 9 juli benoemd tot
stafchef, met de rang van kolonel. Lumumba roept de hulp in van de
Verenigde Naties tegen de ongevraagde interventie van België, dat
bovendien de Katangese afscheiding steunt. De Belgen zetten in Katanga
een militaire politiemacht op, de 'gendarmes'. De VN slikken
aanvankelijk het Belgische verhaal dat de afscheiding een binnenlandse
aangelegenheid van Katanga is. Dan roept de nationalist Lumumba de hulp
in van Moskou en arriveren Sovjet-vliegtuigen en -technici. Kolonel
Mobutu ontwerpt een operatie tegen de afscheiding van Kasaï en zijn
manschappen worden met Sovjet-toestellen overgevlogen naar Bakwanga (nu
Mbuji-Mayi). Daar richten ze een slachting aan onder de burgerbevolking,
goeddeels etnische Baluba.
Hoewel stafchef Mobutu de verantwoordelijkheid draagt voor wat in een
VN-rapport ,,een poging tot genocide'' wordt genoemd, geeft president
Kasavubu zijn premier de schuld. Op 5 september zet het staatshoofd
Lumumba af. Die ontslaat op zijn beurt Kasavubu. Beiden doen een beroep
op Mobutu en die besluit - zoals hij later zal zeggen - ,,allebei te
gehoorzamen''.
Op 14 september 1960 pleegt de kolonel zijn eerste staatsgreep. Die
avond maakt hij bekend dat het leger besloten heeft het staatshoofd, de
regering en de wetgevende kamers ,,voorlopig te neutraliseren''. Vanaf
dat moment is Mobutu de sterke man van Kongo. Belangrijke spelers op de
achtergrond zijn de Amerikaanse ambassadeur Clarence Timberlake en de
chef van de CIA in Leopoldstad, Larry Devlin, een vriend van Mobutu.
Feitelijk doelwit van de ingreep is Lumumba, die door de Amerikanen als
een communist wordt beschouwd. President Kasavubu mag aanblijven, maar
tegen Lumumba wordt een aanhoudingsbevel uitgevaardigd. Hij wordt echter
voor arrestatie behoed door VN-troepen die postvatten voor zijn
ambtswoning.
Afzetting van de premier is de Amerikanen niet genoeg. De publiciste
Madeleine Kalb schrijft in haar boek The Congo Cables dat Devlin op 26
september bezoek kreeg van een CIA-agent uit Parijs, een zekere Joe, die
hem opdracht gaf Lumumba te vermoorden. Tegenover een Senaatscommissie
verklaarde Devlin later dat hij geschokt was door die instructie. Hij
had er zelf de voorkeur aan gegeven, zei hij, om 'Kongolezen' in te
schakelen bij de eliminering van de ex-premier. En zo geschiedde.
Op 27 november 1960 weet Lumumba ongezien uit zijn huis te ontsnappen.
Hij wil naar Stanleystad, waar zijn vice-premier Antoine Gizenga leiding
geeft aan een tegenregering. Ambassadeur Timberlake stelt stafchef
Mobutu een helikopter ter beschikking, waarmee een klopjacht op Lumumba
wordt ingezet. Voordat hij Stanleystad kan bereiken wordt hij opgepakt
door Mobutu-getrouwe militairen. Op 17 januari 1961 worden Lumumba en
twee medestanders op het vliegtuig gezet naar Elisabethstad (nu
Lubumbashi), de hoofdstad van het afgescheiden Katanga. Daar worden zij
opgewacht door Godefroid Munongo, Katangees minister van Buitenlandse
Zaken en een oude vijand van Lumumba. Op diens bevel stelt de Belgische
politiecommissaris Verschuere een executiepeloton samen. Op 16 kilometer
van Elisabethstad worden de drie tegen een boom gefusilleerd.
Mobutu's verraad aan Patrice Lumumba, de man die aan de wieg stond van
zijn carrière, is wellicht de meest dramatische wending in zijn
leven. Zijn Zaïrese biograaf Z.A. Etambala memoreert hoe Mobutu al
op 15 juli, na een inspectietocht naar de Evenaarsprovincie, waar hij
oog in oog stond met de slachtoffers van de muiterij, opdracht gaf hem
als lid van de MNC-Lumumba te laten schrappen. De Belgische journalist
en Mobutu-kenner Walter Zinzen schrijft de ommekeer op het conto van de
Amerikanen. Zij spanden zich in om Mobutu los te weken van Lumumba en
wisten Kasavubu te bewegen de kolonel te bevorderen tot opperbevelhebber
van het leger. Belangrijker nog: Devlin had hem gewaarschuwd dat
aanhangers van Lumumba een aanslag op zijn leven beraamden. Dat kan de
doorslag hebben gegeven: de afgezette premier en zijn entourage hadden
het gemunt op hem, Mobutu, terwijl hij bezig was het land te redden van
de chaos waarin de lumumbisten het hadden gestort.
