Wie niet meedoet, komt tekort
Internet is niet onmisbaar, het is moeilijk en behoorlijk duur. Maar het is wel heel handig om te hebben.
EEN LEVENSBEHOEFTE zo fundamenteel of je kunt hem missen. Uitgezonderd misschien eten, drinken en ademhalen. Er zijn mensen zonder een dak boven hun hoofd die niet doodgaan. Er zijn er zonder krant of zonder televisie, die min of meer normaal functioneren in de samenleving.
De vraag of Internet een noodzakelijke voorziening is, is daarmee beantwoord. Er zijn media genoeg, en wie Internet links laat liggen, houdt volop mogelijkheden over om zich te informeren en contact te onderhouden met medemensen. Je kunt zonder Internet, punt.
Een heel andere vraag is, of je het zonder Internet moet willen stellen. Ik hoef lezers niet uit te leggen dat je jezelf tekort doet als je de krant opzegt en je inlichtingen over de buitenwereld aan de televisie ontleent.
Onder de extra's die Internet de afgelopen tijd heeft geboden op het gebied van nieuws zijn het IRT-rapport, het Starr-rapport, lange fragmenten uit de verhoren op video van Bill Gates (waarin hij zich bijna schokkend arrogant en nukkig opstelt) en de geluidsbanden van de eerste ruimtevlucht van John Glenn in 1961. Via sites als die van CNN of de BBC kun je het wereldnieuws soms wel een dag eerder krijgen (zoals bleek toen de orkaan Mitch woedde).
Privé-initiatieven als dat van Amerikaanse anti-abortusactivisten worden nieuws dankzij Internet zelf, en de bronnen zijn voor iedereen te raadplegen. Extravagante expedities zoals poolreizen, zeilraces en ballonvaarten zijn te volgen via eigen sites, vaak met kaarten, animaties, video en geluid. In verkiezingstijd kun je in een soort meerkeuzentest je standpunten vergelijken met die van partijprogramma's.
De weersverwachting en de verkeersinformatie worden op Internet actueler, gedetailleerder én overzichtelijker aangeboden dan via de andere media. Het ritselt van de gratis tijdschriften, algemeen of gespecialiseerd, uitvoerig of compact, die je je via e-mail kunt laten opsturen.
Internet is bezig de radio overbodig te maken. Een aantal Nederlandse omroepen stelt zijn radio-archief op Internet beschikbaar en steeds meer radioprogramma's zijn na de eigenlijke uitzending via de computer te beluisteren. Duizenden buitenlandse stations zijn zo te ontvangen. Ze worden door centrale sites op Internet overzichtelijk gerubriceerd. Het bereik van een zender en het tijdstip van een uitzending maken niet meer uit.
Ook allerlei particuliere radiostations zijn trouwens via Internet te ontvangen.
De televisie ligt nog achter, omdat goede beeldkwaliteit meer capaciteit van het netwerk vereist dan er nu is, maar ook dat komt eraan.
Zoekmachines helpen de dolende Internetgebruiker het zijne te vinden, waarbij hij inmiddels niet meer alleen zoektermen kan opgeven, maar ook of hij tekst, beeld of geluid wenst.
Voor de muziekliefhebber is Internet een mer à boire. Onafzienbare hoeveelheden muziek zijn gratis te verkrijgen, vrijwel in cd-kwaliteit. Ook hier helpen zoekmachines de favoriete muziek te lokaliseren. De bestanden zijn nog wel zo omvangrijk dat de telefoonkosten een paar dubbeltjes per minuut muziek bedragen, maar een uur zelfgekozen repertoire is zo toch spotgoedkoop. Natuurlijk is ook het aanschaffen van cd's en boeken goedkoop via Internet en zijn live-optredens via het netwerk te volgen, die soms speciaal daarvoor worden georganiseerd. Musea, onderwijsinstellingen, alles en iedereen biedt zijn waren aan op Internet, soms gratis.
Elektronische post (e-mail) is een vaste waarde geworden in het werk en het persoonlijke leven van honderdduizenden Nederlanders. Nu zou ik het geijkte verhaal weer kunnen vertellen over tantes in Nieuw Zeeland, maar dat is een gepasseerd station. De werkelijkheid die nu groeit is veel bedreigender voor de e-maillozen. Afspraken worden in toenemende mate via de mail gemaakt. ‘Bel jij Jaap, want die heeft geen Internet.' Maar het bellen schiet erbij in, of Jaap neemt niet op, of hij luistert de voice mail te laat af, en Jaap komt niet opdagen op de familiebijeenkomst. Documentatie wordt uitgewisseld via de mail. Jaap zou zijn aandeel per post moeten krijgen, maar omdat iedereen is ingesteld op de snelheid van de mail gaat de envelop te laat de deur uit. Wat maakt het uit, Jaap weet niet eens van de vergadering. De irritatie over de speciale behandeling die hij moet krijgen, groeit. Jaap heeft Internet niet nodig, maar sociaal en professioneel functioneert hij minder goed dan zou kunnen.
Een nog spectaculairder gebruiksmogelijkheid van Internet is Icq, uit te spreken als ‘I seek you'. Met deze software kan iemand die verbinding heeft met Internet op zijn scherm zien wie van zijn kennissen, waar ook ter wereld, op dat moment online zijn. Met deze mensen kan hij via getypte tekst van gedachten wisselen. Typen gaat minder snel dan praten, maar vergeefs opbellen is er niet meer bij. Je kunt van al je contacten zien wie er aan zijn bureau zit en wie niet. (Technisch is spraakconversatie via Internet mogelijk, maar de kwaliteit en bedrijfszekerheid zijn nog onder de maat.)
E-mail en Icq zijn, naast de mobiele telefoon, het glijmiddel geworden voor bewegingen binnen politieke partijen, blokkades door antikernenergieactivisten, knokpartijen tussen hooligans en acties van verongelijkte freelance-journalisten. Of dat goed is of slecht, is niet de vraag. Waar het om gaat is dat wie niet over het medium beschikt, geen deel heeft aan de gebeurtenissen. Moet hij zelf weten.
Een bezwaar van Internet is steeds geweest dat het moeilijk is. Dat is nog steeds zo. Er moeten draden worden gelegd, er moet een pc worden getemd, er moeten handleidingen worden doorgenomen, er moet software worden geïnstalleerd en het hanteren daarvan moet worden geleerd.
Toch is de moeilijkheidsgraad vooral een psychologische grootheid. Het is zeer moeilijk voor wie er geen zin in heeft. Wie nieuwsgierig is, neemt deze horden. Niet fluitend, maar hij neemt ze. Voor de technisch minder vaardigen zijn er cursussen, beginners- en gebruikersgroepen, computer- en andere bedrijven die het installatiewerk kunnen overnemen, commerciële hulptelefoons en handige overburen. Het enige objectieve probleem is dat voor de particulier Internet duur is: alle kosten in aanmerking genomen is 50 gulden per maand het minimum.
De juiste volgorde is dus niet: ‘Internet is te moeilijk, dus niks voor mij,' maar: ‘Internet is niks voor mij, dus vind ik het te moeilijk.'
Tienduizenden bejaarden, vrouwen en laagopgeleiden (om wat groepen te noemen waarover vooroordelen bestaan) hebben intussen deze flauwekul terzijde geschoven en hebben ontdekt dat Internet veel nuttiger en noodzakelijker is dan een goede krant.
|