Overzicht eerdere afleveringen
VROUWEN
AAN DE TOP
HEADHUNTERS
VROUWENSTUDIES
GRAFIEKEN
LINKS
|
Vrouwenstudies aan de universiteiten zijn een degelijk vak geworden.
De belangstelling onder studenten is tanende.
De radicaliteit voorbij
Door Hendrik Spiering
GEEN FACULTEIT of er horen
tegenwoordig wel vrouwenstudies bij. Zelfs weinig modieuze instellingen
als de Technische Universiteit Delft en de Kampense Theologische
Universiteit van de Gereformeerde kerken in Nederland doen
mee..
In totaal kunnen studenten dit jaar aan de Nederlandse universiteiten
kiezen uit ruim 250 colleges en werkgroepen vrouwenstudies, gegeven door
(meest vrouwelijke) docenten. Onderwerpen te over: Vrouwelijke metaforen
in de bijbel, Sekse taal en macht, Geleerde vrouwen van 1790 tot 1950,
Feministische ethiek, De nieuwe verzorgingsstaat, Dominantie en geweld,
Vrouwen en plattelandsontwikkeling, Nieuwe technologieën en sekse,
Verschillende facetten van identiteit, Psychopharmaca bij vrouwen,
Gender and economics, Urban pedagogy and youth
participation - om maar eens een greep te doen in de
interuniversitaire studiegids die het Nederlands Genootschap
Vrouwenstudies jaarlijks uitbrengt.
Zo'n twintig jaar geleden ontstonden vrouwenstudies als
wetenschapsgebied, dankzij de honger naar "objectieve" kennis in
feministische praatgroepen en - belangrijker motief - uit irritatie over
de dominantie van "mannenonderwerpen" in wetenschap. Dit alles in
navolging van de Amerikaanse women's studies. De toevloed van
vrouwelijke studenten naar de universiteiten stond garant voor voldoende
werkkracht en interesse in "vrouwenonderwerpen". Geweld tegen vrouwen,
patronen en oorzaken van vrouwendiscriminatie, het economische belang
van vrouwelijke zorgarbeid en de door mannen vergeten maar wel degelijk
belangrijke vrouwen uit het verleden waren toen de belangrijke
onderwerpen.
,,In de jaren zeventig was het een ideologie. We gingen heel bewust uit
van het standpunt: wij vrouwen zijn niet goed behandeld!'', zegt dr.
L.D. Derksen, verantwoordelijk voor de filosofische vrouwenstudies aan
de Vrije Universiteit Amsterdam. ,,Maar dat is de laatste tien jaar
veranderd. Door de eisen die de universiteiten stellen, zijn we
hartstikke braaf geworden en héél hoogwaardig. Kwaad zijn
kan niet meer. We doen nu gewoon onderzoek. Radicaal feminisme bestaat
niet meer. Jammer genoeg.''
Nog altijd zijn het vrijwel uitsluitend vrouwen die zich bezighouden met
vrouwenstudies. Van de ruim vierhonderd leden van het Genootschap
Vrouwenstudies zijn er drie man. ,,Natuurlijk kunnen mannen
vrouwenstudies doen. Dat vakgebied is niet voorbehouden aan de
vrouwelijke biologische sekse'', zegt dr. G.M.F. Römkens van de
vakgroep Vrouwenstudies in Utrecht. Maar de verhoudingen zijn nu eenmaal
zo dat vooral vrouwen zich ervoor interesseren en eigen interesse is een
belangrijke drijfveer. ,,Een mannelijke collega onderzoekt nu dus de
gender-identiteit van jonge mannen.''
Bij haar erkenning van de Nederlandse Onderzoeksschool
Vrouwenstudies, een interuniversitair samenwerkingsverband van 56
onderzoekers en 36 promovendi, vroeg de Koninklijke Nederlandse Akademie
van Wetenschappen KNAW zich in 1995 af of alle onderwerpen en
invalshoeken van vrouwenstudies nog wel onder één
wetenschappelijk nuttige noemer te vatten zijn. Centraal in het
onderzoek staat tegenwoordig het gender-begrip.