In mei 1963 neemt Mobutu in de VS zijn beloning in ontvangst. Door zijn
gastheer, de Amerikaanse stafchef generaal Wheeler, wordt hij opgenomen
in het Legioen van Verdienste. In de begeleidende oorkonde heet het:
,,Door zijn land van buitenlandse communistische elementen te zuiveren,
bewees hij zich als behoeder van de vrijheid en als vriend van alle
vrije volkeren''.
De putsch van 14 september is slechts een vingeroefening. Nu Lumumba uit
de weg is geruimd, is er weer ruimte voor een burgerregering, vindt
Mobutu. Het kabinet van Cyrille Adula staat voor de taak Katanga en
Kasaï terug te brengen in de Kongolese moederschoot. Als dat gelukt
is, valt in 1964 het oosten, inclusief Stanleystad, opnieuw in handen
van de lumumbisten. Pierre Mulele, ex-minister van Onderwijs onder
Lumumba, ontketent een guerrilla in Kwilu, het achterland van Kinshasa.
Mobutu's elitetroepen houden bruut huis onder de boerenbevolking van
Kwilu, maar het regeringsleger moet Oost-Zaïre ontruimen. Om dat
gebied te heroveren, heeft Mobutu, inmiddels bevorderd tot
generaal-majoor, luchtsteun nodig en Kongo beschikt niet over piloten.
Daarop werft de CIA Cubaanse ballingen in Miami, die worden ingezet in
Kongo. Het Pentagon levert T-28 gevechtsvliegtuigen,
transporttoestellen, helikopters, plus reserve-onderdelen en 'technici'
die er verstand van hebben. Mobutu tekent eigenhandig het contract met
de Zuidafrikaanse huurlingenleider Mike Hoare. Uiteindelijk geeft een
contingent Belgische paracommando's, gedropt door Amerikaanse
transportvliegtuigen, de doorslag bij de herovering van Stanleystad.
In 1965 verandert president Kasavubu plotseling van koers. Op 12 oktober
benoemt hij een nieuwe premier: Evariste Kimba, een Muluba uit Katanga
die zegt te willen onderhandelen met de lumumbisten en pleit voor
erkenning van de Volksrepubliek China. Tijdens een conferentie in de
Ghanese hoofdstad Accra zoekt Kasavubu toenadering tot de revolutionaire
staten van Afrika. Hij zegt de huurlingen naar huis te willen sturen
,,in het belang van de Afrikaanse waardigheid''. Larry Devlin, die in
1963 is teruggekeerd naar Washington, wordt opnieuw gestationeerd in
Leopoldstad. In een interview met een Belgische krant zegt legerleider
Mobutu: ,,Ziet u mij met de hakken klappen voor bandieten
(Lumumba-aanhangers) die geprobeerd hebben mij te doden? Als men hen in
een regering haalt, zal ik mijn verantwoordelijkheid nemen.'' In de
nacht van 24 op 25 november 1965 zet Mobutu president Kasavubu af en
benoemt hij zichzelf tot staatshoofd. Hij is het bijna 32 jaar gebleven.
Stond zijn eerste staatsgreep in het teken van de afrekening met
Lumumba, na de coup van '65 maakte Mobutu korte metten met de politici
die het etnische en regionale verdeel-en-heersspel van de Belgen hadden
meegespeeld. Zij hadden er in Mobutu's ogen voor gezorgd dat het land
uiteenviel en dat de ex-kolonisator heer en meester bleef over 's lands
rijkste bodemschatten: de diamanten van Kasaï en het koper en
kobalt van Katanga (Shaba).
