U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
     
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

 DOSSIER ZAÏRE

 INTRODUCTIE

 ACTUEEL

 NIEUWSOVERZICHT

 MOBUTU

 TIJDBALK

 GESCHIEDENIS & ACHTERGRONDEN

 KAARTEN

 FOTO'S

 LINKS

Geschiedenis & achtergronden


Hulpverleners raken in het Afrikaanse conflict verstrikt; MEDEPLICHTIG VOOR HET GOEDE DOEL
Koert Lindijer
Hulpverleners dikken de ellende in Afrika aan om geld in te zamelen ter bestrijding van diezelfde ellende. Evenmin als de politiek en de media wisten zij hoe te reageren op de nasleep van een massamoord begaan door een massa. Voedsel uitdelen en pleisters plakken, voor moordenaars en vluchtelingen gelijk: de valkuil van de hulpvaardigheid.

Het is bijna Kerstmis'', zegt Claude Dusaide. ,,Een goede tijd voor hulporganisaties om geld in te zamelen.'' De adviseur van Rwanda's vice-president Paul Kagame, had het nauwelijks provocerender kunnen uitdrukken. ,,De internationale hulporganisaties zijn hypocriet'', zo viel hij enkele dagen geleden uit. ,,Ze bedrijven humanitair bedrog. Om geld in te zamelen zenden ze alarmerende berichten de wereld in over een verzonnen situatie in Oost-Zaïre.''

Dusaides kritiek kan worden uitgelegd als de wraak van een woordvoerder van de Rwandese regering, die al lange tijd overhoop ligt met hulporganisaties. Maar dat neemt niet weg dat de kritiek op het optreden van buitenlandse hulpinstellingen bij de huidige crisis van het Gebied van de Grote Meren in veel bredere kring wordt gedragen. Hulpverleners erkennen zelf dat hun vak een zekere, 'noodzakelijke' hypocrisie met zich meebrengt. ,,Wanneer we een boel ophef maken over ongeveer tweehonderdduizend vluchtelingen en het blijken er later slechts tienduizend te zijn, dan moet je niet vergeten dat we soms móeten overdrijven. We zijn immers afhankelijk van donaties door het publiek'', zegt een hulpverlener in Rwanda. ,,Als we niet over dat geld beschikken, dan kunnen we niet bestaan. Het is ziekmakend maar waar.''

De crisis in Oost-Zaïre begon onder exceptionele omstandigheden. Wekenlang hielden de Zaïrese rebellen het gebied waar honderdduizenden Rwandese en Burundese vluchtelingen ronddwaalden, afgesloten. Eerst voor hulpverleners en daarna ook voor journalisten.

Waren bij de hongersnood in Ethiopië in 1984, bij de massale sterfte in 1992 in Somalië en bij de vele andere menselijke tragedies in Afrika de elektronische media ruimschoots ter plaatse, dit keer ontbraken schokkende beelden voor de huiskamers in het westen. Voor de inzameling van fondsen moesten de hulpinstellingen het dit keer doen zonder de 'advertenties' van stervende vrouwen en kinderen.

Van buitenaf gingen hulpverleners overdreven en ongegronde uitspraken doen die kwaad bloed zetten - bij Rwandese machthebbers, bij journalisten en uiteindelijk ook in het wereldje van de hulpverleners zelf. Met veel lawaai verlieten honderd buitenlandse hulpverleners de Oostzaïrese stad Goma toen die door rebellen werd ingenomen. ,,Dit is de moeilijkste beslissing van mijn leven'', verklaarde Panos Moumtzis, woordvoerder van het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR). Zijn uitspraken waren één dag wereldnieuws. Zaïrese hulpverleners bleven onbeschermd en onbelicht achter. ,,Dagelijks sterven er 900 tot 1.500 mensen'', riepen gefrustreerde hulpverleners langs de gesloten grens van Rwanda en Zaïre. Of: ,,Er dreigt een cholera-epidemie!'' Honderden toegestroomde journalisten namen de uitspraken over of deden er nog een schepje bovenop. Een BBC-correspondent verkondigde vanuit Rwanda: ,,Er voltrekt zich een verborgen holocaust in Oost-Zaïre.'' Verbazing alom toen enkele dagen later honderdduizenden vluchtelingen in relatief goede gezondheid de grens overstroomden naar Rwanda.

