Overzicht eerdere afleveringen
VROUWEN
AAN DE TOP
HEADHUNTERS
VROUWENSTUDIES
GRAFIEKEN
LINKS
|
Vrouwen aan de top doen het beter dan mannen. Die stelling wordt
steeds vaker geponeerd. Is daar grond voor? Ja en nee.
Keiharde bitches, begripvolle mannen
Door Edith Schoots
"FRANSE BEDRIJVEN met een vrouw
aan het hoofd maken dubbel zo veel winst en groeien twee keer zo snel
als de ondernemingen met een mannelijke directeur.' Het heeft
onmiskenbaar een triomfantelijke toon, dit berichtje uit VB
Magazine van februari. Mannen focussen zich op hun eigen
carrière, vrouwen denken algemener omdat ze gewend zijn hun
aandacht te verdelen tussen werk en thuis, zo verklaren de Franse
onderzoekers het economische succes.
Ook hebben ze meer intuïtie, communiceren ze beter en laten ze zich
minder gelegen liggen aan (mannelijke) hiërarchische
piramidemodellen. Hun financiële gevoel is groter en ze vinden
service en contact met klanten belangrijk. En dat werkt allemaal in het
voordeel van de bedrijfsvoering. Tot zover VB Magazine.
Het zijn er nog niet veel, maar de vrouwen die aan de top staan, doen het
goed. Ze doen het soms zelfs beter dan mannen, zo is de teneur van deze
en andere berichten in de media. De succesverhalen van Sylvia
Tóth, Anita Roddick (van de Bodyshop-keten) en Joke van den Boer
(Maison Van den Boer) spreken wat dit betreft tot de verbeelding. Steeds
vaker klinkt dan ook de roep om meer vrouwelijke managers: wereldwijd
wordt er flink gedebatteerd en gespeculeerd over de feminisering van
het bedrijfsleven, of feminisering van het leiderschap.
Mannen zijn goed in het nemen van risico's, overtuigd van zichzelf en
hoogst wedijverend. Vrouwen zijn sterker in het opbouwen van relaties en
meer bereid tot het delen van macht en informatie. Tot die conclusie
komt het headhunterbureau Korn/Ferry International na onderzoek
voor het Britse weekblad The Economist. Dat schept perspectieven
voor vrouwen, want relaties onderhouden, delegeren en motiveren zijn nu
net de eigenschappen waarover een moderne leider dient te beschikken. De
krachtige, overheersende topmanager, controllasaurus genoemd, is
gedoemd uit te sterven, aldus de conclusie van het onderzoek dat is
uitgevoerd onder 160 internationaal opererende bedrijven in Europa,
Azië en Noord- en Zuid-Amerika.
Door de snelle ontwikkelingen, de scherpere concurrentie en
internationalisering van veel bedrijven is het simpelweg niet meer
mogelijk alle touwtjes in één hand te houden.
,,Voorbeeldje'', zegt H. R. Ph. Dijkman, headhunter bij Korn/Ferry en
betrokken bij bovengenoemd onderzoek: "Een bankdirecteur die twee
decennia geleden een ondergeschikte opdracht gaf tot een
aandelentransactie op de beurs in New York kreeg pas na een week een
definitieve bevestiging. Nu is dat met de computer in twee minuten
geregeld. Dat betekent grotere verantwoording op een lager niveau.''
De moderne manager moet dan ook meer een voorbeeld zijn dan een
bevelhebber: niet de paternalistische president-directeur die zijn
ondergeschikten op een harde en onpersoonlijke manier beveelt, heeft de
toekomst, maar de man of vrouw die weet hoe hij informatie en macht
deelt, die verantwoordelijkheidsbesef kan ontwikkelen op alle niveaus
van de onderneming en oog heeft voor het welzijn van medewerkers.
Het klinkt hoopgevend voor ambitieuze vrouwen. Maar hoe waar is de
veronderstelling dat juist zij beschikken over de vereiste eigenschappen
van modern leiderschap. Hoe groot zijn de verschillen in
leiderschapsstijlen tussen vrouwen en mannen in de praktijk nu
werkelijk?
Uit empirisch onderzoek blijkt weinig van verschillen. In het vorig jaar
verschenen proefschrift Gender in the context of leadership van
Krystyna Rojahn geven 25 Nederlandse en 25 Poolse vrouwen in
leidinggevende posities aan dat sekseverschillen weinig of geen invloed
hebben op de leiderschapsstijl. Weliswaar zegt de een dat mannen in het
algemeen gevoeliger lijken te zijn voor applaus, voor scoren, en denkt
een ander dat vrouwen wat vaker erkennen dat ze iets niet kunnen of
weten, hetgeen de werksfeer gunstig zou beïnvloeden. Maar alle
respondenten geven te kennen dat het subtiele verschillen zijn die in
het niet vallen bij de grote diversiteit in individuele
leiderschapsstijlen van mannen en vrouwen: er zijn keiharde
bitches en begripvolle mannen. Effectief leiding geven is dan ook
meer afhankelijk van iemands persoonlijke capaciteiten en vaardigheden
dan van iemands sekse.
Het is ook sterk afhankelijk van de aard van de organisatie. Het spreekt
vanzelf dat het hoofd van een school over andere kwaliteiten moet
beschikken dan een manager van een computerbedrijf. Er zijn bepaalde
karakteristieken die vrouwen misschien vaker hebben, zoals
verantwoordelijkheidsgevoel voor het welzijn van medewerkers, maar dat is
een gevolg van socialisatie, zegt een van de respondenten. De rest is
simplificatie.
