|
ROTTERDAM
|
Tussen musicus en baal tabakKnus is het niet, maar het leeft. Rotterdam, culturele stad met een zwakke stadscultuur.
Coen van Zwol Bijna zestig jaar na het bombardement heeft Rotterdam weer een stadscentrum. Het staat nog in de kinderschoenen. Alles ligt iets te ver uiteen, is iets te fragmenta risch. Bruisen doet het niet zeven dagen per week. Er is een groot verschil tussen een doordeweekse voorstelling in de nieuwe megabioscoop aan het Schouwburgplein en het weekeinde. Vrijdag en zaterdag puilen de zalen uit, door de week kan men - zo men wil - onbespied de liefde bedrijven op de eerste rij. Een ijdele klasse heeft Rotterdam tegenwoordig in overvloed, maar die is moeilijk tot uit gaan te bewegen buiten de stamkroeg in de eigen wijk. Rotterdam, werkstad, laat zich drijven door nut; cultuur zou aan de stad verspild zijn. ,,Als hier een musicus en een baal tabak in het water vallen, redden de Rotter dammers de baal tabak'', liet een dirigent zich eens ontvallen. Aan de gemeente ligt dat niet. Sinds de jaren zeventig investeert die met enige verbetenheid in cultuur. Aanvankelijk in het kader van de volks verheffing en gezelligheid, daarna omdat cultuur een belangrijke "vestigingsfactor' zou vormen. Met de culturele hardware zit het nu wel goed. Rotterdam heeft zijn achter stand in voortvarend tempo ingelopen. In korte tijd verschenen het Maritiem Museum, een paviljoen voor museum Boijmans van Beuningen, de Kunsthal, het Nederlands Foto Instituut, het Nederlands Architectuur Instituut en een mega bioscoop. De Museumdriehoek werd af gemaakt met het Museumpark. Volks kroegen kregen gezelschap van grand-cafés, met als apotheose hotel New York. Naast de Kuip en Ahoy' kwamen er klei nere zalen, zoals Nighttown, waar experi mentele muziek een kans krijgt. De bouwdrift is nog niet voorbij. Er komt een nieuw theater Luxor op de Kop van Zuid, een megabioscoop op het Piet Smit-terrein, een exotische festivalmarkt voor multicultureel vermaak, een cen trum voor experimentele muziek, een filmstudio, een nieuwe uitbreiding van Boijmans van Beuningen. Wat je Rotterdam kunt verwijten, is dat het blijft steken bij hardware. Is een landmark eenmaal opgericht, dan laat men het aan zijn lot over en spoedt zich amechtig naar het volgende project. Voorbeelden te over. De kubuswoningen van het Blaakse bosje schilferen weg door betonrot. De Lijnbaan kwam nooit tot le ven. De Euromast verviel tot een slonzige attractie, al gaat het inmiddels iets beter. Het nieuwe Schouwburgplein is te haas tig en te goedkoop gemaakt, waardoor de groene epoxylaag een golvende serie wa terplassen is en de houtlaag nog voor de opening al grijs is uitgeslagen. In een gedenkboek over gemeentelijke voorlichting schreef Ivo Blom een relaas over de ondergang van zijn centrum Het Nieuwe Rotterdam aan de Leuvehaven, waar de bezoeker moest zien dat Rotter dammers niet alleen werken, maar ook heel fijn wonen en leuk uitgaan. Van die voornemens bleef slechts een stadsma quette over, de rest van het gebouw kwam leeg te staan. ,,We verhuisden naar de bo venste verdieping, waar we samen met StadsTV en een TV-café verder gingen'', schrijft Blom. ,,StadsTV ging failliet. Het TV-café had geen reden van bestaan meer. Ik zat daar in mijn eentje. Mijn stoel werd gestolen, zelfs de doosjes met elastiekjes werden gejat, stukken uit de maquette verdwenen spoorloos. Uitein delijk is het in 1993 opgeheven.'' Een een zame ambtenaar in een vergeten project; zoiets gebeurt vaker. Maar geen nood: de stichting Asklepion mag nu met een flin ke subsidie in het gebouw een gezond heidspretpark ontwikkelen. Er liggen prachtige tekeningen. Een dertig meter hoge vrouwenfiguur. Tientallen attrac ties. Je vreest het ergste.
Rotterdam heeft een probleem met de software . De
samenstelling van de bevol king
Nog altijd wordt Rotterdam geken merkt door een relatief laag
opleidingsni veau en grove zeden. Niet toevallig is de enige authentiek
Rotterdamse jeugd cultuur van deze eeuw de gabberhouse: een
lompe house- variant, gedragen door kale jongeren in
trainingspakken, voor wie dansen een houterige uitputtingsslag is die
alleen met de juiste dosis chemica liën is vol te houden.
Rotterdammers nei gen eerder tot plat vermaak dan tot verfij ning.
