Pas in de jaren tachtig stond er een opvolger op die zich
qua cultus met Che kon meten: Abimael Guzman,
ofwel Presidente Gonzalo, de leider van het Lichtend Pad in Peru. Maar
zijn ideeën waren zo buitenaards (,,sinds de Big Bang is de materie
onstuitbaar op weg naar het wereldsocialisme'') en zo van bloed
doortrokken (,,wij dragen de dood op onze vingertoppen, klaar om hem te
overhandigen wanneer de partij erom vraagt'') dat hij, zeker na zijn
arrestatie in 1992, kan worden beschouwd als een laatste (?), ontspoorde
exponent van een traditie.
Op Castro's Cuba na is Latijns Amerika sinds kort een democratisch
geregeerd werelddeel. Generaal Noriega van Panama staat niet langer op de
loonlijst van de CIA, maar doodt de tijd met een hometrainer in een
Amerikaanse cel. Pinochet is weliswaar nog steeds de sterke man van het
Chileense leger, maar zijn schrikbewind is voorbij. En in een uniek
proces in Argentinië bekennen legerofficieren op tv dat ze in de
jaren zeventig politieke gevangenen levend uit een vliegtuig hebben
gegooid.
De vraag is of de cirkel revolutie-contrarevolutie voorgoed is
doorbroken. Is een come back van linkse rebellen en rechtse juntas nog
steeds mogelijk? Of markeert de zoektocht naar het lijk van Che de
afsluiting van de Koude Oorlog in Latijns Amerika?
|