Van Traa geeft klappen, tikken en vingerwijzingen
Door onze redacteuren MARCEL HAENEN en TOM-JAN MEEUS
DEN HAAG, 1 FEBR. Alle misdaadbestrijders hebben gefaald - niemand is schuldig omdat íedereen schuld heeft. Dit is de milde toon waarmee de enquêtecommissie opsporingsmethoden in haar vanmiddag gepresenteerde rapport de gevoeligste klippen uit het opsporingsdrama van de de afgelopen twee jaar omzeilt. Er is vrijwel niemand in het politie- en justitie-apparaat die geen negatieve beoordeling krijgt, al zijn er gradatieverschillen. Van Traa en de zijnen delen klappen, tikken en vingerwijzingen uit.
Vanuit het hele land reden vanmorgen chauffeurs naar Den Haag om als de wiedeweerga voor hun politie- en justitiebazen het werkstuk van Van Traa op te halen. Maar de vrees dat het rapport een bijltjesdag in het opsporingsappraat teweeg zou brengen, lijkt vooralsnog ongegrond.
In de openbare verhoren wekte voorzitter Van Traa van de enquêtecommissie regelmatig de indruk dat hem stoere conclusies voor ogen
stonden. Zo stelde hij bijvoorbeeld meermalen de vraag of de politie toe is aan
een nieuwe generatie korpschefs. Maar in zijn rapport vlucht de commissie in ambtelijke formuleringen zoals "de politiek verantwoordelijken moeten de oude en nieuwe generatie leidinggevenden bij de politie doordringen van de noodzaak van samenwerking, vertrouwen en verantwoorde bestrijding van de georganiseerde criminaliteit".
Blijkbaar moesten de commissieleden veel compromissen sluiten en speelde een
belangrijke rol dat ze de negatieve effecten van het werk van de commissie-Wierenga in ieder geval voorkwamen. Dat rapport van maart 1994 legde de schuld voor de ontbinding van het IRT-team Noord-Holland/Utrecht eenzijdig bij de Amsterdamse politie en justitie. Het bracht een vuile oorlog in het apparaat teweeg waarbij de toelaatbaarheid van vergaande opsporingsmethoden vaak slechts als argument diende om elkaar de voet dwars te zetten.
Daaraan lijkt de commissie-Van Traa nu een einde te willen maken. De conclusie luidt dat de opsporingsmethode van het IRT-team, de Delta-methode waarbij de politie tienduizenden kilo's softdrugs op de markt bracht, in geen enkel opzicht door de beugel kan. De methode is volgens de commissie nauwelijks te sturen of controleren. De informanten stuurden de politie in plaats van andersom. "Het overheidsapparaat is gegijzeld door de gang van zaken", concludeert de commissie.
Maar dit heeft niet tot gevolg dat de Amsterdamse politie en justitie nu het
standbeeld krijgen waarop men had gerekend. Net als Wierenga stelt Van Traa vast dat Amsterdam te rigoreus heeft geopereerd bij het naar huis sturen van het IRT-team. Maar bovendien hebben de Amsterdamse politie en justitie volgens Van Traa te weinig gedaan om zich te informeren toen men juni 1993 de verantwoordelijkheid voor de methode kreeg. Bovendien deden ze onvoldoende om te voorkomen dat na de ontbinding van het team de methode ook daadwerkelijk werd stopgezet.
In de categorie van de vriendelijkste terechtwijzingen - de vingerwijzingen - vallen twee namen op. De Hilversume CID-chef Van der Putten, die tijdens de verhoren openlijk blijk gaf van zijn ruzie met het openbaar ministerie, én de Amsterdamse hoofdofficier van justitie Vrakking. Uitgerekend deze twee tegenpolen - de rechtstatelijke magistraat en de pragmatische rechercheur - worden expliciet mild beoordeeld.
De Amsterdamse politiechef Nordholt krijgt daarentegen een tik. Los van zijn
juiste beoordeling van de Delta-methode heeft de Amsterdamse korpsleiding volgens Van Traa onvoldoende zijn best gedaan om "de IRT-strijdbijl te begraven" en met andere korpsen samen te werken. Daarnaast hebben de twee kemphanen, Nordholt en zijn Utrechtse collega Wiarda, er volgens Van Traa "weinig blijk van gegeven zich te realiseren dat zij onder het gezag van het OM en het beheer van de burgemeester staan". Zij mogen "geen zelfstandige regisseurs van het veiligheidsbeleid" worden, aldus Van Traa, die ook hier weer een verzachtende omstandigheid toevoegt: de twee hebben van de bestuurders
ook te veel ruimte gekregen.
De harde klappen vallen vooral in Haarlem waar de driehoek vanmiddag voor crisisberaad bijeen kwam. In de eerste plaats wordt het "koningskoppel" van de Haarlemse CID, Langendoen en Van Vondel, onthoofd. Van Traa vraagt vervolging wegens een vermoeden van meineed tijdens de openbare verhoren. De Haarlemse CID-officier Van der Veen, destijds verantwoordelijk voor het IRT, krijgt het verwijt dat hij er de aanzet toegaf dat minister Sorgdrager de Tweede Kamer onjuist inlichtte over een XTC-onderzoek.
Ook de Haarlemse politiechef Straver, hoofdofficier van justitie De Beaufort
en de oud-burgemeester van Haarlem, staatssecretaris Schmitz van justitie, krijgen ervan langs. Ze hebben zich onvoldoende vergewist wat er bij de CID van
de Haarlemse politie allemaal verkeerd ging, zeker na het uitbreken van de IRT-affaire. En ook Wiarda krijgt een klap: hij had eerder de schade van zijn eigen corruptiebeschuldigingen aan het adres van Amsterdam moeten herstellen.
Ook het openbaar ministerie wordt door Van Traa op de schop genomen. De vergadering van procureurs-generaal heeft zich onvoldoende van de praktijk van de opsporing op de hoogte gesteld. In het bijzonder Gonsalves uit Den Bosch wordt door de mangel gehaald.
"Is er nog opsporing na Van Traa?", verzuchtte oud-CRI-chef Wilzing tijdens de openbare verhoren. De aanbevelingen die de commissie doet voor de toekomstige regeling van de misdaadbestrijding zullen bij de recherche weinig enthousiasme oproepen. De enquêtegroep stelt voor het zogeheten geheime CID-traject - de fase waarin politie informatie vergaart die niet in processen- verbaal komt te staan - af te schaffen. De rechter, en later de verdachte, moet in principe kennis kunnen nemen van alle gebruikte opsporingsmethoden. Vergaande tactieken, zoals de gecontroleerde doorlevering van drugs, burgerinfiltratie en een kroongetuigeregeling worden door de commissie afgewezen.
Met een dergelijke, strikt wettelijk vastgesteld keurslijf is de rechtsstaat
in ieder geval gewaarborgd maar het vangen van grote boeven wordt er niet eenvoudiger op, zo is tijdens de verhoren herhaaldelijk door de politie betoogd. J. Brand, de voorzitter van de Raad van Hoofdcommissarissen, waarschuwde toen voor doorgeschoten politieke correctheid. "Wie principieel is, heeft altijd gelijk."