Gender (Engels voor geslacht) duidt de geslachtelijke identiteit aan: de
cultureel en maatschappelijk bepaalde verschillen tussen de seksen. Dit
in tegenstelling tot de biologisch bepaalde "sekse'. Het onderzoeksveld
is gigantisch: van de persoonlijkheidsvorming van een driejarig meisje
via het opmerkelijke verschil in vormgeving tussen een ladyshave
en een scheerapparaat tot de economische definitie van een voltijds
werknemer. Een klassiek voorbeeld van een cultureel "geconstrueerd"
gender-verschil is "de mythe van de moederliefde" - de gedachte,
stammend uit de negentiende eeuw, van de allesoverheersende liefde die
een vrouw voor haar kind zou (moeten) voelen. Met biologie heeft dat
gevoel weinig te maken.
Veel onderzoek draait om culturele constructies, zoals de vergelijking
van het imago van Marilyn Monroe met dat van Madonna (waarbij de laatste
veel zelfstandiger speelt met haar beeldvorming). Of om de invloed van
de "pret- echo' op de lichaamsbeleving van zwangere vrouwen (waardoor de
foetus in feite een publiek bezit is geworden en de persoonlijke
beleving van de vrouwen opzij drukt). Ander onderzoek richt zich op het
sekse-specifieke taal- en stemgebruik.
Ondanks de baaierd aan methodes en onderwerpen die onder vrouwenstudies
vallen, besloot de KNAW de onderzoeksschool te erkennen, maar vooral als
"strategie in een overgangstijd'. Vermoedelijk zal het terrein in de
toekomst worden opgesplitst. "Vrouwenstudies is een strategische
labeling die gekozen is om in de markt van de onderzoeksgelden
een graantje mee te pikken'', aldus ook Römkens bij
Vrouwenstudies in Utrecht, ,,en dat is een dubieus genoegen, want het
levert een hoop clichés op.''
Wat begon als een poging om "voor vrouwen herkenbare kennis" te
creëren, is een sterk geïnstitutionaliseerd wetenschapsgebied
geworden. ,,Nergens is de academisering van het vak zo snel gegaan als
in Nederland, als gevolg van stimulerende maatregelen van met name de
overheid'', aldus Magda Veenendaal, lid van de Raad van Bestuur van de
Technische Universiteit Delft, eind vorig jaar op een landelijke
studiemiddag voor vrouwenstudies in bezinningscentrum Oibibio in
Amsterdam. Bijna dertig leerstoelen zijn er nu, speciaal voor
vrouwenstudies of met vrouwenstudies als belangrijk onderdeel van de
leeropdracht - de meeste bij sociale en geesteswetenschappen.
Er bestaat geen typisch "vrouwenwetenschappelijke" methodiek,
onderstreept Römkens, maar de onderzoeker moet wel "een
sensibiliteit vanuit feministisch perspectief'' hebben om de juiste
vraagstelling op te werpen. "Vervolgens staan alle gewone
wetenschapsmethoden ter beschikking.''
Die sensibiliteit wordt tegenwoordig niet zo zeer gekenmerkt door woede
over de onderdrukking van vrouwen door de eeuwen heen, maar vooral door
argwaan tegen heersende ideologieën en machten. De
wetenschappelijke achtergrond van veel vrouwenstudies wordt bepaald door
het idee van de "socialisatie": kinderen imiteren het gedrag van hun
omgeving en ontwikkelen zo hun identiteit. Ook het marxisme (met zijn
analyse van machtsstructuren en het idee dat maatschappelijke positie
iemands opvattingen bepaalt) en Freuds psychoanalyse (met zijn nadruk op
seksuele identiteit) hebben nog altijd grote invloed.
In het boek Vrouwenstudies in de jaren negentig onderscheidt M.
