C O L U M N S  
NIEUWS   |  TEGENSPRAAK   |  SUPPLEMENT   |  AGENDA   |  ARCHIEF   |  ADVERTENTIES   |  SERVICE  

J. L. HELDRING
Eerder verschenen
columns

DE DRAAD
HJA HOFLAND
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN

J.L. Heldring: Dezer dagen
Reacties en opmerkingen naar: dezerdagen@nrc.nl



12 mei 1998

'All politics is local'


,,Kohl en Chirac zijn weer dikke vrienden'', zag ik boven een bericht staan over de ontmoeting van beide staatslieden in Avignon. Is er nog iemand die in dat valse vertoon van jovialiteit en bonhomie trapt? Zeker na de beschamende ruzie over Duisenbergs benoeming, enkele dagen eerder, moet het cynisme onder de burgers over de manier waarop Europa's eenheid - dat project dat het idealisme van tallozen heeft weten te wekken - tot stand komt, sterk zijn toegenomen.

,,Vrienden moeten zo nu en dan met elkaar kunnen ruziën.'' Dat was een andere kop die ik vorige week boven een bericht zag staan. Het was Kohl die dat zei na die ruzie in Brussel. Ook dat is volksverlakkerij. In de internationale politiek bestaan geen vrienden. Op z'n hoogst is er wel een samenloop van belangen tussen de staten, maar die ontbrak juist in Brussel. Vandaar dat er niet meer dan dat beschamende compromis uit kwam.

Het is van belang daarin de oorzaak te zoeken, meer dan in het nationalisme van Chirac of de zwakheid van Kohl. Natuurlijk zijn ook dat factoren, maar die zijn afgeleiden van de werkelijke oorzaak: iedere staat is een bundeling van belangen, en elke bundeling uit zich, afhankelijk van de cultuur, de interne constellatie en de kracht van de staat in kwestie, nu eens zus, dan weer zo.

We kunnen ons afvragen of niet, anders dan de traditionele wijsheid wil, een steeds nauwere samenwerking tussen de staten van Europa de kans op botsingen eerder vergroot dan verkleint. Wanneer een voorwerp bewogen wordt ten opzichte van een ander waarmee het over een groter of kleiner deel van zijn oppervlakte in aanraking is, dan heet dat in de natuurkunde wrijving. Waarom zou dat in de internationale politiek anders zijn?

Ja, er bestaat tussen de bewindslieden en de ambtenaren van de lidstaten van de Europese Unie, die elkaar elk ogenblik ontmoeten of anders met elkaar in telefonisch contact staan, wel een soort van camaraderie, waarvan de betekenis als smeermiddel niet onderschat moet worden, maar per slot van rekening zijn ook zij exponenten van verschillende culturen en verschillende interne politieke constellaties.

Alle camaraderie heeft niet voorkomen dat in de nacht van 2 op 3 mei de belangen van de hoofdrolspelers - in dit geval: Frankrijk, Duitsland en Nederland - hevig tegen elkaar botsten, net zoals zij dat enige tijd geleden in Dublin deden, toen Kohl en Chirac met verhitte hoofden tegen elkaar schreeuwden.

Zeker, de belangen van Frankrijk en Duitsland (om van Nederland niet te spreken) hebben wel vaker tegen elkaar gebotst, maar die botsingen hebben nooit die dramatische vormen aangenomen als in Dublin en, tien dagen geleden, in Brussel. Het zou verkeerd zijn dit uitsluitend aan de desbetreffende persoonlijkheden toe te schrijven. Uit te gaan van de eeuwigheid en onwrikbaarheid van de Frans-Duitse as is een vergissing die Nederlandse bewindslieden en commentatoren gemaakt hebben.

Wat betekent dit voor de concrete samenwerking in Europa? The Economist formuleert het deze week in een retorische vraag: ,,Als er twaalf uur hard beuken voor nodig is om alleen maar één man voor een baan te kiezen, wat zijn dan wel de kansen dat toekomstige topbijeenkomsten compromissen vinden in veel belangrijkere - en controversiëlere - kwesties, zoals agrarische en budgettaire hervorming, de uitbreiding van de Europese Unie of betrekkingen met Turkije?''