Inmiddels al even gefrustreerde journalisten richtten hun giftige pennen op de hulpverleners. ,,Ik voel me aangevallen door de media'', verzucht een vermoeide hulpverlener in Kigali. ,,De journalisten verwijten ons sensatie te zoeken om geld te kunnen inzamelen. Wij zouden haast geloven dat de pers het wel goed zou vinden als enkele vluchtelingen stierven.''

De kritiek is niet nieuw. Twee jaar geleden, tijdens de georganiseerde exodus van ruim anderhalf miljoen Rwandese Hutu-vluchtelingen naar Oost-Zaïre, vielen gelijkluidende beschuldigingen te horen. De humanitaire tragedie door de genocide in Rwanda kreeg beduidend minder aandacht dan die in Goma in Oost-Zaïre. Rond Goma stierven na de komst van de vluchtelingen een geschatte vijftigduizend mensen, door de genocide in Rwanda ongeveer achthonderdduizend.

De aanstichters van de genocide leidden de vluchtelingen, onder wie een geschatte honderdduizend 'kleine' moordenaars, naar Zaïre. Zij wisten dat de hulpverleners daar voor hen klaar stonden. ,,Er vond een wedloop van hulporganisaties op Goma plaats'', zegt Mark Boden, regiohoofd van het Britse Save the Children. ,,Mijn organisatie deed daar niet aan mee. Ik kan u vertellen dat onze afdeling fondsenwerving daar niet blij mee was.''

De vluchtelingenkampen groeiden uit tot de best geëquipeerde dorpen van Afrika. ,,Fondsen voor Goma konden onbeperkt worden ingezameld'', aldus een rapport over de crisis twee jaar geleden, opgesteld door een internationale onderzoekscommissie in opdracht van een aantal donorlanden.

In hun ijver bij de onderlinge concurrentie om fondsen en imago, gingen de hulporganisaties voorbij aan de werkelijkheid in Afrika. De hulpverleners konden op zo korte termijn de complexiteit van de Rwandese crisis niet doorgronden. De organisaties, die anders nooit te verlegen zijn om kritiek te uiten op wantoestanden die ze aantreffen, volgden hier geheel en al hun humanitaire instinct. Een hulpverlener van de Amerikaanse organisatie Care International tekende als een van de weinigen protest aan tegen de hulp die naar moordenaars ging. Dit leidde tot een reprimande van zijn hoofdkantoor: hij diende te zwijgen.

Geen enkele hulporganisatie vertrok in de eerste maanden uit protest tegen de militarisering van de kampen. In strijd met internationale verdragen hergroepeerden de aanstichters van de genocide de vluchtingen in kampen op steenworp afstand van de grens met Rwanda. Tienduizenden ex-Rwandese regeringssoldaten en Hutu-extremisten van de militie Interahamwe bereidden zich daar voor op hun wraak op de nieuwe machthebbers in Rwanda. De hulpverleners lieten het toe en verlieten de kampen pas toen ze zelf bedreigd werden door gewapende elementen.

Zo kon het ook gebeuren dat vluchtelingen aan de strijders contributie moesten afdragen in de vorm van een deel van hun voedselhulp. Interahamwe-leden organiseerden rechtbanken voor dissidenten en vermoorden tegenstanders in het aangezicht van hulpverleners. Begin dit jaar begonnen Hutu-extremisten op systematische wijze vanuit de kampen aanvallen uit te voeren op Rwandees grondgebied, waarbij ze het vooral gemunt hadden op ooggetuigen van de genocide. Achteloze hulpverleners namen voor hun hulpprogramma's notoire moordenaars in dienst.

De doorgaans zeer mondige hulporganisaties zwegen de eerste maanden over de negatieve gevolgen van hun steun. Net zo min als de politiek en de media wisten zij hoe te reageren op de nasleep van een massamoord begaan door een massa. Wie waren de aanstichters, wie de uitvoerders, wie de slachtoffers, en wie de slachtoffers en de moordenaars? Welke houding diende te worden aangenomen tegen het nieuwe Rwandese regime dat weliswaar niet vlekkeloos uit de genocide te voorschijn was gekomen, maar vermoedelijk wel de enige kans bood op gerechtigheid en behoorlijk bestuur?