Voeg daarbij de verwoesting van de binnenstad in 1940 die een
vacuüm tussen de buitenwijken naliet. De vormeloze lauwheid van de
suburb is geen inspiratie bron voor artiesten die een
hectische me tropool of het stille platteland zoeken. Dus trokken
kunstenaars en intellectueen naar de warme baarmoeder van de
grachtengordel, om van daaruit weemoedig te doen over dat rauwe Rotterdam
met zijn grofgebekte autochtonen.
,,De stadscultuur blijft ons zwakke punt'', erkent professor Zijderveld.
,,Dat heeft tijd nodig. Ik was op een congres in Almere, waar men zich
ook nogal druk maakte over de stedelijke identiteit. Het deed me denken
aan die Amerikaan en die Engelsman. ,,Hoe heb je dat gazon zo prachtig
egaal gekregen'', vraagt de Amerikaan. ,,Goed maaien en sproeien'', ant
woordt de Engelsman. ,,En dat driehon derd jaar volhouden.''
Zijderveld kijkt vanuit de zevende ver dieping van zijn
universiteitstoren uit op de drie totempalen van Rotterdam. De Hef, een
roestig gedenkteken van het Rotterdam van kolen en staal, de Euro mast,
de betonnen bekroning van de We deropbouw, en de Erasmusbrug, het
computergestuurde, haperende symbool van het "Nieuwe Rotterdam'.
De stad moet maar vergeten dat het een havenstad is, zo vindt
Zijderveld. ,,Je kunt het met Tilburg vergelijken. Dat was een
textielstad, totdat in de jaren zestig de textiel verdween. De
Rotterdamse haven is weggetrokken, je kunt het nu met even veel recht de
haven van Brielle noemen. Weinig Rotterdammers werken er, of ontlenen
er hun identiteit aan. Rotterdam moet een kennisstad worden, zich
richten op het midden- en kleinbedrijf. In de city marketing
moet de nadruk liggen op ar chitectuur, het experimentele,
toekomst gerichte van de stad.''
En dan Amsterdam. Professor Zijderveld kan het niet laten de erfvijand
een veeg uit de pan te geven, na een vrome uit weiding dat die oude
rivaliteit vandaag de dag weinig zinvol is. Die grachtengordel, de naam
zegt het al. Verstikkend en naar binnen gericht. Een openluchtmuseum is
het. Die poeha. Die rommeligheid. Dat gebrek aan organisatievermogen.
,,Ik moet nog zien hoe die stad er over twintig, dertig jaar
voorstaat'', zegt de hoogleraar onheilspellend. Amsterdam is alles wat
Rotterdam niet wil zijn. Amsterdams sen timent pareren wij met
nuchterheid, ge schiedenis met modernisme, gratie met werkkracht,
monumentaliteit met dyna miek.
Meestal overschreeuwt Rotterdam de eigen onzekerheid. De stad is een
parve nu onder Nederlands' grote steden. Nooit af, daarom eeuwig
twijfelend aan de toe komst. En heel erg ondergewaardeerd. Ook in de
gemeentelijke nota's klinkt soms zelfmedelijden door. ,,We lopen in
Nederland op tegen het probleem van een nogal centralistische
cultuurpolitiek die (..) de blik nogal eenzijdig op de hoofd stad richt,
in plaats van te erkennen dat de op zijn minst zo belangrijke andere eco
nomische mainport heel karig met 's Rijks cultuurfinanciën
wordt bedeeld'', klaagt de gemeente in De kunst en de stad
(1993). De stad zwelt echter van trots als ze iets voor de
neus van de gulzige hoofdstad wegkaapt. Dat president Clinton op de
Wilhelminapier stond en Amsterdam het met Hilary moest doen, dat deed
het Rot terdamse bloed sneller stromen. Zoiets mag dan best twee miljoen
kosten.
Proletarisch, onzeker, zoekend: mis schien is Rotterdam daarom bij
uitstek een festivalstad. Grote feesten waren bij het ontbreken van een
stadshart lang het cement van de samenleving. Amsterdam se manifestaties
trekken boeren en bui tenlui, Amsterdammers zien hen als irri tante
onderbrekingen van het dagelijkse leven. Rotterdamse feesten _ zoals het
multiculturele Dunya-festival, de We reldhavendagen, de Opzoomerdagen _
zijn er voor de Rotterdammers. Ze ver sterken de eenheid en de trots op
eigen prestaties.
De buitenwacht kijkt toe. Lange tijd met medelijden over het droevig lot
dat Rotterdam trof, gefascineerd door de daadkracht en de ambities,
geamuseerd door blunders en getob.
Rotterdam blijft boeien, want het ver andert steeds.
Foto: Luxor theater
|
NRC Webpagina's
5 juni 1997
|
Bovenkant pagina |