"De verschillen zitten in het hoofd, vooral in het hoofd van de man'',
zegt Rojahn. De ondervraagde vrouwen vinden dat effectief leiderschap
bestaat uit een combinatie van resultaatgerichte ("mannelijke') en
mensgerichte ("vrouwelijke') eigenschappen, terwijl mannen stereotiep
mannelijk gedrag - competitief, agressief, ambitieus - hoger aanslaan
voor goed leiderschap. Omdat ze daarnaast ook denken dat zij meer over
deze eigenschappen beschikken dan vrouwen, achten ze zichzelf geschikter
als leiders. Als vrouwen echter "mannelijk' gedrag vertonen, wordt hun
autoriteit ook niet als vanzelfsprekend aanvaard. Dan zijn het
Queen-bee's, die mannelijker zijn dan de mannen.
Dergelijke stereotiepe denkpatronen zijn een belangrijke belemmering voor
de doorstroming van vrouwen naar hogere functies. Dat erkennen ook de
ondervraagde senior managers (meestal mannen) uit het
Korn/Ferry-onderzoek met zoveel woorden. Tegelijkertijd ziet 75 procent
van hen duidelijke verschillen in leiderschapsstijlen van mannen en
vrouwen. Is dat nu niet precies dìe stereotiepe gedachtengang
waarvan ze zelf erkennen dat die vrouwen hindert op hun weg naar de top?
Zijn ze met andere woorden ziende blind?
"Mee eens'', zegt headhunter Dijkman van Korn/Ferry. ,,In wezen zijn de
verschillen niet zo groot. We moeten anderzijds ook niet denken dat
mannen alleen maar zakelijk en rationeel zijn.''
Ook Anneke van Doorne-Huiskes, hoogleraar emancipatie-onderzoek en
vrouwenstudies aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam, concludeert op
grond van onderzoek dat er weinig verschillen in leiderschap zijn aan te
tonen, maar ze maakt wel een kanttekening: ,,Het meeste onderzoek is
gebaseerd op interviews, maar misschien moet je niet vragen aan managers
en ondergeschikten of ze zelf verschillen zien, maar moet je ze
observeren. Het weinige onderzoek dat op die manier is gedaan, wijst
namelijk wel op (positieve en negatieve) verschillen. Ook kunnen geringe
verschillen in leiderschap worden veroorzaakt door selectie - door de
(mannelijke) werkgevers - èn zelfselectie. Daardoor zouden alleen
vrouwen op leiderschapsposities terechtkomen die zich masculien
gedragen of die in de loop van hun carrière hun feminiene
gedragingen steeds meer onderdrukken, aldus Van Doorne. "Als er meer
vrouwen doorstromen naar de top kan dat wel degelijk leiden tot andere
manieren van leiding geven'', denkt Van Doorne. Ze ziet wel enig
voordeel voor vrouwen nu modern leiderschap andere eigenschappen vereist
dan vroeger: werknemers zijn mondiger geworden, je moet ze anders
aansturen, meer rekening houden met hun autonomie, ze enthousiasmeren.
Van Doorne: ,,Dat is iets wat moeders in een gezinssituatie dagelijks
doen. Net als omgaan met emoties. Niet dat er geen mannen zijn die dat
niet kunnen en dat er geen vrouwen zijn die daarin stoethaspels zijn.
Maar de kans dat je een vrouw treft met deze kenmerken is groter.''
Aan de andere kant vereist goed leiderschap ook eigenschappen als
helderheid, durf, consequent zijn en kritiek kunnen verdragen. "Met name
kritiek incasseren is voor vrouwen vaak moeilijker. Mannen stoppen dat
in een vakje, vrouwen laten het door hun ziel spoelen.'' Het heeft er
volgens Van Doorne mee te maken dat jongetjes vaker dan meisjes in
groepen spelen, en dus van jongsaf hebben geleerd af en toe de kous op
de kop te krijgen en zich te weren. De vraag is dan natuurlijk waarom
jongetjes vaker in groepen spelen. Dat is cultureel gegroeid en niet
zozeer een kwestie van genen, vermoedt Van Doorne. Dit soort gedrag
blijkt namelijk heel goed aan te leren. Vrouwen die op cursussen
bijvoorbeeld leren zich assertiever op te stellen, krijgen snel de smaak
te pakken. Ook Dijkman ziet in de praktijk dat vrouwen ten minste zo
geschikt zijn als mannen. "Dat hebben ze bewezen ook. Het probleem is
meer dat er te weinig zijn.'' En dat heeft, daarover zijn de geleerden
het wel eens, vooral te maken met de lastige combinatie van
carrière en moederschap. Maar ook hier speelt stereotypering de
vrouwen parten. Want waarom wordt er zo zelden gesproken over de
combinatie van carrière en vaderschap, merkt Rojahn
fijntjes op.
Wat dat betreft is er nog een lange weg te gaan. Maar een ding is
duidelijk. Sommige vrouwen hebben "mannelijke' kwaliteiten, en anderen
blijken die best te kunnen aanleren. Sommige mannen hebben "vrouwelijke'
eigenschappen; en ze realiseren zich steeds meer dat de bedrijfscultuur
gebaat is bij zogenaamd "vrouwelijke' manieren van leiding geven,
althans bij een combinatie van "mannelijke' en "vrouwelijke' stijlen.
Het zijn kortom onzinnige etiketjes voor de leiders- en managerstalenten
waarover sommige mensen beschikken. De toekomst is aan de androgyne
leider.
|
NRC Webpagina's
6 MAART 1997
|