Op tweede pinkersterdag 1966 laat Mobutu in Leopoldstad voor de ogen van
het volk vier mannen ophangen op beschuldiging van samenzwering. Onder
hen is de ex-premier en voormalig minister van het afgescheiden Katanga
Evariste Kimba, een Muluba. Met zijn hoofd in de strop zou Kimba de
Baluba hebben bezworen hem te wreken. Later heeft Mobutu bekend dat hij
elke keer dat hij een glas leegdronk het gezicht van Kimba op de bodem
zag. De Zaïrezen die het in de loop der jaren waagden Mobutu te
trotseren waren altijd Baluba: mgr. Joseph Malula aan het begin van de
jaren zeventig, oppositieleider Etienne Tshisekedi in de jaren tachtig
en negentig, en, ten slotte, de rebel Laurent-Désiré
Kabila.
Op 27 oktober 1971 werd Kongo omgedoopt tot de republiek Zaïre. Dat
Leopoldstad, Elisabethstad, Boudewijnstad, Albertstad en Coquilhatstad
Afrikaanse namen kregen, lag in de rede. Toch menen Mobutu's Belgische
biografen hem wat de landsnaam betreft op een fout te betrappen. Zo
schrijft de Brusselse advocaat Jules Chomé: ,,De naam Nkongo werd
lang vóór de koloniale tijd gegeven aan de riviermonding
en het volk dat er woonde. Het waren Portugese zeevaarders die de stroom
en het achterland de naam Zaïre gaven. Dit is een verkeerde
uitspraak van het woord nzadi, dat in het Kikongo 'rivier' betekent.''
Ook Walter Zinzen rept in dit verband van een 'flater'.
Dat is de vraag. Mobutu vond 'Kongo' een te exclusieve verwijzing naar
één etnische groep, de Bakongo van Joseph Kasavubu. Het
zwaartepunt van het historische Kongorijk lag bovendien in het huidige
Noord-Angola. Zo bezien is het verbasterde Kikongowoord voor 'rivier'
een meer nationale naam. Het stroomgebied van de Zaïre beslaat
immers het grootste deel van het land. Het is ironisch dat
rebellenleider Laurent-Désiré Kabila en zijn Alliantie van
democratische krachten voor de bevrijding van Kongo-Zaïre in hun
afkeer van het mobutisme het land en de rivier hun oude, uit de
koloniale tijd daterende naam willen teruggeven.
Mobutu's antwoord op de politieke en etnische verdeeldheid van de jaren
zestig is de eenpartijstaat en de eenmansdictatuur. Zijn 'nationale
revolutie' wordt belichaamd door de Mouvement Populaire pour la
Révolution (MPR), die het hele scala aan maatschappelijke en
politieke organisaties opslokt. Van de Belgen geërfde arrangementen
als de federale staat en de Trias Politica worden vervangen door
centralisme en de onderschikking van alle openbare instellingen aan de
Opperste Gids, Mobutu Sese Seko Kuku Ngbendu Waza Banga, zijn nieuwe,
ditmaal zuiver Afrikaanse naam. Het parlement wordt bij een
grondwetsherziening in 1974 gereduceerd tot een applausmachine voor
presidentiële besluiten.
De ooit almachtige Union Minière du Haut Katanga (UMHK), een
Belgische in de Kongolese staat, die de afscheiding van de
koperprovincie van harte had gesteund, gaat ondanks fel verzet door
onder het juk der 'kongolisering'. Ze verliest haar rechten op
ontginning, verwerking en verkoop van de kostbare ertsen aan het eind
1966 opgerichte staatsbedrijf Gécomin.
Mobutu's revolutie wekt in die eerste jaren heel wat geestdrift.
Belgische monopolies worden opgedoekt en ondernemingen uit ander
buitenland investeren in Zaïre. Mobutu's appèl aan de
'forces vives' van het land - de dorpsgemeenschappen, de jeugd en de
soldaten - is niet aan dovemansoren gericht: men grijpt schop en hak om
de landbouwproduktie te verhogen. Deze golf van postkoloniaal
enthousiasme wordt treffend verbeeld op het nieuwe biljet van 1
zaïre dat de Banque Nationale du Congo aan het eind van de jaren
zestig laat drukken: een jonge Mobutu, die de mouwen van zijn legerhemd
opstroopt.
