Profiel - 1900
NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE 





1900 EN NU
NIEUWS 1900
LEZEN
ONDERWIJS
DAGELIJKS LEVEN
TAAL
GEBOREN IN 1900
RELIGIE
SPORT



Overzicht eerdere
afleveringen Profiel

Den invloed der dienstboden

Het Nederlands van honderd jaren geleden kende vele varianten: ieder dorp en iedere stad had zijn eigen tongval.

Ewoud Sanders

HOE STOND HET NEDERLANDS er in 1900 voor? Heel goed. Dat wil zeggen: als aan een aantal basisvoorwaarden is voldaan, gaat het eigenlijk altijd wel goed met een taal. Erg belangrijk is bijvoorbeeld dat er op scholen les in die taal wordt gegeven, dat de spelling vastligt en de grammatica is beschreven, dat de taal wordt gebruikt door overheid, kerk en politiek en door schrijvers, dichters en kunstenaars. Welnu, aan al die voorwaarden was in Nederland in 1900 voldaan. In België overigens niet, maar dat valt hier buiten beschouwing.

De spelling was in 1863 herzien door De Vries en Te Winkel en binnen een paar jaar algemeen in gebruik. Natuurlijk was er ook commentaar op, want dat is nu eenmaal het lot van het Nederlands, altijd gedonder over de spelling. Aan het eind van de 19de eeuw waren taalkundigen in twee kampen verdeeld: je had mensen die vonden dat je moest spreken zoals er werd geschreven ('Spreek zooals gij schrijft') en je had mensen die vonden dat je moest schrijven zoals er werd gesproken ('Schrijf zooals je praat'). De uitkomst van deze strijd is bekend: bij de volgende spellingherziening verdwenen veel dubbele ee's en sch's om dichter aan te sluiten bij de uitspraak.

De Nederlandstalige lexicografie bloeide omstreeks 1900 als nooit tevoren. In 1898 was de vierde druk Van Dale's Groot Woordenboek der Nederlandsche Taal verschenen, met krap tweeduizend pagina's dikker dan ooit. Uitgeverij G.B. van Goor in Gouda had zich in een halve eeuw ontwikkeld tot de productiefste woordenboekenuitgever in Nederland, met de lexica van Jacob Kramers als paradepaardjes. Daarnaast liet de Maastrichtse onderwijzer M.J. Koenen steeds meer van zich horen. Hij had al een paar schoolboeken op zijn naam staan, en in 1897 bracht hij het Verklarend handwoordenboek der Nederlandsche taal op de markt, dat zou uitgroeien tot Nederlands beste handwoordenboek.

Wat de Nederlandse taalkundigen (en de Nederlands en Vlaamse overheid) indertijd wel zorgen baarde, was de trage voortgang van het zwaar gesubsidieerde Woordenboek der Nederlandsche Taal. De eerste aflevering van dit werk was in 1864 verschenen, met de mededeling dat het binnen zo'n 25 jaar klaar zou zijn. Maar in 1900 ontvingen de abonnees slechts een paar plukjes van de B en de O en uiteindelijk zou het nog ruim honderd jaar duren voordat het werk echt af was, het wereldrecord deadline-overschrijding.

Daar staat tegenover dat er in 1899 een woordenboek was voltooid dat achteraf gezien veel goed maakte: Woordenschat van De Beer en Laurillard. De samenstellers hadden zich tot doel gesteld om vooral woorden en uitdrukkingen op te nemen die in andere Nederlandse woordenboeken ontbraken. Het boek werd geen succes, maar het is een rijke bron voor bijvoorbeeld Amsterdams, dieventaal en studententaal, en bij een fotomechanische herdruk, een paar jaar geleden, werd het uitgeroepen tot het ,,leukste woordenboek van de 19de eeuw''.

Het ging dus goed met het Nederlands, honderd jaar geleden, maar het klonk wel anders dan nu. Dat wil zeggen: er werden veel meer varianten van het Nederlands gesproken, veel meer dialecten. Ieder dorp, iedere stad had nog zijn eigen tongval - toen een veel gebruikt woord voor dialect - maar juist op dit punt was er veel aan het veranderen. Het snel uitbreidende spoorwegennet had ervoor gezorgd dat mensen makkelijker konden reizen. Een langdurige crisis in de landbouw had ertoe geleid dat steeds meer mensen van het platteland naar de stad trokken. Daar waren de industrieën gevestigd, daar lag de toekomst.

