De opwinding in Vallegrande zorgde ervoor dat het carnaval
uitbundiger werd gevierd dan anders. Onder het dansen op kopergetoeter
klampten de bewoners de buitenlandse journalisten aan. Ze vergaten hun
angst voor het leger en vertelden dat de guerrilleros niet onder de
landingsbaan maar in een greppel ernaast waren begraven. Er werden twee
kuilen gevonden, maar die waren gevuld met louter stenen en schorpioenen.
Toen de meeste journalisten alweer waren vertrokken vertelde Carlos
Cortez, in 1967 chauffeur van het Derde Genie Bataljon, dat hij op een
nacht drie guerrilleros (,,wie weet zat Che erbij'') had begraven in een
erosiegeul, niet ver van het slachthuis. Het was op die door
stekelplanten overwoekerde plek dat Patricia Bernardi, de Argentijnse
antropologe die de leiding van het onderzoek op zich had genomen, op
menselijke botten stuitte.
Het graf is afgezet met rood-wit politielint en overdekt met een blauw
zeil tegen de zon. Onder de nieuwsgierigen die zich rond de put
verdringen bevindt zich een indiaanse vrouw met een strooien hoed, Loyola
Guzman, een veterane uit de beweging van Che. Ze schenkt cola uit een
thermoskan. Naast haar staat Chato Peredo, een psycholoog uit Santa Cruz,
die op zoek is naar de botten van zijn broer Coco, die twee weken voor de
dood van Che in een hinderlaag van het leger was gelopen. ,,Een gebarsten
en gedeukte schedel!'' zegt hij. ,,Wat heeft dat te betekenen?''
,,Voor het leger is dit de doos van Pandora'', voorspelt Loyola. Als
boekhoudster en coordinatrice van de stadsguerrilla in La Paz onderhield
ze het contact met de opstandelingen in het bos, die zich het Nationale
Bevrijdingsleger noemden, het ELN. ,,Ze is erg jong nog en zacht van
karakter, maar haar sterke toewijding is voelbaar'', schrijft Che in zijn
dagboek.
Aan de hand van een door het regeringsleger buitgemaakte foto - waarop ook de broer van Chato te zien is -
was Loyola opgepakt en gemarteld. Om niet door te slaan tijdens de
verhoren sprong ze tot twee keer toe uit een raam, maar overleefde de
val. Tegenwoordig zet ze zich als een Dwaze Moeder in voor de familie van
vermiste Bolivianen. ,,Maar de belangstelling voor het verleden ebt
weg'', constateert ze. ,,Het mensenrechtencomité dat ik voorzit
krijgt nauwelijks nog financiële steun uit het Westen. Men zegt: Er
is nu toch democratie? Wat willen jullie nog meer?''