DOSSIER ZAÏRE
INTRODUCTIE
ACTUEEL
NIEUWSOVERZICHT
MOBUTU
TIJDBALK
GESCHIEDENIS & ACHTERGRONDEN
KAARTEN
FOTO'S
LINKS
|
Geschiedenis & achtergronden
Verkeerd geholpen
A. de Swaan
In het ondoordringbare oosten van Zaïre
is een burgeroorlog uitgebroken. Wat daar precies gebeurt is
onduidelijk want in het tijdperk van onbeperkte communicatie is het
ongeregeld krijgsbedrijf nog steeds ontoegankelijk voor de
verslaggeving. Journalisten posteren zich met verrekijkers op het dak
van het enige hoge gebouw in de wijde omtrek en vertellen elkaar wat zij
in die wijde omtrek zien. De berichtgeving is dan ook opvallend
eensluidend.
Blijkbaar zijn in dat grensgebied nabij Rwanda een aantal groeperingen
in opstand gekomen, nadat ze door de plaatselijke Zaïrese
autoriteiten met uitdrijving bedreigd werden. Ze worden in de
nieuwsberichten 'Tutsi's' genoemd en ze noemen zichzelf 'Banyamulenge'.
Dat betekent 'mensen uit Mulenge' in het Kinyarwnda, naar 'Mulenge', de
streek waar ze nu verblijven. Ze wonen daar 'sinds tweehonderd jaar',
schrijven de kranten. Geschreven documenten, laat staan
bevolkingsregisters en kadasters waren er in die tijd niet. Dus hoe
'Tutsi' die Banyamulenge werkelijk zijn is onbekend. In de
antropologische literatuur over Rwanda woedt een generatieconflict, en
terecht. De tweedeling 'Hutu/Tutsi' gaat terug op een onderscheid dat
antropologen bij het begin van de kolonisatie aan de Europese
rassentheorie ontleenden. De onderzoekers spraken bij voorkeur met de
plaatselijke heersers die uiteraard gretig de suggestie bevestigden dat
ze afstamden van een herenvolk dat door geboorte gerechtigd was om over
een slavenvolk te regeren. De rassentheorie werd vervolgens door de
koloniale autoriteiten in de jaren twintig waar gemáákt
door de invoering van persoonsbewijzen waarop voor iedereen zijn
afstamming vermeld werd. Die administratieve indeling ging daarna over
van vaders op kinderen. De Rwandezen spreken dezelfde taal en hebben
deel aan dezelfde cultuur. Huwelijken tussen mensen met verschillende
registratie kwamen veel voor. Wat door toedoen van de antropologische
rassenkundigen en daarna door de koloniale administrateurs bestendigd en
verhard is, was niet een erfelijk of zelfs een etnisch onderscheid,
maar meer een vage en vloeiende overgang tussen een heersende groepering
die vooral van de veeteelt leefde en een horige boerenstand die tot
herendienst verplicht was: een arbeidsdwang die door het Belgische
bestuur nog eens zo zwaar werd opgelegd. De onderworpenen der aarde
hebben zich na de bevrijding van de Belgen meermalen bloedig op de
inheemse heersende klasse gewroken, onder de verzamelnaam 'Hutu's' in
een 'rassenstrijd' tegen de 'Tutsi's'. De rassenleer kwam de
extremisten in het postkoloniale regime in Rwanda goed van pas bij de
haatcampagne die uitliep op de uitroeiing van de 'volksvijandige
Tutsi's'. Nog tijdens de genocide werd Rwanda veroverd door een leger
dat was gerekruteerd uit verjaagde 'Tutsi's', met Uganda in het Noorden
als uitvalsbasis. Het 'Hutu-regime' vluchtte naar het zuiden en dreef
de boerenbevolking voor zich uit, voorzover die niet al op de vlucht
geslagen was uit angst voor wraak vanwege de moordpartijen. Op dat punt
greep Frankrijk in en zond commando's om de verjaagde 'Hutu-militanten'
een wijkplaats te verschaffen. Het Frankrijk van Mitterand deed in
Rwanda in allerhande kwade zaken. De Fransen kwamen te laat en meer dan
een miljoen 'Hutu' vluchtelingen stroomden de grens over naar
Oost-Zaïre. Vandaar hadden ze snel terug kunnen keren naar Rwanda.
Het nieuwe regime garandeerde hun veiligheid en onder Westerse druk zou
het die belofte ook wel nagekomen zijn. Maar Westerse organisaties die
tijdens de genocide niet hadden ingegrepen begonnen nu met grootscheeps
hulpvertoon kampen voor de vluchtelingen in te richten. Binnen de
kortste keren maakten de 'Hutu' milities daar de dienst uit, eigenden
zich de hulpgoederen toe en terroriseerden de kampbevolking die niet
naar Rwanda terug mocht. De Banyamulenge zijn nu als 'Tutsi's' in
opstand gekomen tegen hun dreigende uitzetting. Ze hebben de
vluchtelingenkampen beschoten en strategische posities ingenomen,
waarschijnlijk met hulp van het nieuwe regime in Rwanda. Dat heeft twee
ingrijpende gevolgen. Het bewind in Zaïre, voorzover dat nog
bestaat, is niet bij machte die aanval af te slaan en de chaos in dat
land blijkt nu volkomen. Maar bovendien stromen nu eindelijk de kampen
leeg. De 'Hutu-milities' kunnen de vluchtelingen niet langer dwingen en
de buitenlandse hulpverleners kunnen hen niet langer lokken om te
blijven. Met de moed der wanhoop kiezen de verdreven Rwandezen nu voor
terugkeer. Weer heeft een onzalig verbond tussen buitenlandse
hulpverleners en inheemse terreurbendes miljoenen burgers jarenlang in
gijzeling gehouden, net als indertijd in het grensgebied tussen Thailand
en Cambodja en net als later in Bosnië. Nu kan daar een eind aan
komen als de hulpverlening wordt ingezet in Rwanda zelf en de
vluchtelingen dáár worden opgevangen. De Rwandese regering
en het Arusha Tribunaal hebben bijstand nodig bij de opsporing en de
berechting van de schuldigen aan de volkerenmoord van '94. Dat zijn
dezelfde milities die destijds hun 'eigen' boeren tot medeplichtigheid
hebben gedwongen, die hen op de vlucht voor zich uit hebben gedreven en
jarenlang de kampen terroriseerden. In Oost-Zaïre hebben
buitenlandse hulpverleners en militairen niets meer te zoeken. De chaos
daar is een bijverschijnsel van de algehele ineenstorting van
Zaïre. Maar in Rwanda zelf kunnen de buitenlandse hulpverleners
zich nog wel nuttig maken, door te doen wat al twee jaar geleden had
moeten gebeuren: helpen bij de huisvesting van de vluchtelingen, de
beslechting van geschillen over grondbezit, de opbouw van een behoorlijk
burgerlijk bestuur, de inrichting van de rechtspraak en de vorming van
een representatieve regering. Al die tijd hebben Westerse hulpverleners
misschien niet willens, maar wel wetens, bijgedragen aan het voortduren
van de ellende. Wie daaraan heeft meebetaald, heeft dus indertijd op
het verkeerde nummer gestort.
(NRC Handelsblad / Zaterdags Bijvoegsel, 2 november
1996)
|
NRC Webpagina's
mei 1997
|