'Informatie IRT achtergehouden'
Door onze redacteuren MARCEL HAENEN en TOM-JAN MEEUS
ROTTERDAM, 24 AUG. De rijksrecherche heeft
de enquêtecommissie opsporingsmethoden ,,bijzonder relevante''
informatie onthouden.
De dienst verklaarde eerder ,,expliciet'' in een gesprek met de
commissie-Van Traa alle inlichtingen te hebben verstrekt. De
rijksrecherche heeft echter een kritisch oordeel over de Centrale
Recherche Informatiedienst (CRI) ten onrechte niet aan de commissie
doorgegeven, aldus het enquêtecommissielid Koekkoek (CDA). Hij
zegt hierover ,,zeer verbaasd'' te zijn.
De recherche verwijt de CRI in de interne, zogeheten 'onderliggende'
versie van het rapport, in een vroeg stadium de Haarlemse korpsleiding
niet te hebben gewaarschuwd voor verwikkelingen rond de gecontroleerde
drugshandel. De enquêtecommissie, die vorig jaar werd ingesteld na
de zogeheten IRT-affaire, velde in januari een negatief oordeel over de
Haarlemse korpschef Straver. Het Kamerlid Dittrich (D66) zei eerder dat
het weglaten van deze voor de Haarlemse korpsleiding ontlastende
conclusie ,,belangrijke consequenties kan hebben'' voor de discussie
over het aanblijven van Straver.
Vice-voorzitter De Graaf (D66) van de enquêtecommissie bevestigt
dat de commissie onbekend was met de negatieve conclusie over de CRI.
Hij zegt ,,het belang ervan nog niet te kunnen beoordelen'' maar
beoordeelt de uitgelekte passage uit het geheime rapport ,,op zichzelf
als niet onredelijk''. Voorzitter Van Traa wil geen commentaar geven.
De enquêtecommissie was voor een belangrijk deel afhankelijk van
de rijksrecherche. De dienst verrichtte een diepgaand feitenonderzoek
naar het Haarlemse politieduo Langendoen en Van Vondel, dat
tienduizenden kilo's softdrugs op de markt had gebracht. De commissie
was voor haar openbare verhoren afhankelijk van informatie uit dat
onderzoek.
Vier weken geleden meldde deze krant dat een voor de CRI belastende
conclusie van de rijksrecherche, die voorkomt in de geheime interne
rapportage, is weggelaten uit in het openbaar gemaakte rapport van de
rijksrecherche. Daarin wordt gesteld dat de CRI - waarvoor minister
Sorgdrager (Justitie) verantwoordelijk is - al een half jaar voor het
uitbreken van de IRT-affaire alarmerende informatie had over de
Haarlemse agenten Langendoen en Van Vondel en deze ten onrechte niet
heeft doorgegeven aan de leiding van de politie in Haarlem. Letterlijk
schrijft de rijksrecherche daarover in het geheime stuk: ,,Het wekt
enige verbazing dat een registrerend orgaan als de CRI niet in een
eerder stadium navraag heeft gedaan bij de korpsleiding van de
regiopolitie Kennemerland (-)''.
Pag.3: Geen antwoord op vragen
Uit de informatie van mei 1993 waarop de 'verdwenen' conclusie van de
rijksrecherche betrekking had, bleek dat Langendoen en Van Vondel een
financiële relatie onderhielden met een vruchtensapfabrikant (de
'sapman'). Mei 1993 bleek de sapman op grote voet te leven, nadat hij
had gefungeerd als informant voor de Haarlemse politie in een
grootscheeps Marokkaans drugsonderzoek. Een relatie van de sapman trok
daarover aan de bel bij de douane, waarna de CRI over de zaak werd
geïnformeerd. Deze kwam na enkele gesprekken tot de conclusie dat
de financiële relatie van de sapman met Langendoen en Van Vondel
werd gedekt door Justitie.
Achteraf bleken Justitie en de Haarlemse korpsleiding in die tijd - mei
1993 - echter van niets te weten over de zaken die het Haarlemse
politieduo met de sapman deed. Vanaf eind 1993 zette het Haarlemse
CID-duo vervolgens met 3 à 4 miljoen gulden crimineel geld een
sapfabriek in Ecuador op waarmee een transportlijn voor gecontroleerde
drugsdoorlatingen naar Nederland ontstond.
Het Tweede-Kamerlid Hillen (CDA) heeft vier weken geleden vragen aan
minister Sorgdrager gesteld over de niet gepubliceerde conclusie over de
CRI en daarbij aan de orde gesteld of de CRI in mei 1993 de latere
escalatie tijdens de IRT-affaire - met Langendoen en Van Vondel in een
hoofdrol - had kunnen voorkomen. De minister heeft de vragen echter niet
binnen de daarvoor gestelde termijn van drie weken beantwoord. Wel heeft
Sorgdrager inmiddels ambtsbericht gevraagd bij het openbaar ministerie,
dat formeel de leiding had over het onderzoek van de rijksrecherche.
Nog tijdens zijn vakantie is het hoofd van de rijksrecherche, D. Pijl,
die de eindredactie over het openbaar gemaakte rijksrechercherapport
voerde, vanuit het departement benaderd met vragen over de verdwenen
conclusie. Naar verluidt heeft Pijl toen gezegd dat er van schrappen van
conclusies geen sprake is. Pijl, inmiddels teruggekeerd van vakantie,
wilde gisteravond desgevraagd niet op de kwestie ingaan.
Ook de Haarlemse burgemeester en korpsbeheerder J. Pop heeft minister
Sorgdrager om opheldering over de verdwenen conclusie gevraagd. Hij ziet
de verdwijning van de conclusie als aanwijzing dat de rijksrecherche
doelbewust heeft gewerkt naar negatieve conclusies over de leiding van
de politie in Haarlem.
De vroegtijdige alarmerende informatie over de financiële relatie
tussen Langendoen en Van Vondel en de sapman is door de
enquêtecommissie niet aan de orde gesteld in de openbare verhoren
met degenen die ervan op de hoogte waren. Uit het rijksrechercherapport
blijkt dat B. Barendregt, hoofd Nationale Criminele Inlichtingendienst
(NCID), degene was die al in mei 1993 kennis droeg van de
financiële relatie tussen de Haarlemse CID'ers en de sapman.
Uit het woordelijke verslag van het verhoor van Barendregt blijkt dat
van Traa hem geen vragen stelde over zijn kennis over de sapman uit
1993. In zijn verhoor bij Van Traa verklaarde Barendregt wel dat het de
hoofdfunctie van zijn dienst is CID-informatie aan politiekorpsen te
verstrekken. ,,Als wij informatie hebben (-), verstrekken wij door.
Eigenlijk is het een gouden principe dat wij als CRI niet meer
informatie hebben dan de regio's'', aldus Barendregt in het verhoor.