Loyola is een van de weinige overlevenden die het
'zink-huis' aan het riviertje Ñancahuazú heeft bezocht, het
basiskamp van de guerrilla dat was uitgerust met een openluchttheater van
boomstammen voor de verplichte lessen in wiskunde (op drie niveaus),
geschiedenis, Quechua en politieke economie. Che zette zijn legertje van
Boliviaanse mijnwerkers en Cubaanse rietkappers aan tot de studie van
Hegel, Marx, Trotsky en Régis Debray,
de Franse Harry Mulisch die de daad bij het woord voegde en een maand
lang kwam meevechten. Debray had een hoog-theoretisch werk geschreven (La
revolucion dans la revolucion) en kreeg van Fidel Castro de opdracht om
Che op te zoeken in Bolivia. Maar voor de guerrillastrijd was de Parijse
schrijver te fijnbesnaard. Zo gauw hij kon verliet hij het kamp, zogezegd
om Jean Paul Sartre en Bertrand Russell bij de beweging te betrekken. In
het dorp Muyapampa werd hij echter opgepakt en in het cachot gegooid.
,,Debray is ten prooi gevallen aan zijn haast, wanhoop bijna, om te
vertrekken'', noteert Che in zijn krijgsjournaal. Het proces tegen de
onbesuisde Fransman was een spektakel. President De Gaulle schreef een
pleitbrief, zijn moeder bezocht hem in zijn cel, in Europa werden
handtekeningen verzameld, maar dat alles mocht niet baten. Debray werd
tot dertig jaar gevangenisstraf veroordeeld (waarvan hij er uiteindelijk
drie heeft uitgezeten). ,,Het rumoer rond de zaak-Debray heeft onze
beweging meer agressie gegeven dan tien succesvolle veldslagen'',
schrijft Che, zonder te beseffen dat zijn eigen kansen op een rechtszaak
vanaf dat moment zijn verkeken. Direct na de ervaring met Debray, die het
imago van Bolivia geen goed had gedaan, had de legertop besloten om
Papá, eenmaal gevangen, geen proces te gunnen.
|