Profiel - Wachtlijsten
NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE 





WACHTLIJSTEN
STRATEGISCH INSTRUMENT
OVERZICHT
VERZEKERAARS
OPLOSSINGEN
PLANNEN
RIAGGS
ZIEKENHUIZEN
RECHTSZAKEN
WACHTEN OP...
INITIATIEVEN
WERKGEVERS
CONGRES
ORGANISATIES



Overzicht eerdere
afleveringen Profiel

Riaggs

Dagelijks gevecht

Cliënten van een Riagg moeten gemiddeld negen weken wachten. Betere samenwerking en korter durende behandelingen zouden soelaas kunnen bieden.

Willebrord Nieuwenhuis

BIJ DE 57 INSTELLINGEN voor ambulante geestelijke volksgezondheid (Riaggs) moeten cliënten vaak maanden wachten voor ze aan een therapie kunnen beginnen. Hun aantal is sinds 1982 verdubbeld tot 250.000 per jaar. Oorzaak is volgens hulpverleners de toenemende individualisering van de maatschappij, het wegvallen van andere opvang, maar ook de grotere bekendheid van Riaggs.

De gemiddelde tijd tot een behandeling kan beginnen is nu negen weken. Dat is zowel voor de cliënten als voor de behandelende hulpverleners onaanvaardbaar lang. Inzicht waarom de wachttijden steeds langer worden is er nauwelijks. Wel duurt volgens een recent rapport van het Trimbos-instituut, 'Wachtlijsten bij de Riagg I', het wachten korter bij Riaggs waar de gemiddelde leeftijd van het personeel hoger is. Een betere verdeling van het bestaande budget over een aantal onderdelen en activiteiten, zoals de tijd die wordt ingeruimd voor face to face-gesprekken en de tijd voor preventie en dienstverlening, kan ook leiden tot kortere wachtlijsten.

Sommige Riaggs kunnen, zo blijkt in de praktijk, niet eens rapporteren hoeveel cliënten zij precies in behandeling hebben. Bij veel instellingen zijn er verschillende registratiemethodes en er wordt zelden samengewerkt om capaciteit elders beter te benutten. Langzamerhand kan de groei van het aantal hulpzoekenden niet meer worden opgevangen door grotere productiviteit, ruimere financiële middelen en meer efficiëntie. Dat is volgens de leiding van een aantal Riaggs al uitentreuren geprobeerd.

Op het crisiscentrum van de Riagg in Amsterdam-Zuid constateren medewerkers een gevoel van moedeloosheid. De druk neemt zo toe dat effectieve hulp in gevaar dreigt te komen en er niet altijd ruimte is voor de beste oplossingen. Meer samenwerking zoals het doorverwijzen naar andere Riaggs of andere vormen van opvang en kortere behandelmethoden, zo menen zij, moeten wel beter worden overwogen.

,,Niet iedereen valt te behandelen'', zegt directeur Peter Hanneman. ,,Soms moet je volstaan met het asiel bieden aan mensen die geestelijk ongezond zijn. Die asielfunctie wordt veronachtzaamd. Je kunt rustig zeggen dat we dagelijks worstelen met de beheersbaarheid van het sterk toenemende aanbod. Maar bij alle plannen die gemaakt worden, staat alleen maar die beheersbaarheid van de toestroom voorop, terwijl het vooral zou moeten gaan om de inhoud. Maar die inhoud, het elan om die te zoeken, raakt steeds verder achterop.''

Hanneman noemt het doorverwijzen naar andere Riaggs geen eenvoudige zaak. De opzet van deze instellingen voor ambulante geestelijke volksgezondheid in 1982 was juist om ter plekke na te gaan hoe opvang in de buurt beter is te realiseren, in samenspraak met een maatschappelijk werker, sociale diensten, huisartsen, therapeuten, psychologen en psychiaters.

,,Bij de ene Riagg is er meer expertise over ouderen, bij een andere meer over immigranten, bij weer een andere over aids of over jeugdzorg. Naar die instellingen kan je bepaalde cliënten doorverwijzen. Ik moet toegeven dat de kennis over wat er elders gebeurt misschien niet voldoende wordt benut. Je hebt nu eenmaal met zelfstandige baasjes te maken'', aldus Hanneman.

Van nieuw aangemelde Riagg-cliënten kiest 75 procent voor tien of minder afspraken. Maar zo'n korter durende behandeling - die tot verkleining van de wachtlijsten kan leiden - is lang niet voor alle cliënten geschikt. Van de 50 procent bij wie het misschien zou kunnen werken, blijft in de praktijk 30 procent over. Volgens het onderzoek 'Kortdurende hulpverlening in de gespecialiseerde ambulante GGZ' uit 1998 van Schaeffer, Schene en Koeter kunnen hulpverleners bij kortdurende hulp moeilijk zeggen hoe zij werken.

,,Deels komt dit omdat bijna alle Riaggs de individuele hulpverlener veel vrijheid geven, wat kan leiden tot een grote verscheidenheid van werkwijzen.''

Therapeut Gert Sijbrand van het Amsterdamse crisiscentrum zegt dat recent met de nieuwe, kortere behandelmethoden goede resultaten zijn bereikt, maar noemt het geen toverformule om de wachttijd in te korten. ,,Kijk, aan die kortdurende methodieken moeten cliënten zelf flink meewerken.

,,Zij krijgen huiswerk en het is hard aanpakken. Je leert ze te ondekken wat ze zelf kunnen waarnemen, wat hun gezonde verstand hun zegt, geen ellenlange analytische sessies over gevoelens. Het is niet twee à drie jaar op de bank liggen zoals bij Freud, nee je moet zelf direct meewerken aan je eigen genezing.''

,,Naast de cliënten zijn er ook nog niet zoveel hulpverleners aan die kortere methode toe. Sommigen onder ons vinden nu eenmaal de lange, analytische methode de moeder van alle therapieën en zij zijn niet bereid die snel los te laten.''

NRC Webpagina's
9 DECEMBER 1999

   Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) DECEMBER 1999