Brouns, androgoloog aan de Vrije Universiteit, drie verschillende
uitgangsposities van vrouwenstudies. Ten eerste is dat de in Nederland
amper voorkomende "feministische positie": dat de bestaande mannelijke
wetenschap onbruikbaar is en dat alleen nieuwe "vrouwelijke' methoden
helderheid kunnen verschaffen. Probleem hierbij is dat volkomen
onduidelijk is wat typisch vrouwelijke methoden zijn.
De tweede uitgangspositie is "feministisch empirisme": de
wetenschappelijke methoden zijn sekse-neutraal, het gaat er slechts om
de juiste vragen naar de sekse-verhoudingen te stellen. Deze stroming
laat zich goed inpassen in de academische wereld en lijkt ook aan de
basis te staan van het huidige wetenschappelijke succes van
vrouwenstudies.
De derde positie baseert zich op het "post-modernisme": er is geen
waarheid, de wetenschap bestaat uit interpretaties gebaseerd op
machtsposities. Vrouwenstudies kan dus "geen aanspraak maken op
waarheid, omdat ze daarmee te veel bepaalde interpretaties zouden
opleggen, en dus te veel macht zouden uitoefenen", aldus de typering
door Brouns. Volgens deze opvatting zijn wetenschapskritieken en
-analyses belangrijker dan het verwerven van nieuwe kennis.
De Nederlandse vrouwenstudies worden beheerst door een mengeling van de
laatste twee uitgangsposities.
De postmodernistische kritiek op vrijwel iedere wetenschappelijke
generalisatie vormt een logisch eindpunt van de ontwikkeling van
vrouwenstudies. Het cruciale breekpunt ligt in het begin van de jaren
tachtig, toen lesbische en zwarte vrouwen de heersende praktijk in het
toenmalige feminisme aanvielen om alle vrouwen over één
kam te scheren. Want hun positie was toch echt heel anders dan die van
de heteroseksuele witte vrouwen en waarom zouden arme vrouwen solidair
moeten zijn met rijke? In de verwarring die vervolgens ontstond, werd
midden jaren tachtig het gender-idee populair. Daarmee vielen de
oude simpele tegenstellingen weg, en kon zelfs de belangentegenstelling
tussen mannen en vrouwen worden "ontmaskerd" als "socio- culturele
constructie".
Inmiddels gaan er veel stemmen op om vrouwenstudies om te dopen tot
gender- studies, dat dan een regulier onderdeel van de sociologie kan
worden, naast bijvoorbeeld sociologie van de arbeidsverhoudingen of
onderwijssociologie. Maar ook anderszins wordt het vak bedreigd. Want er
is sprake van een structurele daling van belangstelling van studenten
voor vrouwenstudies, zo waarschuwde Magda Veenendaal van de Technische
Universiteit Delft eind vorige jaar. Niet alleen droogt de kweekvijver
voor toekomstig personeel op, maar ook het onderzoek in de reguliere
vakgebieden blijft eenzijdig: ,,Steeds minder studenten maken tijdens
hun studie kennis met inzichten uit de vrouwenstudies. En nog steeds
komt het voor dat in onderzoek sekseverschillen niet worden
geregistreerd. Als vanzelfsprekend gaat men ervan uit dat de onderzochte
problematiek voor mannen en vrouwen hetzelfde is.'' Veenendaal beveelt de
vrouwenwetenschappers aan de marketingstrategie van hun produkt
eens te bekijken, zoals de waarde van een keuzevak vrouwengeschiedenis
op het curriculum vitae van een student.
L. Derksen van de Vrije Universiteit ziet de toekomst somber in.
"Vrouwenstudies is nu iets van vrouwen van middelbare leeftijd, met hun
wortels in de jaren zestig. Je ziet maar weinig jongeren. Van de acht
studenten die nu bij ons een werkgroep volgen, zijn er zes boven de
dertig. Jonge vrouwen denken tegenwoordig dat de strijd is gestreden.''
|
NRC Webpagina's
6 MAART 1997
|