terug naar 1996
Andere Haagse toon heeft effect gehad
Door onze redacteur
WILLEBRORD NIEUWENHUIS
DEN HAAG, 24 MEI. Stil gehoopt en ook nog gekregen. Dat is de
stemming in
politiek Den Haag nu de uitslag van de Surinaamse verkiezingen duidelijk
wordt.
Groot is de opluchting in Kamer en kabinet dat de oude coalitie het
redt.
Slechts één keer tijdens de campagne in Suriname
doorbrak
minister Van Mierlo (Buitenlandse Zaken) zijn zichzelf opgelegde
zwijgen. Dat
was toen NDP-leider Bouterse begin deze week Nederland beschuldigde van
grove
inmenging in de Surinaamse verkiezingsstrijd. ,,Verdraaiing van de
werkelijkheid'', riep Van Mierlo. ,,Ik heb geprobeerd de betrekkingen
met
Suriname te verbeteren en dat doe je nu eenmaal met de zittende
regering.''
Het aanhalen van de banden heeft Nederland het laatste jaar heel
intensief
gedaan. De stroom geld uit de ontwikkelingspot waar Suriname recht op
heeft,
werd drastisch vergroot. In vrij korte tijd werd 267 miljoen gulden
toegezegd.
Er valt nog 675 miljoen gulden te besteden van de 3,5 miljard die
Suriname bij
de onafhankelijkheid in 1975 als afscheidscadeau kreeg.
Er was de regering veel aan gelegen dat zij na de verkiezingen niet
gedwongen zou worden om met Bouterse, tegen wie in Nederland een
gerechtelijk
vooronderzoek loopt, zaken te doen. Dus kwam er extra veel aandacht en
geld
èn het verzoek van het kabinet aan minister Pronk voor
Ontwikkelingssamenwerking om niet meer boos weg te lopen in Paramaribo
als een
persconferentie hem niet zinde. De toon moest anders.
Van Mierlo nam zelf het voortouw. Hij wilde ,,een aandrijfmotor
inbouwen in
het Raamverdrag van 1992''. In dat jaar kwamen Nederland en Suriname
overeen om
op het terrein van justitie, defensie, financiën, economie en de
versterking van het overheidsapparaat nauwer samen te werken. Maar veel
schot
zat er bij de uitvoering van die goede voornemens niet in. De Surinaamse
regering had het te druk om het leger te reorganiseren.
In februari '95 stelde Van Mierlo bij aankomst vast dat ,,wie de roep
van
dit land kent, weet hoe onherroepelijk dat bij je blijft''. In het begin
van de
jaren tachtig was hij zeven keer in Suriname geweest voor overleg over
de
ontwikkelingsrelatie. Nu reisde hij binnen enkele maanden twee keer naar
Paramaribo en arriveert daar weer op 13 juni. Een van zijn
gesprekspartners
viel het in februari '95 tijdens een boottochtje op dat deze Nederlandse
minister Surinamers als gelijken wilde behandelen. Hij zorgde voor een
klimaatsverbetering, maar de echte doorbraak in de herstelde relaties
waren de
wat gunstigere rapporten van het Internationaal Monetaire Fonds waarin
stond
dat het land economisch langzaam uit een dal kroop.
De grote vraag in Den Haag bleef of het stoppen van de economische
verslechtering op tijd kwam om het vertrouwen in de coalitie van de oude
partijen, het Nationale Front, weer te winnen. Met name de jonge kiezers
raakten niet overtuigd. De helft van de 269.000 kiesgerechtigden is
jonger dan
25. Bovendien werden in Den Haag de waarschuwingen van Winston Jessurun,
partijleider van DA '91 die banden onderhoudt met D66, dat de "informele
macht
veel groter is dan de legitieme macht in Suriname', zeer serieus genomen.
Het aanhalen van de betrekkingen heeft uiteindelijk gewerkt, zo menen
leden
van het kabinet, maar de dilemma's waar Nederland mee te maken heeft in
de
verhoudingen met Suriname zijn nog levensgroot. Het beleid van "kraan
open,
kraan dicht' met ontwikkelingsgeld heeft in het verleden veel irritatie
en
onbegrip gewekt in Suriname. In de Tweede Kamer zijn de emoties
beduidend
geluwd. D66 roept op tot een "tedere' politiek ten aanzien van het land.
Bondgenoten als Frankrijk en de Verenigde Staten achtervolgen
Nederland om
voortgang te maken met de grotere samenwerking op justitieel,
financieel,
economisch en militair terrein. Ook zij zouden graag zien dat er naast
Aruba en
de Antillen ook een kustwacht komt voor Suriname om overbevissing,
illegale
vangsten, goudsmokkel en drugstransporten tegen te gaan. Er zou ook een
betere
inspectie van het Surinaamse luchtruim moeten komen. Nederland zou
daartoe de
initiatieven moeten nemen en voor een deel van de kosten opdraaien.
G. J. Oostindie, hoogleraar Volkenkunde in Leiden, omschreef het
dilemma
voor Den Haag vorige maand in de Internationale Spectator als volgt:
,,Enerzijds is Suriname langzamerhand gaan gelden als het schoolvoorbeeld
van
een mislukte ontwikkelingsrelatie, waarin de verwachtingen van de
maakbaarheid
van die andere maatschappij te hoog lagen en waarin bovendien door de
donor te
weinig consistent eisen werden gesteld''. Oostindië verwacht dat bij
een
wisseling van generaties in de Nederlandse politiek de voorheen
vanzelfsprekende betrokkenheid zou kunnen verminderen. Maar hij acht het
van de
andere kant niet denkbaar dat Nederland de voormalige kolonie eenvoudig
de rug
toekeert. ,,Alle retoriek over Caraïbische integratie ten spijt gaan
de
meeste Surinaamse politici er terecht van uit dat voortzetting van de
bilaterale banden de beste garantie is om Nederland gevangen te houden in
het
voor Suriname ogenschijnlijk zo voordelige postkoloniale
schemergebied.''
Gevangen of niet opent Van Mierlo op 14 juni de nieuwe Nederlandse
ambassade, het grootste kantoorcomplex van Paramaribo, een soort nieuw
fort
Zeelandia. En het kabinet heeft al toegezegd dat Suriname, als de 3,5
miljard
helemaal op is, kan rekenen op nieuwe steun om het Raamverdrag verder uit
te
voeren.