|
Actueel Het eindrapport van de enquêtecommissie
Lading
Politici
Gezondheid
Getuigen
Relatie Israel
El Al
Enquête
Zie ook: |
Beklaagdenbank Bijlmer
Verontrusting en verwarring in
parlementaire enquête
De parlementaire enquête naar de
Bijlmerramp zette het land de afgelopen weken op de kop. Was het een
ordinaire mediahype? Overspannen reacties op halve feiten? Of leggen de
puzzelaars van de commissie langzaam maar zeker een verontrustend
plaatje van ambtelijk en bestuurlijk Nederland? Een tussenbalans na het
eerste deel van de verhoren.
Het gebeurde bijna op kousenvoeten. Lees bijvoorbeeld nog eens de voorzichtige formulering na die Theo Meijer, destijds onbekend Kamerlid voor het CDA, op 17 september 1998 gebruikte: ,,Er moet de mogelijkheid zijn om mensen onder ede te kunnen horen'. Hij benadrukte het nog maar eens: ,,Waar nodig''. Het was een donderdagavond in de dr. J.M. den Uylzaal van het Tweede Kamergebouw. De `Werkgroep Vliegramp Bijlmermeer' gaf een bescheiden persconferentie waar ze haar advies toelichtte aan de collega-parlementariers. Er moest een `uitgebreid feitenonderzoek' komen naar de Bijlmerramp en de nasleep, wellicht met een paar verhoren onder ede. ,,Waar nodig.'' En zo gebeurde het. In oktober 1998 werd de parlementaire commissie officieel ingesteld. Onder voorzitterschap van diezelfde Theo Meijer begonnen vijf kamerleden, bijna allemaal een onbeschreven blad in het Bijlmerrampdossier, met het verzamelen van de puzzelstukjes. De verwachtingen waren niet al te hoog. Het moest een kort en snel onderzoek worden van wat in de wandelgangen schertsend de `traumacommissie' werd genoemd: ze was nodig om de Bijlmerramp te verwerken, om eindelijk eens een eind te maken aan de vele complottheorieen. Eigenlijk was het een `enquête voor de slachtoffers' en niet zozeer voor de politiek zelf. Minister Jorritsma (Economische Zaken, maar in het vorige kabinet Verkeer en Waterstaat) had zelfs publiekelijk laten weten dat ze er niet veel van verwachtte. En eerder al had premier Kok een eigen onderzoek van de Kamer naar de Bijlmerramp `overbodig' genoemd. ,,Eerst moet aannemelijk zijn dat het kabinet te weinig gedaan heeft om informatie te achterhalen'', zei hij toen. Vijf maanden later heeft het `uitgebreid feitenonderzoek' zich op diezelfde kousenvoeten ontwikkeld tot een full swing parlementaire enquête in de spotlights van de media. De personen die `waar nodig' onder ede gehoord zouden moeten worden, zijn er vele tientallen geworden. En de openbare verhoren hebben al een gevleugelde uitdrukking opgeleverd: onder de pet houden. De enquêtecommissie beheerste de afgelopen weken het nieuws. Maar werden we er ook wijzer van? De bom barstte op 3 februari, toen de enquêtecommissie details uit een telefoongesprek openbaarde waarin een El Al-medewerker bij de luchtverkeersleiding op Schiphol gewag maakte van gevaarlijke stoffen aan boord van het ramptoestel. Hij drong aan dat feit niet wereldkundig te maken waarna hij als geruststellend antwoord kreeg dat ,,ze het van ons niet zullen horen'. Het was nieuws dat premier Kok `razend', minister Jorritsma `verbijsterd' en oud-minister Maij-Weggen `ontgoocheld' maakte. Ambtenaren werden in een sfeer van collectieve verontwaardiging geschorst. Maar afgelopen woensdag werd de rel gerelativeerd. De betrokken El Al-medewerker moest toegeven dat hij de verkeerde lijst met gevaarlijke stoffen had voorgelezen. Hoewel het principiele punt overeind blijft dat de luchtverkeersleiding wel erg gemakkelijk geheimhouding toezegt, wierp de zaak toch een smet op de commissie. Twee andere getuigen hadden al snel na het nieuws in hun openbare verhoor verteld dat per abuis de verkeerde lijst was voorgelezen. Door zo lang te wachten met het oproepen van de bewuste El Al-medewerker bleef dagenlang het beeld bestaan van een onthulling die geen onthulling bleek. Het leverde de commissie veel kritiek op, maar dat neemt niet weg dat er in de afgelopen weken een opmerkelijk patroon zichtbaar is geworden. Overheidsdiensten die al ruim zes jaar met de Bijlmerramp bezig zijn, werden geconfronteerd met een enquêtecommissie van parlementariers die ineens diepgaande interesse voor het dossier toonde. De spanning tussen enerzijds deze plotselinge politieke nieuwsgierigheid en anderzijds het ambtelijk