Begin tekst
NIEUWS
TEGENSPRAAK
SUPPLEMENT
AGENDA
ARCHIEF
ADVERTENTIES
SERVICE

EVJ
Overzicht

Vragen & Opmerkingen

Begrippenlijst:
A, B, C, D, E,
F, G, H, I, J,
K, L, M, N, O, P,
Q, R, S, T, U,
V, W, X, Y, Z

Individuele goederen

Bij deze goederen is het mogelijk de individuele gebruiker een prijs te laten betalen naar de mate van zijn gebruik. Deze goederen kunnen wel op commerciële basis door particuliere ondernemers worden voortgebracht en via de markt worden verhandeld. Voorbeelden zijn: onderwijs, het wegennet, het railvervoer, paspoorten, gas, water, elektra.

De vraag komt op waarom de overheid de productie van sommige individuele goederen wel verzorgt of subsidieert en andere niet. Waarom subsidieert de overheid wel HAVO-onderwijs en geen autorijlessen? Er zijn vijf redenen te geven waarom de overheid het aanbod van sommige individuele goederen ter hand neemt of subsidieert.

1. Te hoge inningskosten
Soms kost het te veel om een goed door de markt te laten verzorgen. Hoe zouden particuliere ondernemers ons wegennet kunnen exploiteren? In een groot land als Frankrijk gebeurt het wel. Maar op de relatief korte stukken weg in Nederland, met veel op- en afritten is dit haast onmogelijk. Tenzij het via een automatisch systeem ('road pricing' of rekeningrijden) kan gebeuren; daarover wordt heftig gediscussieerd.

2. Geen inkomensdrempel
Er zijn individuele goederen waarbij de overheid het niet juist vindt dat het gebruik zou afhangen van de hoogte van het inkomen. Denk aan onderwijs: men wil een groot aantal soorten onderwijs zo toegankelijk mogelijk houden en daarom worden die ver beneden de kostprijs aangeboden. Ze worden gesubsidieerd uit de algemene middelen.

3. Positief effect voor de maatschappij
Het gebruik van sommige individuele goederen heeft niet alleen voor de gebruiker zelf een positief effect maar ook voor de maatschappij als geheel. De overheid wil daarom het gebruik van die goederen stimuleren. Een voorbeeld is het openbaar vervoer. Het gebruik maken van openbaar vervoer vermindert het file-probleem en is beter voor het milieu. Ook onderwijs heeft positieve externe effecten voor de maatschappij: goed opgeleide mensen zijn van belang voor de produktiecapaciteit van het land als geheel.

4. Bemoeigoederen
Bij sommige goederen vindt de maatschappij dat de burgers er meer van moeten gebruiken. De overheid stelt zich hier wat 'bevaderend' (paternalistisch) op. Om die reden worden allerlei kunstvormen gratis of ver beneden de kostprijs aangeboden. Kunst, tentoonstelling- en museumbezoek worden daarom wel bemoeigoederen ('merit-goods') genoemd. Bij weer andere goederen wil de overheid het gebruik juist remmen ('demerit-goods'); zo kun je de hoge heffingen op benzine (benzine-accijns), op tabak (tabaksaccijns) en op alcohol (alcoholaccijns) verklaren.

5. Monopolieposities
Soms bestaat de vrees dat een particuliere aanbieder van noodzakelijke goederen als licht, water en gas misbruik zou kunnen maken van een monopoliepositie.

Bovenkant pagina
NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD / Pleus & Schöndorff (6 april 1999 / web@nrc.nl)