Dan gaat het mis. Na de 'kongolisering' volgt de 'zaïrisatie'. De
werkgeversverbonden worden in 1972, als laatste maatschappelijke
organisaties, onder de MPR-paraplu gebracht en de economie moet in
handen van Zaïrezen komen. Niet slagvaardig ondernemersschap geeft
de doorslag, maar hondentrouw aan de Gids. De failliete boedel die rest
na dit fiasco wordt overgenomen door de staat, maar ook die blijkt
weinig ondernemend. De gezaïriseerde bedrijven mogen in 1976 terug
naar de oude eigenaars, maar dan is het al te laat, schrijft Etambala:
,,het gouden kalf was verdronken''. Terwijl de Gids zich laat
bewierroken, verdeelt hij de gouden eieren onder zijn familie en
clientèle en zakt Zaïre langzaam weg in het
sociaal-economische moeras. Met de inkomsten uit de diamant- en
koperwinning, goeddeels verkregen uit smokkelpraktijken, financiert
Mobutu zijn presidentiële garde, die hij bemant met streekgenoten.
In 1995 kwamen 31 van de 62 Zaïrese generaals uit de
Evenaarsprovincie.
Misschien uit grootheidswaan, misschien uit behoefte aan compensatie
voor de binnenlandse malaise, na tien jaar aan de macht stort Mobutu
zich in een buitenlands avontuur. In mei 1975 interveniëren zijn
elitetroepen in de Angolese burgeroorlog, aan de zijde van Mobutu's
vriend en zwager, de Mukongo Roberto Holden. Die droomde in de Portugese
tijd over herstel van het historische Kongorijk en neemt na de
onafhankelijkheid van Angola de wapens op tegen het linkse MPLA-bewind
in Luanda. Het loopt uit op een bloedig fiasco, maar de MPLA zal Mobutu
dit nooit vergeven en ook elders in Afrika verspeelt de Gids krediet. In
1977 en '78 volgt de revanche. Katangese gendarmes die zijn uitgeweken
naar Angola, waar zij de MPLA zijn bijgesprongen tegen Holden, vallen
Shaba binnen. België en Frankrijk ruiken een Sovjet-Cubaans
complot, sturen paracommando's en redden aldus Mobutu's luipaardtroon.
In de jaren tachtig voltrekt zich in het voormalige moederland
België een generatiewisseling. Jonge journalisten distantiëren
zich van het dwangbewind in Zaïre en in 1988 treden de socialisten,
die democratie en mensenrechten in hun vaandel voeren, toe tot de
regering. Het koloniale kapitaal, geconcentreerd in de eerbiedwaardige
Société Générale, gaat over in Franse
handen. Rond 1990 kan Mobutu alleen nog rekenen op de steun van Parijs,
dat Zaïre beschouwt als frontstaat van 'Françafrique', en
een enkele collega in Afrika, zoals Togo's sterke man Eyadema.
Op 24 april 1990 maakt Mobutu, onder binnen- en buitenlandse druk, een
theatrale volte-face: hij kondigt een 'overgang' aan naar een
meerpartijendemocratie. Meer dan tweehonderd politieke formaties laten
zich registreren. In afwachting van verkiezingen mag de oppositie de
premier aanwijzen. Deze 'transitie' duurt zeven jaar, de premiers komen
en gaan en de oppositie, verdeeld door strijdige regionale loyaliteiten
en persoonlijke jaloezieën, laat zich door de listige luipaard uit
elkaar spelen. Het eindspel is geen stembusslag, maar een gewapende
opstand en de militarisering van het bewind. Mobutu's laatste premier is
een generaal.
De slotakte wordt ingeluid door repressie van een etnische minderheid,
een fatale fout. De gewelddadige verdrijving van de Banyamulenge,
Zaïrese Tutsi's,in de grensstreek Kivu en een handreiking van
Mobutu's leger aan Hutu-extremisten uit Rwanda doen de crisis in het
kleine buurland overslaan naar het immense Zaïre. Er volgt een
nieuwe schokgolf uit het oosten, ditmaal van gedisciplineerde
Tutsi-soldaten uit de school van Yoweri Museveni (Oeganda) en Paul
Kagame (Rwanda). In hun leider, Laurent-Désiré Kabila, een
Muluba uit Shaba en een voormalige aanhanger van Patrice Lumumba, moet
Mobutu de geesten hebben herkend die hem in boze dromen hebben bezocht.
Een engel der wrake, die hem de rekening presenteert voor de
massamoorden op de Baluba van Bakwanga, het verraad aan zijn politieke
voogd Lumumba en de ophanging van Kimba.
De zieke maarschalk ziet gezichten op de bodem van het lege glas.
(NRC Handelsblad / Buitenland, 17 mei 1997)
|
NRC Webpagina's
16 mei 1997
|