Zover is het dan nog niet, al worden de beproevingen die het
guerrillaleger moet doorstaan steeds zwaarder, zodat op het laatst
niemand aan de wanhoop ontkomt, ook Che niet. Aan het begin van de
expeditie had hij zichzelf vergeleken met Don Quichote, de bevechter van
windmolens. ,,Temidden van het stof dat de hoeven van Rocinante (het
paard van ridder Quichote) doet opwaaien, met mijn lans gereed voor de
strijd tegen de vijandelijke reuzen, zend ik je dit bericht'', schrijft
hij in een nieuwjaarsgroet (1967) aan zijn vader. In de zomer slaat de
twijfel toe. ,,Ik heb m'n 39ste verjaardag bereikt'', mijmert hij op 14
juni, dat wil zeggen: drie maanden voor zijn dood. ,,Mijn leeftijd dwingt
me stil te staan bij m'n toekomst als guerrilla-strijder. Nu nog ben ik
een man uit één stuk.''
In zijn jeugd had niets gewezen op zijn latere roeping, of het moeten
de loopgraven zijn geweest die Ernesto op zijn zevende groef om
'republikeintje' te spelen in zijn eigen Spaanse burgeroorlog. Als zoon
van een architect uit Buenos Aires groeide hij op in een beschermde,
gegoede omgeving. Vanwege zijn astma verhuisden de Guevara's naar
Cordoba, in de Argentijnse Andes, waar Ernesto op de middelbare school
bekend stond om zijn Elvis Presley-kapsel. Hij hield van zweefvliegen,
motorrijden en rugby, maar kreeg onder het sporten vaak onbedaarlijke
stuiphoest-buien.
Na zijn studie - medicijnen met allergie als hoofdvak - zwierf hij op
de motor door Latijns-Amerika. Onderweg zag hij hele wijken van
gribushuisjes aan de rand van een riool en kinderen op blote voeten die
onder de schurft zaten. Hij schrok en zwoer een dure eed: dat hij de
armoede en achterlijkheid te lijf zou gaan. In 1954 in Guatemala maakte
hij mee hoe de president door toedoen van de Amerikanen werd afgezet
omdat hij een bananenplantage van de United Fruit Company wilde
onteigenen. Later in Mexico, 27 jaar oud, ontmoette hij Fidel Castro, met
wie hij in een met wapens afgeladen bootje op Cuba landde. In twee jaar tijd verdreven ze
dictator Batista.
Fidel, el lider maximo, benoemde zijn 'tweede man' tot minister van
Industrie en directeur van de Nationale Bank. Het rondtoeren in een
Chevrolet over Havanna's zeeboulevard, de Malecón, en het roken
van drie decimeter lange sigaren, dat alles beviel hem wel, maar hij liet
zich er niet door corrumperen. Hij schreef boeken en pamfletten over De
Nieuwe Mens, over de planeconomie en de guerrillastrijd (La guerra de
guerrilla). ,,Op het gevaar af belachelijk over te komen, moet ik zeggen
dat de ware revolutionair wordt bewogen door gevoelens van liefde.''
|