Nederland mag Suriname niet aan zijn lot
overlaten
Nederland moet Suriname helpen
om een eind te maken aan de economische crisis, vindt Hans
Buddingh'. Het paarse kabinet heeft behoefte aan een duidelijke
strategie ten opzichte van Suriname.
President Jules Wijdenbosch heeft zijn verkiezingsbelofte gestand
gedaan. Tijdens de campagne voor de parlementsverkiezingen riep hij de
bevolking toe: "Het geld is van jullie." Na zijn verkiezing tot
president door de Verenigde Volksvergadering van nationale en regionale
afgevaardigden heeft Wijdenbosch inderdaad zeer veel geld uitgegeven,
zoals aan prestigieuze bruggen, buitenlandse aankopen en onbetaalbare
verhogingen van ambtenaren- en ministerssalarissen. Zoveel geld zelfs
dat de Surinaamse gulden nu vrijwel niets meer waard is. Het ontslag van
een al te lastige centrale-bankpresident maakte de weg vrij voor
ongebreidelde monetaire financiering. Van een goede belastinginning kwam
niet veel terecht, want Nederlandse fiscale deskundigen moesten wegens
vermeende 'pottenkijkerij' (in bijvoorbeeld drugsinkomens) het land
verlaten.
Suriname had na de telefonische staatsgreep met Kerstmis 1990 al
kortstondig kennisgemaakt met het populistische beleid van Jules
Wijdenbosch en zijn Nationaal Democratische Partij (NDP), waarvan ex-
legerleider Desi Bouterse voorzitter is. De staatskas werd ongegeneerd
als verkiezingskas ingezet. Door het 'volksgerichte beleid' was het
overheidstekort in nauwelijks zes maanden verdubbeld.
Maar de Surinamers hebben de regering-Wijdenbosch toch zelf gekozen? En
zij wisten toch wie ze daarmee in huis zouden halen? Dit laatste is
zeker waar. Maar bij het eerste vallen de nodige kanttekeningen te
plaatsen. De NDP behaalde bij de parlementsverkiezingen in 1996
nauwelijks een derde van de stemmen. NDP-voorzitter Bouterse beschouwde
dat, ondanks de zetelwinst, als een eclatante nederlaag. Het was immers
te weinig om in het centrum van de macht te komen. Bouterse liet zich op
de verkiezingsavond dan ook niet meer aan zijn partijaanhang zien.
De regeringscoalitie onder leiding van toenmalig president Ronald
Venetiaan behaalde nog altijd bijna de helft van de stemmen. Dat was
eigenlijk opmerkelijk veel. Want in welk ontwikkelingsland haalt een
regeringscoalitie bijna de absolute meerderheid na een zo diep
ingrijpend financieel aanpassingsprogramma? In Nederland wordt nogal
eens gedebiteerd dat Bouterse zo'n grote aanhang zou hebben. Zeker, voor
sommigen is hij het rolmodel van de hosselaar die het heeft gemaakt, al
dan niet met cocaïnegeld. Het is echter verhelderend vast te
stellen dat Bouterse met zijn partij nog nooit een parlementsverkiezing
écht heeft kunnen winnen. De meeste Surinamers zijn niet voor
zijn verleidingskunsten bezweken.
Dat de coalitie van Venetiaan uiteindelijk uit het machtscentrum
verdween, had meer te maken met interne twisten en arrogantie van de
politieke leiders bij de formatiebesprekingen. De verkiezing van
Wijdenbosch tot president in de Verenigde Volksvergadering kon
vervolgens worden 'gekocht' volgens de principes van het in Suriname
gedijende politieke cliëntelisme. Het trieste is dat de Surinaamse
bevolking, die nu door wanbeleid voor jaren in armoede dreigt te worden
gedompeld, de huidige regering niet heeft gewild.
Het nationaal verzet tegen de regering-Wijdenbosch, die eerder al de
volkswoede wekte door ongrondwettelijke benoemingen bij de rechterlijke
macht, kenmerkt zich door een opvallende ordelijkheid en
doelgerichtheid. Als alles volgens het plan van de ervaren actieleider
Fred Derby verloopt - dertig jaar geleden was hij betrokken bij het ten
val brengen van 'Jopie' Pengel - zal de Nationale Assemblee president
Wijdenbosch volgende week tot aftreden dwingen. Sinds de
grondwetswijziging van 1992 is een simpele meerderheid voldoende. De
brede oppositie onder aanvoering van vakbonden en politieke partijen
heeft volgens eigen zeggen de politieke en economische plannen gereed om
het land uit de crisis te halen.