In Avignon hebben niet alleen twee politici elkaar ontmoet die het ongelovige publiek wilden laten geloven dat er niets aan de hand was met hun vriendschap, maar ook twee politici die beiden in eigen land vechten voor hun politieke leven. Dat laatste belang primeert altijd - bij elke politicus.

Daar hoeven we niet cynisch over te doen: het eigen politieke leven is de eerste voorwaarde voor het bereiken van verhevener doeleinden, zoals de eenheid van Europa. Wat dat betreft: ,,all politics is local'', zoals een Amerikaanse politicus zei.

Die lokale basis is bij beide politici, Kohl en Chirac, zwak. Dat verleidt Chirac tot een openlijke verdediging van het nationale belang - hij volgt daarin zijn grote voorbeeld, Charles de Gaulle, die eens zei: ,,Ik kan geen concessies doen; daarvoor ben ik te zwak'', terwijl Kohl iedere verdere stap naar de eenheid van Europa moet uitstellen tot de verkiezingen van september. (In de voorgaande zin ligt de nadruk op openlijk. Iedere politicus verdedigt het nationale belang. Alleen Chirac zei dat openlijk in Brussel.)

Zo moest Chiracs op zichzelf redelijke voorstel om Jacques Delors te benoemen tot informateur inzake de hervorming van de Europese instellingen - een hervorming die nodig is in verband met de uitbreiding van de Europese Unie met nieuwe leden - wachten tot betere tijden. In andere woorden: Kohl wilde zijn toch al moeilijke verkiezingscampagne niet door zo'n benoeming nog moeilijker maken - hoewel Delors toch een man is die veel gezag en vertrouwen in Duitsland geniet.

De conclusie van dit alles? De historische beslissing tot invoering van één Europese munt - het veel misbruikte woord historisch is in dit geval op zijn plaats - wordt overschaduwd door twijfel omtrent de toekomst. Is de politieke - of, als men wil, culturele - ondergrond stevig genoeg om die eenheid te dragen? Een banaal-marxistisch geloof, populair bij bankiers en bedrijfsleven, dat het de economische onderbouw is die alles bepaalt, staat voor de proef.

AMENDE

- Op 28 april heb ik hier enkele herinneringen - uit het blote hoofd - opgehaald naar aanleiding van een Duitse film uit 1935 of 1936 die ik onlangs in Berlijn had gezien. Mijn geheugen is, zoals ieder ander, feilbaar; en zo heb ik - overigens met de nodige slagen om de arm - fouten gemaakt. In de krant van 9 mei geeft Dick Harris de juiste versie (en ook spelling van namen), nadat enkele lezers dat al hadden gedaan in brieven aan mij.

Enkele van die fouten kunnen als krenkend voor de nagedachtenis van de betrokkenen beschouwd worden. Zo moet de oorzaak van de zelfmoord van de filmster Renate Müller niet gezocht worden in de mogelijkheden die ik vragenderwijs geopperd had, ervan uitgaande dat zij zich tegen het einde van de oorlog van het leven had beroofd (zoals iemand mij had verteld).

Nee, dit drama heeft zich al in 1937 voltrokken, zoals Dick Harris en die andere briefschrijvers meedeelden. Op gezag van een hunner kan ik hieraan toevoegen dat Renate Müller een joodse vriend had, die uitgeweken was naar Londen, waar hij een kommervol bestaan leidde. Renate Müller hielp hem financieel langs sluipwegen en zocht hem zo nu en dan op. Toen Goebbels dat in de gaten kreeg, mocht zij Duitsland niet meer verlaten. Toen pleegde zij zelfmoord.

Ik ben blij dat ook Heinz Rühmann schoongewassen is van de suggesties waartoe ik me heb laten verleiden naar aanleiding van zijn scheiding van zijn joodse vrouw. Wel is hij, zo deelt een lezer mij mee, kort na de oorlog meer dan eens berecht (wegens collaboratie met het nazi-regime, neem ik aan), maar niet veroordeeld.

    Eerder verschenen columns

De onwezenlijke zomer van 1940
(8 mei 1998)
Provinciale verkiezingen
(5 mei 1998)
Kunstmatig verleden
(1 mei 1998)
Humor - vroeger en nu
(28 april 1998)
Nijmeegse denkproducten?
(24 april 1998)
Aarzelingen omtrent Bolkestein
(21 april 1998)
Een kritiek die iets losmaakt
(17 april 1998)


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)