Voor het Nederlands had dit twee belangrijke gevolgen: dialecten begonnen te verwateren en binnen de grote steden kreeg het stadsplat een nieuwe dimensie. Om met het eerste te beginnen: het is geen toeval dat de wetenschappelijke dialectlexicografie in de tweede helft van de 19de eeuw ontstond. ,,In de laatste jaren'', schreef W. Draaijer in 1896, ,,heeft het dialect van Deventer danig geleden.'' Volgens Draaijer was de uitspraak van het Deventers 'onrustbarend' aan het veranderen. En in hetzelfde jaar schreef G.J. Boekenoogen in een proefschrift over de Zaanse volkstaal: ,,De taal, die in dit gewest wordt gesproken, heeft door den steeds sterker wordende invloed van de Hollandsche spreektaal veel van hare eigenaardigheden verloren. Menige ouderwetsche vorm leeft alleen nog in den mond van ouderen van dagen en wordt niet meer door het opkomend geslacht gebezigd.''

De veranderingen in de stadstalen zijn onlangs uitstekend in kaart gebracht in het boek Honderd jaar stadstaal (1999). ,,In de negentiende eeuw'', schrijft de Nijmeegse hoogleraar A.M. Hagen in dit boek, ,,veranderde de positie van de stadsdialecten radicaal. Ze kregen een veel uitgesprokener sociaal profiel, met contouren die niet langer op de eerste plaats bepaald werden door de tegenstelling stad-platteland, maar steeds sterker wel door de sociale tegenstellingen binnen de steden zelf.''

Kortom: er werd steeds meer naar rang en stand gesproken. De gegoede burgerij deed meer dan ooit haar best om ABN te spreken, het groeiende stadsproletariaat ontwikkelde een eigen, platte variant van het Nederlands, die meer dan voorheen afweek van de taal op het omringende platteland.

Er ontstond een taalkloof, die ook door tijdgenoten werd waargenomen. Zo schreef de Amsterdamse hoogleraar Jan te Winkel in 1898: ,,Reeds van de prilste jeugd hunner kinderen af doen zorgvuldige ouders hun best, den dialectischen invloed der dienstboden op de taal van hun kroost door verbeteren en voorpraten te verzwakken en zoo mogelijk geheel tegen te gaan. Zij wenschen, dat hunne kinderen evengoed door beschaafde taal als door beschaafde manieren zich van minder welopgevoeden zullen onderscheiden. Sommige klanken, woorden, en uitdrukkingen worden als plat afgekeurd; en het komt mij voor, dat juist in de laatste helft onzer eeuw de ouders zich ook in dit opzicht meer aan de opvoeding hunner kinderen gelegen laten liggen, dan vroeger.

,,In elk geval is daaraan op de lagere school door de onderwijzers grootere zorg besteed dan voorheen. Alleen in den allerlaatsten tijd begint die zorg hier en daar wat te wenschen over te laten, ten deele ook omdat de te groote klassen het den onderwijzer moeielijk maken, zich met zijne leerlingen individueel bezig te houden.''

Kortom, de taal bloeide en veranderde - zoals dat gaat bij levende talen - de infrastructurele voorzieningen waren tiptop in orde, maar een handjevol schoolmeesters en taalkundigen maakte zich zorgen. Ze kwamen in augustus 1899 bijeen op een driedaags congres in Gent en spraken daar onder meer over 'De uitspraak van de Nederlandsche taal in verband met hygiëne', over 'De strijd tegen het dialect' en over 'De wenschelijkheid om het samenstellen van eene atlas der Zuidnederlandsche tongvallen voor te bereiden'. Ze discussieerden over kwesties als: 'Is het wenschelijk, dat de buigingsvormen in onze taal worden weggelaten?' en 'Wat kan er gedaan worden, om eenheid en eenvoud te brengen in het onderwijs in de Nederlandsche taal, vooral op de lagere en middelbare scholen?'

Overigens staat die laatste vraag nog altijd ergens op een agenda, namelijk op die van Platform Onderwijs Nederlands van de Nederlandse Taalunie. Het is de vraag of er ooit een antwoord op komt.

NRC Webpagina's
30 DECEMBER 1999

Nieuwe woorden

Wat waren voor Nederlanders die in 1900 leefden nieuwe woorden? Of beter: welke woorden zijn omstreeks 1900 voor het eerst in het Nederlands opgetekend? Volgens het Etymologisch woordenboek van Van Dale gaat het onder meer om de volgende woorden. Er is uitgegaan van de betekenis die nu algemeen bekend is.

auto
banjo
bekokstoven
camembert
celluloid
clou
colofon dragonder
dumdomkogel
geheidfileren
glimmerik (`agent')
gorgonzola
heitje
joet
kloon
kwakhuis (`kroeg')
leghorn
leut
maffen
mango
marathon
margarine
oké
pacemaker
peddel
röntgen
salmiak
sisal
sjoel
slomeduikelaar
smiecht
spionage
step
stiekem
trut
uitentreuren
Wallstreet

   Bovenkant pagina


NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) JANUARI 2000