C O L U M N S NIEUWS | TEGENSPRAAK | SUPPLEMENT | AGENDA | ARCHIEF | ADVERTENTIES | SERVICE |
J. L. HELDRING
DE DRAAD
|
Kunstmatig verleden
Het was niet toevallig dat al die schilderijen uit de negentiende eeuw waren. Het was de eeuw van het nationalisme, de eeuw waarin, vaak met kunstmatige middelen, de naties gevormd werden. Daartoe moest de geschiedenis dienen, die voor dat doel meestal geromantiseerd, gemythologiseerd, ja vaak verzonnen werd. Het volk moest trots worden op zijn verleden, en daartoe waren helden nodig. Die schilderijen hadden dus een educatieve functie. In die eeuw ontstonden ook de vaderlandse liederen, die eveneens het heldhaftige verleden bezongen. Talloze generaties hebben die liederen op school en elders gezongen. Nog kunnen in bejaardencentra de bewoners ze uit volle borst meezingen: 'Wien Neêrlandsch bloed door d'ad'ren vloeit, van vreemde smetten vrij' bijvoorbeeld (een racistisch lied, zouden wij nu zeggen). Zelfs bij dementen komt, bij het horen van de tonen de tekst vaak feilloos uit hun omneveld geheugen naar boven. Maar niet lang meer, want een nieuw geslacht kent die liederen niet meer, en daarmee verdwijnt een prachtig middel tot afleiding, ja therapie. Dat Nederland niet het enige land is dat in de vorige eeuw het verleden op deze wijze heeft laten herleven, toont een tentoonstelling die op het ogenblik in Berlijn in het Deutsches Historisches Museum gehouden wordt onder de naam Mythen der Nationen: ein europäisches Panorama. Michèle de Waard, correspondent van deze krant in Duitsland, schreef er al over op 24 april, maar de tentoonstelling is nog wel een beschouwing waard. Van zeventien Europese landen worden schilderijen, maar ook andere kunstvoorwerpen en zelfs gebruiksvoorwerpen vertoond waarmee in de vorige eeuw het volk een natiebesef ingeprent werd. Natuurlijk waren het alle glorieuze gebeurtenissen die afgebeeld werden, ook wanneer het om nederlagen ging. Dan waren het glorieuze nederlagen. Dat de werkelijke geschiedenis vaak heel anders was geweest, deerde niet: het was om een beeld van de geschiedenis te doen, een mythe dus. Opvallend is de gelijkvormigheid, ja inwisselbaarheid van vele schilderijen door de landen heen. Geen wonder: het was de tijd van de Romantiek. Veel ontblote borsten, veel ten hemel geslagen blikken. Nederland, dat ook vertegenwoordigd is, doet daar, ondanks ons zelfbeeld van nuchterheid, niet voor onder. Grote schilders zijn er niet onder, behalve misschien Turner, die de landing van stadhouder Willem III bij Torbay (1688) afbeeldde, maar zelfs hij maakte de geschiedenis dramatischer dan zij was: hij schilderde een fikse branding, terwijl de zee die dag in werkelijkheid kalm was geweest. De stereotypie waarmee in al die landen de geschiedenis werd geëxalteerd en daardoor veelal verzonnen, verhindert niet dat zij alle de uniciteit en de onvergelijkbaarheid van de eigen natie naar voren halen. Zo is Van Speyk de belichaming van typisch Nederlandse deugden als heldenmoed en vrijheidsliefde. Elk ander land kan een soortgelijk voorbeeld aanhalen - eveneens kenmerkend voor de natie. Evenmin verhindert die stereotypie dat alle naties een vijand nodig hebben om niet alleen hun heldhaftigheid, maar ook hun uniciteit te bewijzen. Voor de Nederlanders zijn dat de Spanjaarden en, later, de Belgen; voor de Belgen zijn het de Nederlanders; voor de Denen en de Tsjechen de Duitsers; voor de Polen de Duitsers en de Russen en ga zo maar door. Eenheid in vijandigheid - dat is het Europa van de negentiende eeuw en, in vele opzichten, nog van deze eeuw. De geschiedbeschouwing die toen heerste en het zelfbeeld van de naties tot voor kort heeft gevormd - en, als we aan de Balkan denken, nog steeds vormt - diende als legitimatie van het heden, zoals een van de inleiders van de