De invloed van de hulpverleners op Afrika is de afgelopen jaren drastisch toegenomen. Na het einde van de Koude Oorlog raakte Afrika buiten het gezichtsveld van de westerse beleidsmakers. Eens strategisch gebruikte ontwikkelingshulp ging plaatsmaken voor de publicitair veel aantrekkelijker noodhulp. Pleisters plakken en het uitdelen van lunchpakketten werd een multi-million dollar business. Afrikaanse regimes zagen met lede ogen hun invloed eroderen, de hulpverleners met hun veel krachtiger economische middelen overvleugelden hen. Jaloers keken de werkelijke machthebbers van Afrika naar het indrukwekkende wagenpark en andere infrastructurele middelen van de hulporganisaties. Lange rijen werklozen verschenen bij de poorten van hun kantoren.

Hulpverleners kregen een steeds grotere mond. De openlijke kritiek van de Franse afdeling van Artsen zonder Grenzen op de Ethiopische regering tijdens de hongersnood in 1985 was nog ongehoord. Tegenwoordig deinzen hulpverleners er niet voor terug vergaande politieke uitspraken te doen. Met de oproepen tot interventie in Somalië en nu in Oost-Zaïre gaan de hulporganisaties hun traditionele mandaat ver te buiten.

Mark Bowden van Save the Children meent dat het streven om gehoord te worden deels wordt ingegeven door de noodzaak van publiciteit. ,,Alle hulporganisaties streven naar een goed imago. Want steeds meer hulporganisaties moeten ijveren voor steeds minder fondsen en aandacht in de media. Dat is het CNN-effect.'' Organisaties als Artsen zonder Grenzen hebben bewust het element van advocacy, pleitbezorging, in hun takenpakket opgenomen: ,,Wij verkeren op plaatsen waar anderen niet komen en moeten daarom het gesignaleerde onrecht aan de kaak stellen'', luidt de stelling. Het Internationale Rode Kruis daarentegen probeert juist zijn neutrale rol te bewaren.

Met hun advocacy nemen de hulporganisaties een rol in het politieke krachtenspel ter plaatse op zich. De vraag is of ze daarvoor wel zijn toegerust. En of ze bereid zijn de verantwoordelijkheid te accepteren die bij die rol hoort. Het lijkt erop dat ze in het Gebied van de Grote Meren noch aan het een noch aan het ander hebben kunnen voldoen.

,,De meeste hulporganisaties en de UNHCR liepen recht in de val'', concludeert de mensenrechtenorganisatie African Rights in het rapport 'Humanitarianism Unbound'. ,,De hulporganisaties maakten de bewapening en de reorganisatie van de milities en de ex-Rwandese regeringssoldaten mogelijk'', vatte twee weken geleden Rwanda's Paul Kagame desgevraagd zijn kritiek samen. Toch bleef de buitenlandse hulp binnenstromen. In tegenstelling tot dorpelingen op menige plaats elders in Afrika, ontvingen de vluchtelingen hier stipt op tijd hun rantsoenen, schoon water en medische verzorging. Het sterftecijfer onder bijvoorbeeld kleine kinderen lag beduidend lager dan in het gemiddelde Afrikaanse dorp.

De zwaarste kritiek geldt de rol van de UNHCR. Eén miljoen dollar per dag gaf de VN-vluchtelingenorganisatie uit aan de kampen in Oost-Zaïre. Tevergeefs probeerde het maandenlang de vluchtelingen aan te moedigen terug te keren naar Rwanda, waar de VN hen zouden beschermen. Toen de vluchtelingen drie weken geleden, nadat de strijd was losgebarsten, terugkwamen, oefende de UNHCR echter geen enkele controle uit. Het Rwandese leger nam eigenhandig de gehele operatie over. Rwandese militairen confisqueerden vrachtwagens van de UNHCR en met de VN samenwerkende organisaties. ,,Ik zat op een UNHCR-vrachtwagen volgepropt met vluchtelingen van wie enkelen ziek waren'', vertelt een verpleegster. ,,Ik zei tegen de Rwandese soldaten: ze zijn ziek, ik wil ze afladen en behandelen. De militairen antwoordden: nee, ze zijn niet ziek, doorrijden! Ik zei: ze hebben dorst. Nee, antwoordden de soldaten, ze zijn niet dorstig, doorrijden! Ook moesten we van het leger enkele noodkliniekjes langs de weg sluiten. De UNHCR had zich buiten spel laten zetten en stond vervolgens dus machteloos.''

