Ontspoorde opsporing
EEN BESLUITENLIJST van twee dozijn 'activiteiten' vormt het
sluitstuk van de nadere reactie van het kabinet op de parlementaire
enqute over de ontspoorde opsporingsmethoden. De lijst is niet
uitputtend en verschillende activiteiten bestaan uit verscheidene
onderdelen. De enqutecommissie-Van Traa heeft overigens niet minder dan
129 'beslispunten' aan de Tweede Kamer voorgelegd. Er blijft dus nog
heel wat te bespreken tijdens het debat, medio mei, over de drievoudige
crisis in de opsporing.
Het kabinet is de enqutecommissie een heel
eind genaderd. Dat geldt met name voor het gevoelige punt van het
doorlaten van partijen drugs, waarbij een zending bewust niet in beslag
wordt genomen en dus met medeweten van de Staat op de markt komt. Dat
kan nuttig zijn om de opsporingsdiensten een betere kijk te geven op de
werkwijze van de georganiseerde misdaad, maar al eerder kwam het kabinet
tot de conclusie dat het verwerven van, zoals dat heet, een
'informatiepositie' geen doel in zichzelf kan zijn.
HET DOORLATEN van drugs is een methode waarbij de bestrijding van de
georganiseerde criminaliteit zonneklaar uit de hand is gelopen. Er is
volgens minister Sorgdrager (Justitie) alleen al aan softdrugs onder
officiële regie voldoende op de markt gebracht om de hele
Nederlandse markt gedurende een jaar te bedienen. Zoiets valt niet uit
te leggen aan de boze Fransen - maar ook niet in het tolerante
Nederland.
Een overgrote meerderheid van de commissie-Van Traa wil het
doorlaten (op een handjevol kilo's softdrugs als 'lijnentester' na)
geheel verbieden. Toch bepleitte Sorgdrager een gaatje open te laten,
ook als het gaat om harddrugs (of explosieven). Haar standpunt heeft
weerklank gevonden in de Kamer als geheel. Het kabinet kiest nu in
beginsel voor een verbod, maar wil in bijzondere gevallen - en alleen
voor een proefzending - een ontheffing door de minister van justitie
persoonlijk mogelijk maken.
Dit is een pragmatische poging tegemoet te komen aan de harde conclusie die de commissie-Van Traa uit zijn
onderzoek trok en tegelijk de handen van politie en justitie niet geheel
te binden. Zelfs in die harde conclusie zit trouwens al enige rek. De
enqutecommissie wil ,,gecontroleerde aflevering'' toelaten, waarbij een
zending wordt doorgelaten met het doel haar in beslag te nemen en de
ontvangers in te rekenen. Resultaat valt echter nooit te garanderen, zo
is tijdens de openbare verhoren van de afgelopen herfst gebleken. Dat
vormt op zichzelf reeds een opening naar het echte doorlaten.
Ook op andere onderdelen laten de conclusies van de commissie-Van
Traa ruimte. Problemen met de - afgekeurde - criminele burgerinfiltrant
vallen te omzeilen door hem tot - kleurloze - informant te bestempelen.
Zeker de grens tussen de - verboden - kroongetuige en de - toegelaten -
deal met een criminele getuige is vloeiend, zo bleek de afgelopen week
tijdens de inleidende schermutselingen in het grote drugsproces tegen de
Hakkelaar in Amsterdam.
,,EEN COMPLEX PROBLEEM leent zich niet voor eenvoudige oplossingen'',
zegt het kabinet in navolging van de commissie-Van Traa. Dat is waar,
maar tegelijk is het nodig duidelijke prioriteiten te leggen. Zeker door
de verantwoordelijke bewindslieden. Er is weliswaar een drievoudige
crisis gebleken - van normen, gezag en organisatie - maar nieuwe normen
en een nieuwe opzet beloven toch niet veel op te lossen wanneer er niet
een aantal personen op verantwoordelijke posities worden vervangen.
Dat geldt in het bijzonder voor de politie. Kenmerkend voor dit apparaat
is dat het min of meer los van de formele structuren altijd de ogen
heeft gericht op (zo men wil: de oren laat hangen naar) een aantal
hiërarchische trendsetters. Evenzeer onmiskenbaar is dat dezen het
bij de aanpak van de georganiseerde criminaliteit hebben laten afweten.
Dit kenmerk van de politie als een eigen wereldje gaat de strikte termen
van de persoonlijke schuldvraag te boven.
Het is met name niet eerlijk de rol van de korpschef van
Kennermerland, mr. R. Straver, die presidieerde over de verloedering van
de Criminele inlichtingendienst (CID) in zijn regio tot een staatje
binnen de Staat, te vatten in termen van een persoonlijke betrokkenheid.
Toch zei nu net deze hoofdcommissaris eind vorig jaar tegen de
Volkskrant: ,,Het gaat verdomme om mijn mensen, om de integriteit van
mijn apparaat.''
Voorafgaand aan het vernietigende rapport van de rijksrecherche over
de Haarlemse CID gaf hij daarmee zelf aan dat de verantwoordelijkheid
van de politieleiding de termen van directe verwijtbaarheid te boven
gaat. Het is sympathiek dat de korpsbeheerders van Kennemerland om
Straver heen zijn gaan staan. Zijn verdiensten voor de politie zijn
onmiskenbaar. Het falen van zijn CID echter evenzeer.
KENNEMERLAND STAAT NIET op zichzelf. De stelling dat het slechts om
enkele rotte appels gaat, is in het licht van recente onthullingen in
deze krant over de 'Belgische connectie' aan twijfel onderhevig. De
verantwoordelijkheid van een korpschef is nauw verbonden met die van
andere autoriteiten. Dat zijn echter geen redenen zich, zoals het
kabinet nu, te verschuilen achter de landsadvocaat als het gaat om de
personele gevolgen van de enqute.
Van Traa was de eerste om te onderstrepen dat zijn commissie niet
was ingesteld voor personele beslissingen. De weifelende stellingname
van het kabinet - ook wat betreft het openbaar ministerie - maakt het
echter onvermijdelijk dat de volksvertegenwoordiging in het komende
debat juist op dit punt aandrang uitoefent. Dan moeten de
verantwoordelijke ministers niet klagen dat ,,de Kamer regeert''.
Alleen dit hoofdredactionele commentaar verwoordt de mening van de
krant