|
|
MiljonairsDylan onttrok zich zo aan het grote recyclen in de popmuziek, dat zovelen van zijn beter geconserveerde generatiegenoten de status van beursgenoteerde miljonairs heeft opgeleverd. De Rolling Stones, The Velvet Underground, The Eagles en andere rock-senioren ondernemen sinds de jaren tachtig even megalomane als lucratieve stadiontournees. Bob Dylan trok intussen al vanaf 1988, voor een slinkend publiek, met een anonieme begeleidingsband langs honderden kleine podia, van Kalamazoo tot Kerkrade.Het bezegelde de breuk tussen de zanger en de pop-industrie, maar voor de artiest zelf was van een breuk geen sprake. Als folkie zette hij zich in vaak bijbelse termen ("A Hard Rain's-A-Gonna Fall') af tegen de moderne wereld van kernwapens en kapitalisme, nu werden de "New Dark Ages' van MTV en de wereldwijde kakafonie van hype en verstrooiing doelwit van zijn misantropie. In interviews sprak hij in raadselachtige bewoordingen over zijn muziek als afkomstig uit een archaïsch verleden, toen de mensen nog verbonden waren met het land, een verstandhouding hadden met de dood, en nog niet alle huizen waren voorzien van telefoon, laat staan van televisie. Een vreemd landschap, waar ook Time Out of Mind moet zijn geboren. Inmiddels hebben niet alleen de meeste Amerikaanse maar ook meer dan de helft van de Nederlandse gezinnen een koophuis, rijden steeds meer huishoudens in twee of drie auto's, stijgen de aandelen als nooit tevoren en wordt nu dan in de pers zelfs de wederopstanding van Bob Dylan gesignaleerd. Wat zich in die onverwachte blijde boodschap aftekent, is de verzoening van een grijzend poppubliek met hun belangrijkste held uit het verleden, die ze uit het oog verloren toen zij bij de tijd moesten blijven met loopbaan, gezin en heropvoeding per GSM, en hijzelf tot weinig meer in staat leek dan amechtige improvisaties met muziek uit de oude doos. Dylan ging niet joggen, zoals Mick Jagger, liet zijn bloed niet verversen, zoals Keith Richards, en stortte zich evenmin in romantische candlelight-muziek, zoals Eric Clapton. Dat werd hem jarenlang niet in dank afgenomen. Nu wèl, en dat is niet zo verwonderlijk _ want ondanks alle welvaart en rijkdom, of juist daardoor, maalt de tijdgeest niet meer om de vitalistische boodschap van het forever young zoals de Stones die nog, zij het steeds meer bij wijze van spelletje, uitdragen. Authenticiteit, volwassenheid en trouw zijn tegenwoordig geen deugden meer die alleen maar worden bezongen in het verkiezingsprogramma van het CDA. En de tijd dat het publiek een popmuzikant de rug toekeerde omdat hij "in de Heer' is, zoals Dylan overkwam eind jaren zeventig, is al voorbij sinds het soul-elfje Prince in de jaren tachtig stadions vol tieners kon laten meebrullen over Jezus en Liefde. Dat Dylans boodschap niet blij maar nog even troosteloos is als in zijn lange tijd in de woestijn, deert daarbij niet. Integendeel, het is een teken van zijn oprechtheid in een dolgedraaide wereld. Dit is geen spelletje, of een valse oefening in eeuwige jeugd, dit is hoe het leven er uitgeleefd uitziet. Na jaren van haken naar nieuw vuur, kan het poppubliek zich zodoende ten lange leste verzoenen met het feit dat ook popartiesten lelijk oud worden. In Amerika is die canonisering van Dylan al in een vergevorderd stadium: in 1988 werd hij opgenomen in de Rock and Roll Hall Of Fame, drie jaar later ontving hij een Grammy Award voor zijn complete oeuvre, en in 1992 maakten tientallen artiesten hun opwachting in New Yorks Madison Square Garden, om hem te eren in een overdadig jubileumconcert. Het was de heiligverklaring van een liedjeszanger die zelf inmiddels muzikaal gesproken weer was teruggekeerd naar een tijd lang voor zijn eigen geboorte. Europa moest nog even wachten. Maar na de publicitaire shocktherapie van de pericarditis die hem dit jaar bijna velde ("Ik dacht even dat ik snel Elvis zou zien') en zijn huiskamerconcert voor de paus, lijkt ook het continent rijp voor een verzoening met de grote verloren zoon van de eigen jeugd. Ook het verkreukelde portret van de oude Dylan krijgt een plaats in het familie-album. En Dylan zelf? In een radio-interview in 1991 ontkende hij reden te hebben om trots te zijn. "Trots? Hoogmoed komt voor de val, dat weten we allemaal', zei hij. "Bovendien, wat is er nou om trots op te zijn? Dat je een nieuwe plaat hebt gemaakt? Moet je dan soms ook trots zijn dat je een snelweg hebt aangelegd? Of een nieuw soort kunstmest hebt uitgevonden?' Kennelijk zijn de tijden veranderd - maar Bob Dylan niet. Bob Dylan: Time Out of Mind (Columbia 486936) |
NRC
Webpagina's
18 oktober 1997
|
Bovenkant pagina |