handelen uit het verleden, zorgde regelmatig voor een confronterende sfeer in de zaal van de Eerste Kamer waar de openbare verhoren plaatsvinden. De commissie slaagde erin om bloot te leggen hoe een aantal overheidsdiensten sinds oktober 1992 met de Bijlmerramp is omgegaan. Zo kreeg ze, na jaren van vermoedens, gedocumenteerd boven water dat de Rijksluchtvaartdienst (RLD) vanaf het allereerste moment op de hoogte had kunnen zijn van de aanwezigheid van verarmd uranium als contragewicht in het staartstuk van de El Al-Boeing. Op de risico's van de stof, zowel bij de berging als bij het eventueel verbranden van het verarmd uranium, was men in oktober 1992 zelfs geattendeerd. In de KLM-hangar, destijds in gebruik genomen door de RLD, werden uitgebreide veiligheidsinstructies opgehangen, maar de mensen op de rampplek in de Bijlmer en de vuilstortplaatsen waar het puin verwerkt werd hoorden niets. De handelwijze van ambtenaren werd door de commissie ook aan de kaak gesteld in de verhoren over de gedegenheid waarmee de RLD na de crash het technisch onderzoek naar het rampvliegtuig had verricht. Daarnaast slaagde de commissie erin twee onderhoudsmonteurs van El Al onder ede te laten verklaren dat toestellen van de Israelische luchtvaartmaatschappij wel eens de lucht ingaan terwijl zij daar technische twijfels over hebben. Afgelopen donderdag maakte de commissie bekend aanvullende vrachtdocumenten los te hebben gekregen van de Israelische autoriteiten over de nog ontbrekende twintig ton lading. En dat terwijl minister Jorritsma in de Tweede Kamer steeds heeft volgehouden dat haar RLD-ambtenaren er alles aan hebben gedaan om de papieren boven water te krijgen. Diezelfde verhoordag vertelden ambtenaren van de Economische Controle Dienst (ECD) dat hun organisatie de afgelopen jaren tot twee keer toe had aangeboden verdere stappen te nemen in het onderzoek naar de lading, maar dat het door de RLD niet nodig was geacht. De dag daarvoor bleek dat weer een andere overheidsdienst, de toenmalige Rijkspolitie Dienst Luchtvaart op Schiphol, niet bepaald de schoonheidsprijs verdient als het gaat om het inzamelen van alle relevante vrachtdocumentatie van de rampvlucht. Voorzitter Meijer vroeg de toenmalige Rijkspolitiechef tijdens zijn verhoor vilein of hij zelf vond dat zijn dienst goed gefunctioneerd had. Ook commissielid Singh Varma (,,'t is misschien een vervelende vraag voor u'') hield een van de rijksdienaren van de ECD voor of hij vond dat zijn dienst wel genoeg initiatief had getoond als het ging om naspeuringen naar de lading. Natuurlijk probeerden de ambtenaren uit de beklaagdenbank te komen. Gezien de situatie hebben we wel degelijk goed gewerkt, vond de Rijkspolitie. Het was allemaal niet als doofpot bedoeld, betoogde de luchtverkeersleiding. Ik wil het graag nuanceren, probeerde oud directeur-generaal J. W. Weck. Ik heb geen gelegenheid gehad om alles te zeggen, oordeelde oud RLD-directeur Wolleswinkel in een `open brief'na zijn openbare verhoor. Maar de puzzelaars uit de Tweede Kamer leken geen pardon te kennen. Pardoes gingen de overheidsdiensten over de knie. De sfeer was grimmig (,,Met dank voor uw expose, meneer Weck, maar kunt u korte antwoorden geven''), de conclusies soms al hoorbaar (,,Het is gewoon niet correct wat u zegt'') en er waren steken onder water (,,Toen hebben wij als commissie uw werk maar overgenomen''). Hoogtepunt in dat verband was vrijdagmiddag, toen topambtenaar Weck zei dat de plotselinge openbaring van een aantal vrachtdocumenten over de ontbrekende twintig ton hem ,,boven de pet ging''. Waarop voorzitter Meijer zich liet ontvallen: ,,er is al genoeg onder de pet gehouden''. Het leek allemaal een onderstreping van de woorden die diezelfde Theo Meijer sprak, in september in de dr. J.M. den Uylzaal: ,,Het wordt tijd dat het parlement haar eigen verantwoordelijkheid neemt. We hebben te lang gereageerd op slechts incidenten'. Maar de enquêtecommissie mag dan de gordijnen hebben opengetrokken op het toneel van ambtelijk Nederland, het primaire doel, waarheidsvinding over 4 oktober 1992, is nog niet bereikt. Een falend ambtenarenapparaat is ernstig, maar welke harde gegevens kunnen Meijer en zijn mensen toevoegen aan de werkelijkheid die reeds bekend was? De commissie is deze weken ook geconfronteerd