|
ECONOMISCHE WAARDE BEDRIJF VISKWEEK WALVISVAART WADDENZEE VISSOORTEN VISVANGEN MARKETING GEZONDHEID LINKS |
Opvoedkunde voor vis
Paling, meerval en forel worden in Nederland al in grote aantallen gekweekt. Maar ook het kweken van zeevis begint in Nederland van de grond te komen.
DE ZEETONGEN IN DE KELDERS van het Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) in IJmuiden worden een beetje voor de gek gehouden. De lampen boven de bassins waarin de tongen rondzwemmen, simuleren het daglicht. Tong (solea solea) schiet kuit in het voorjaar. ,,En daarom laten we de dagen in de bassins gewoon wat eerder lengen dan buiten'', zegt Andries Kamstra, visteeltdeskundige van het RIVO en begeleider van het tongproject. De kunstmatige lente is een van de vele trucs die de kweek van zeetong, van ei tot volwassen vis, onder gecontroleerde omstandigheden mogelijk moeten maken. Een ander slimmigheidje is het toevoegen van een lokstof aan het voer dat de nietige, zeer kieskeurige vislarven naar het volgende groeistadium brengt. Door het ontsluieren van al deze opvoedkundige geheimen lijkt de kans groot geworden dat de dure consumptievis voor grootschalige kweek in aanmerking komt. Meerval, forel, maar vooral paling worden in Nederland al in grote aantallen gekweekt. In totaal een paar duizend ton. De huidige productie van zeevis, vooral tarbot en zeebaars, bedraagt in 2001 minder dan driehonderd ton. Dat is verwaarloosbaar in vergelijking met bijvoorbeeld de Zuid-Europese productie van honderdduizend ton zeebaars en zeebrasem en enige duizenden tonnen tarbot. Maar dat neemt niet weg dat er een marktniche voor Nederlandse viskwekerijen lijkt weggelegd. Dat is althans de stellige mening van Jan van Rijsingen, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Viskwekers, NeVeVi. ,,Nederlandse viskwekerijen kunnen, of het nu om zoetwater- of om zoutwatervis gaat, binnen Noordwest-Europa een belangrijke positie gaan innemen.''Nederland zou zich volgens Van Rijsingen, die zelf kweker is van de Afrikaanse zoetwatervis tilapia, moeten richten op de verkoop van verse vis. ‘Vers' in de betekenis van ‘niet-ingevroren-geweest'. Van Rijsingen: ,,We kunnen niet op tegen de import van diepgevroren vis uit lage-lonenlanden.'' De exquise tarbot die in de horeca wordt geserveerd is al voor een groot deel afkomstig van Nederlandse kwekerijen. De restaurateurs serveren de klandizie het liefst zo vers mogelijke vis. Vlakbij gekweekte vis voldoet aan die kwaliteitseis. Bijkomend voordeel van de gecontroleerde toevoer van gekweekte vis - bijvoorbeeld dankzij het manipuleren van de jaargetijden, zoals bij de tong - is, aldus Van Rijsingen, dat ,,we continu een vis in de schappen van de supermarkt kunnen leggen naast dat eeuwige stukje roze vis, zalm.'' Nu wordt aanvoer nog onderbroken door het paaiseizoen, wanneer bijvoorbeeld schol voor consumptie niet op haar best is. De kweek van zeevis ten behoeve van het hogere marktsegment is dus in Nederland goed mogelijk, maar makkelijk is het niet. In de eerste plaats ligt dat aan de vissen zelf. Van Rijsingen: ,,Nederland is eigenljk te koud voor de kweek van zeebaars en tarbot, en te warm voor de kweek van zalm en kabeljauw.'' Dit betekent dat, in het geval van de warmteminnende tarbot, zeebaars en tong, de watertemperatuur altijd moet worden aangepast. Zo'n verwarmingsinstallatie is kostbaar, maar in het hebben van de apparatuur schuilt, meent Kees