Meest alarmerend is de enorme buitenlandse schuld, waarmee de regering
Wijdenbosch vooral consumptiegoederen heeft gefinancierd. Van de tijdens
de vorige regering opgebouwde reserves is niets meer over. De Surinaamse
regering zelf laat er weinig over los. Maar volgens ex-president
André Telting van de centrale bank, die enkele jaren alom lof
oogste met de stabilisatie van de Surinaamse gulden, is de buitenlandse
staatsschuld onder de huidige regering snel tot ruim 400 miljoen dollar
(plus 130 miljoen dollar aan staatsgaranties) opgelopen. Dat bedrag is
al groter dan het hele nationale inkomen, wat associaties oproept met de
Latijns-Amerikaanse crisislanden in de jaren tachtig.
Nederland heeft zich tot nu toe terecht terughoudend opgesteld.
President Wijdenbosch heeft immers zelf wegens het Nederlandse
drugsproces tegen Bouterse de ontwikkelingsrelatie met Nederland
verbroken. Bovendien kan met een land dat er financieel een potje van
maakt moeilijk zaken worden gedaan.
Maar de vraag rijst of de Nederland klaar is om adequaat op de situatie
in Paramaribo in te spelen. De regering-Wijdenbosch kan volgende week al
van het toneel zijn verdwenen. Den Haag wekt echter geenszins de indruk
een strategie te hebben. En dat terwijl Suriname nog nooit in zo'n diepe
financiële crisis verkeerde en de Surinaamse democratie wordt
bedreigd door sterke 'narcocratische' invloeden.
De ministers Van Aartsen ("Ik ben niet van plan Suriname in het centrum
van het buitenlands beleid te laten staan") en Herfkens hebben een
beetje blufferige houding aangenomen door de suggestie te wekken dat
Suriname voor Nederland een 'gewoon' buitenland is. Om een aantal voor
de hand liggende redenen zal dat nog heel lang niet zo zijn: de
Surinamers hier, de koloniale geschiedenis, de gemeenschappelijke taal.
Bovendien houden landen in de regio (VS, Brazilië, Venezuela)
Nederland in hoge mate medeverantwoordelijk voor de stabiliteit in
Suriname. Een verantwoordelijkheid die Den Haag in 1992 trouwens heeft
vastgelegd in het Raamverdrag voor vriendschap en samenwerking.
Intussen is op Buitenlandse Zaken het 'Bureau Suriname' opgeheven. Alsof
het departement naast de ambassadestaf in Paramaribo niet enige
denkkracht zou kunnen gebruiken om passend beleid voor een moeilijk en
ingewikkeld land als Suriname te ontwikkelen.
En dat terwijl er in de relatie Nederland-Suriname sinds de
onafhankelijkheid in 1975 veel meer mis dan goed is gegaan. Toen na de
militaire dictatuur in 1987 een democratisch gekozen burgerregering
aantrad, duurde het nog jaren voordat beide landen tot een enigszins
vruchtbare samenwerking kwamen. De gezaghebbende Surinaamse politicoloog
en ex-diplomaat Marten Schalkwijk heeft de ruzies, overgevoeligheden,
wispelturigheden en ideeënarmoede op pijnlijke wijze beschreven in
zijn boek Suriname, het steentje in de Nederlandse schoen.
Het Raamverdrag werd deels geboren uit Nederlandse verlegenheid
tegenover de buitenwereld (vooral de VS en Brazilië) over het laten
afglijden van Suriname naar een putschistische narcostaat. Het besluit
vanaf zijn vakantieadres door toenmalig minister Van Mierlo om
Brazilië niet om aanhouding van Bouterse te vragen, ondanks een
internationaal opsporingsbevel, wekte ook niet de indruk het resultaat
te zijn van een doordachte strategie. Het risico van een Braziliaanse
weigering zou volgens Van Mierlo te groot zijn geweest. Merkwaardig,
want uit het inmiddels gepubliceerde dossier-Bouterse blijkt dat de
Braziliaanse politie voorbeeldig met het Nederlandse politiekorps
samenwerkte bij het verzamelen van gegevens over Bouterse's
drugsactiviteiten. En over het risico voor Suriname opgescheept te
blijven met een politiek ambitieuze narcoleider had Van Mierlo kennelijk
helemaal niet nagedacht.
De miljardenhulp die Suriname na de onafhankelijkheid in 1975 kreeg
toegezegd leek elke eigen inspanning overbodig te maken. Na de coup van
1980 moesten Surinamers evenwel meermalen democratie en welvaart
bevechten. Dat kan in een land met een door etnische verschillen
gebrekkige natievorming uiteindelijk een vermomde zegening blijken. Maar
dan mogen niet al te veel fouten meer worden gemaakt. In Paramaribo
lijkt men dat beter te beseffen dan in Den Haag.
Hans Buddingh' is redacteur van NRC Handelsblad.