uitvoerige catalogus schrijft. Hij spreekt ook van een 'retrospectieve teleologie'. ,,Alle concepten die we hanteren zijn uitgevonden, geconstrueerd. Maar het is niet omdat ze geconstrueerd zijn, dat ze niet echt bestaan'', zegt de Leuvense historicus Louis de Vos in een interview in De Standaard van 25 april, om eraan toe te voegen: ,,Eigenlijk is nationalisme onuitroeibaar.'' (Het interview heeft niet met die Berlijnse tentoonstelling te maken.) Wij kunnen nu wel lachen om het nationalisme van die vorige eeuw of, omgekeerd, erom treuren, maar het is een noodzakelijke fase in de geschiedenis van de Europese naties geweest; ja, zoals de Brits-Tsjechische historicus Ernest Gellner in zijn boek Nations and Nationalism heeft aangetoond, een noodzakelijke voorwaarde voor modernisering: de industriële maatschappij had een centraal opgeleide en cultureel homogene bevolking nodig. Het inprenten van één zelfbeeld hielp daartoe. Michèle de Waard vindt het een tekortkoming van de tentoonstelling dat zij de vraag hoeveel werkelijkheid de mens verdraagt en hoeveel mythen hij nodig heeft, niet doortrekt naar het Europa van nu. Dat laatste is waar. Bijna elke medewerker stopt, in zijn beschouwing over het land dat hij behandelt, met de negentiende eeuw. Een uitzondering is de schrijver van het Nederlandse hoofdstuk, Henk Slechte. Hij eindigt aldus: ,,Het Nederlandse culturele nationalisme van de negentiende eeuw is verdwenen; het is bijna in zijn tegendeel omgeslagen.'' Alleen een voetbalwedstijd tegen Duitsland kan nog nationalistische gevoelens opwekken. Belangrijke analyses van de Nederlandse geschiedenis worden door buitenlanders geschreven. Ja, de Nederlanders bagatelliseren voortdurend hun eigen geschiedenis, zegt hij de Britse historicus Jonathan Israel na. Zou dat niet vandaag ons nationalisme zijn? Maar als het een tekortkoming is dat de tentoonstelling niet vraagt naar de stand van het nationalisme nú, dan is dat wel een begrijpelijke tekortkoming. In veel landen - ik denk vooral aan de landen in Midden-Europa - heeft het nationalisme immers nog een functie na de halve eeuw van Russische overheersing. Zelfs in Griekenland, zo lezen wij, blijft de nationale mythenvorming machtig, werkt zij verenigend en voedt zij nog de nationale ideologie en het onderwijs. Voor nogal wat landen is wat wij gek vinden, nog helemaal niet geschiedenis, iets wat voorbij is. Waarmee wordt het Nederlandse negentiende-eeuwse nationalisme geïllustreerd? Met vijf figuren uit de geschiedenis: Claudius Civilis, leider van de opstand der Batavieren tegen de Romeinen (69/70 n.C.); Van der Werff, Leidens burgemeester tijdens het beleg (1574); Willem de Zwijger, vader des vaderlands; Rembrandt, het onovertroffen genie; en Van Speyk, de held 'die als geroepen kwam', omdat Nederland na het verlies van België zich in een identiteitscrisis bevond. Andere landen tonen een soortgelijk scala, waarin soms geheel verzonnen figuren dienst doen (heeft overigens Claudius Civilis ooit echt bestaan?) Bij de Nederlandse illustraties heb ik twee fouten kunnen ontdekken (niet toe te schrijven waarschijnlijk aan Henk Slechte). Zo wordt het schilderij waarop Van der Werff zijn lichaam aanbiedt aan de hongerige Leidse bevolking, gerubriceerd onder 'heldhaftig, zij het vergeefs verzet tegen vreemde bezetters'. Van der Werffs verzet vergeefs? Leiden werd toch ontzet? En het onderschrift onder een ander schilderij over Van der Werff: 'Een eerste bete na ontzet van Leyden' wordt aldus vertaald: ,,Ein erstes Gebet nach dem Entsatz von Leiden''. Het is waar dat Van der Werff op dit schilderij zijn ogen ten hemel slaat, maar bete heeft niet met gebed te maken, het is een oud woord voor: stuk brood. De tentoonstelling is nog tot 9 juni te bezichtigen.
Humor - vroeger en nu
|
Bovenkant pagina |