Kloet, eigenaar van de nieuw gebouwde tarbotkwekerij Fish- farm in Yerseke, juist ook een belangrijk pre. ,,In Spanje en Frankrijk pompen ze gewoon zeewater in de bassins. Dat is goedkoop, maar doordat de temperatuur door het jaar heen fluctueert, is die niet altijd ideaal.'' Doordat de Nederlandse kwekerijen met behulp van een zogeheten ‘recirculatiesysteem' er een bijna gesloten watercircuit op na houden is het ook een koud kunstje om het water op de beste temperatuur te houden. Kloet echoot de woorden van Van Rijsingen: ,,Een recirculatiesysteem is technisch complexer dan de Spaanse en Franse methode. Maar aangezien wij gedurende het hele jaar ideale groeiomstandigheden kunnen handhaven, kunnen we ook de afnemers een continue aanvoer van perfecte verse vis garanderen. Daaraan ontbreekt het nu nog.'' Kloet hoopt zijn tarbotten, honderd ton per jaar, af te zetten op de Franse, Duitse en Nederlandse markt. Terug naar de kelders in IJmuiden. De geslaagde gecontroleerde paai betekent niet dat zeetong in de vitrine van de visboer binnen afzienbare tijd van een trits kwekerijen afkomstig zal zijn. Kamstra: ,,Er liggen nog wat onopgeloste problemen.'' De voedseldosering is nog deels onbekend: de input van voer en output van vis is nog niet ideaal. Het tongkroost in één bassin, ooit allemaal begonnen als millimetergrote larve, groeit niet even hard. ,,Ze groeien uit elkaar'', noemt Kamstra dat. Van Rijsingen denkt daarbij dat het kweken van tong economisch verantwoord is indien de prijs van in de Noordzee gevangen tong als uitgangspunt wordt genomen. ,,Maar er wordt ook tong in de Atlantische Oceaan gevangen en die is veel goedkoper.'' Kamstra ziet de economische levensvatbaarheid van een tongkwekerij florissanter in. Onder andere doordat Nederland binnen Europa een grootmacht is binnen de tongvisserij. Zo verhandelen Nederlandse vismijnen rond de twintigduizend ton van de vis, meer dan welk ander Europees land. Een extra hoeveelheid gekweekte tong heeft op dat totaal nauwelijks invloed, waardoor de dreiging van een ‘dunne spoeling' op de markt maar klein is. Aangezien de tongprijs per ton tot zo'n dertigduizend gulden kan oplopen, ligt hier een aanzienlijk economisch potentieel. Dat geldt niet voor bijvoorbeeld heilbot, waarvan in Nederland maar weinig wordt afgezet. Indien kwekerijen daar hun opbrengst aan toevoegen, zou de spoeling op de markt dunner worden en de prijs afnemen. Lucratief of niet, een pilot-fabriekje, met een bescheiden productie van vijf ton per jaar, is wel alvast in ontwikkeling. Een grillige markt en nukkige vissen ten spijt, lijkt de kweek van zeevis toekomst te hebben. Al was het alleen maar doordat de zeevisserij, aldus Kamstra, een ,,nogal sombere toekomst'' heeft. De recent door ‘Brussel' afgekondigde maatregelen tegen de overbevissing - in dit geval op kabeljauw - die bepaalde zeegebieden tot verboden gebied verklaren, ziet hij bijvoorbeeld niet als een oplossing. ,,De kabeljauwen houden zich niet aan grenzen. De vissers kunnen ze op een ander tijdstip elders wegvangen.'' Die maatregelen halen niets uit. ,,Nederlandse vissers, beleidsmakers én biologen zijn het daar allemaal over eens.'' En één ding is zeker: aan de smaak van de gekweekte tong zal het niet liggen. Kamstra: ,,Een blinde test met een proefpanel wees uit dat er tussen ‘wilde' en gekweekte tong geen enkel verschil bestaat.''
|
NRC Webpagina's 29 maart 2001
|
Bovenkant pagina |
|