met het feit dat veel nieuwe inzichten tegelijkertijd volgende vragen oproepen. Er is dan wel slordig omgegaan met de risico's van het verarmd uranium, het is niet zeker of dat nou een van de oorzaken is van de vele gezondheidsklachten. De getuigenissen van de monteurs waren spectaculair, maar het staat niet vast dat het technisch onderhoud bij El Al significant slechter is dan bij andere maatschappijen. Het onderzoek naar de technische staat van de 4X-AXG had wellicht veel beter gekund, maar of dat ook iets zegt over de geconstateerde oorzaak van de ramp, de metaalmoeheid in de ophangbouten van een van de motoren, lijkt nauwelijks te bewijzen. Ook in het dossier over de lading zijn er nog steeds meer vragen dan antwoorden, ondanks de wonderbaarlijke bekendmaking deze week van een aantal papieren over de nog ontbrekende twintig ton vracht. De ladingdocumentatie mag dan op papier compleet zijn, de afgelopen jaren is meermalen gebleken dat er van de vrachtadministratie van vlucht LY 1862 geen uniform dossier bestaat. Nog steeds circuleren er bij een van de advocaten van de slachtoffers afwijkende vrachtbrieven en onderliggende documenten. En hoe zit het met de militaire lading waarvan Israel in juni 1998 nog zei dat `redenen van staatsveiligheid' verhinderen daar nadere informatie over te geven? Is de papieren werkelijkheid over de vracht wel de echte werkelijkheid? Duidelijk is wel dat de Nederlandse onderzoeksautoriteiten hebben verzuimd om in oktober 1992 de complete vrachtdocumentatie snel in te zamelen. Het grootste gedeelte van de airwaybills die betrekking hadden op de lading uit New York kwam zelfs pas in 1996 boven water. Maar nog steeds is het een raadsel wie op welk moment de vrachtbrieven heeft opgehaald. Zo leidt het soms verrassende werk van de commissie-Meijer naar nieuwe vragen, die kunnen worden gevoegd bij de onduidelijkheden die er al waren. Zijn de tientallen verklaringen over de mannen in witte pakken niet meer dan een complottheorie? Wat was de rol van de Israelische veiligheidsdiensten op en rond de datum van 4 oktober? Zal de cockpitvoice-recorder ooit nog boven water komen? De Tweede Kamer zelf mag de afgelopen jaren, in de woorden van Theo Meijer, achter incidenten aangelopen hebben, zij krijgt daar ook de rekening voor gepresenteerd. Na ,,meer dan 76 maanden'' (politiechef Bloemen in zijn verhoor) blijkt het op sommige punten simpelweg niet meer mogelijk de waarheid te achterhalen. Tegenstrijdige verklaringen, vervaagde herinneringen en niet-uitgevoerde onderzoeken zijn het gevolg. Wat was er gebeurd als ook de politiek zelf sneller actie had ondernomen om het Bijlmerdossier te sluiten? ,,Een gemiste kans'', constateerde een ECD-rechercheur donderdag, toen duidelijk werd dat er door zijn dienst al veel eerder aanvullende naspeuringen hadden kunnen worden uitgevoerd naar de lading. ,,Dan was deze enquête misschien niet nodig geweest'', verzuchtte commissielid en parlementa-rier Singh Varma. De commissie-Hoekstra, die in 1998 de gang van zaken rond de vrachtbrieven onderzocht, constateerde al dat de verschillende overheidsdiensten langs elkaar heen en `inconsistent' hadden gewerkt. De enquêtecommissie zal deze conclusie ongetwijfeld onderschrijven en verbreden. Maar spannend zal het vooral worden als de blik wordt gericht op de politiek verantwoordelijken. Zij maken in de laatste week van de openbare verhoren de gang naar de Eerste Kamer. De `traumacommissie' krijgt dan een zware politieke lading. Waar lag de verantwoordelijkheid van het ambtelijk handelen? Wie wist wat? Waarom nam de politiek niet eerder het initiatief? En zal de Zwarte Piet alleen bij de ambtenaren terecht komen? Minister Jorritsma vond het blijkbaar nodig om begin deze week publiekelijk te verkondigen dat ze af zou treden als zou blijken dat haar iets te verwijten viel in het Bijlmerrampdossier. Waarmee maar weer duidelijk werd dat de `enquête voor de slachtoffers' toch ook een enquête voor de politiek is geworden. De puzzel zal altijd ontbrekende stukjes tellen. Maar de puzzelaars op kousenvoeten zouden best wel eens politieke reuzendoders kunnen blijken te zijn. En dat had niemand in de dr. J.M. den Uylzaal, op die donderdagavond 17 september, kunnen vermoeden.
|
NRC Webpagina's 20 FEBRUARI 1999
|
Bovenkant pagina |
|