Tussen de meer dan honderd in Rwanda aanwezige buitenlandse hulporganisaties vlogen verwijten over en weer tijdens de chaotische terugkeer van de vluchtelingen. Het scheelde weinig of er braken tijdens vergaderingen vuistgevechten uit. Het Wereldvoedselprogramma van de VN beschuldigde particuliere hulporganisaties hun zaakjes niet in orde te hebben. De UNHCR verweet de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) slecht werk te verrichten.

Als coördinator van de hulpverlening treft de UNHCR de meeste blaam. ,,De UNHCR deed het de afgelopen twee jaar zo slecht in de vluchtelingenkampen, bijvoorbeeld door geen onderscheid te maken tussen moordenaars en vluchtelingen, dat ik een beter optreden verwachtte in Rwanda'', betoogt een medewerker. ,,Maar dat gebeurde niet. De UNHCR heeft zijn mandaat opgegeven. Wanneer in internationale fora dat mandaat ter sprake komt, dient dit falen ter discussie te worden gebracht.''

Collins Asare, onderdirecteur van de UNHCR in Rwanda, antwoordt desgevraagd: ,,Het regeringsleger deed goed werk. Ons mandaat is om de inspanning van de regering te ondersteunen.''

In het Zaïrese Bukavu beklaagt een hulpverlener van een plaatselijke organisatie zich over 'de arrogantie' van zijn buitenlandse collega's. ,,Vanaf het begin waarschuwden wij voor de gevaren voor Oost-Zaïre van de aanwezigheid van vluchtelingen'', zegt hij. ,,Toen de bom barstte, renden de buitenlanders weg en lieten het werk aan ons over. Waarom hebben ze niet naar ons geluisterd?'' Mark Bowden van Save the Children beaamt dat buitenlandse organisaties eerst naar plaatselijke initiatieven moeten kijken alvorens als een stoomwals binnen te treden. ,,In Somalië gaven we destijds nauwelijks steun aan plaatselijke hulporganisaties, net zoals nu in Oost-Zaïre. Buitenlandse hulpverleners die per parachute neerdalen, vormen geen antwoord. We moeten werken aan een andere aanpak van humanitaire interventie.''

Bowden noemt de ideologische uitgangspunten van de hulporganisaties 'tamelijk bankroet'. ,,Onze respons is steeds opnieuw: ga er op af en voed ze. Hulpverleners blijken altijd bereid antwoorden te geven, maar ze kunnen niet uitleggen wat het probleem is. De hulporganisaties begrepen niet wat er zich afspeelde in Oost-Zaïre.''

Met verbazing neemt Bowden waar hoe hulporganisaties telkens dezelfde fouten maken. In een reflex kijken hulpverleners alleen naar het lot van de vluchtelingen en roepen op tot een militaire interventie om hen te helpen. Ze tonen politieke naïveteit, ze maken geen analyse van de politiek/militaire situatie. ,,Een militaire interventie bij een toch al chaotische situatie zal tot nog meer verwarring leiden en niet tot meer toegangelijkheid voor hulpverleners'', aldus Bowden. ,,Laten de hulpverleners eerst een opzet maken die kan leiden tot stabiliteit in Oost-Zaïre en niet in het wilde weg roepen om de komst van militairen. Hulp wil niet alleen zeggen: verlichting van het leed.''

De vraag is of de hulporganisaties de kwaliteit in huis hebben om politiek te bedrijven en of ze ook de consequenties willen aanvaarden van hun politieke uitspraken. Organisaties die eerst opriepen tot een militaire interventie in Somalië namen enkele maanden later, toen de interventiemacht tot nog grotere strijd had geleid, de vrijheid het ingrijpen te veroordelen. African Rights stelde twee jaar geleden: ,,De humanitaire multinational is zijn doel voorbij geschoten. De oorlogen in Soedan, Somalië, Bosnië en Rwanda geven de gevaren aan van hulporganisaties die er een multi-mandaat op na houden.''

Met hun beroep op menselijk leed proberen de hulporganisaties zich morele superioriteit toe te eigenen en geven daarmee ten onrechte de indruk de oplossing te weten voor de machtsconflicten. Het debacle van de hulpoperatie in Oost-Zaïre twee jaar geleden, en de crisis die inmiddels tot in het hele Gebied van de Grote Meren is uitgezaaid, heeft hen in het ongelijk gesteld.

(NRC Handelsblad / Zaterdags Bijvoegsel, 7 december 1996)

NRC Webpagina's
mei 1997

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) MEI 1997