Door onze redacteuren MARCEL HAENEN en TOM-JAN MEEUS
DEN HAAG, 25 JULI. Vele politiële en
justitiële gezagsdragers was het opzienbarende rapport over de
drugsimporten van de Haarlemse politie dat dit voorjaar verscheen een
doorn in het oog. Menigeen mopperde dat de rijksrecherche meer feiten
openbaar had gemaakt dan was afgesproken en wenselijk was gelet op de
veiligheid van informanten.
Maar het stak vooral dat het rapport bevindingen bevatte die niet of
nauwelijks door feiten werden geschraagd. Het stuk was uiterst
suggestief, vond men.
Maar andersom kan het ook. Uit nu bekend geworden informatie blijkt dat
er ook bevindingen zijn weggelaten, hoewel de feiten de conclusies
alleszins rechtvaardigden. De nalatige rol die de CRI in de
ontstaansgeschiedenis van het drugsschandaal heeft gespeeld, blijkt door
een nog onbekende censor niet rijp te zijn geacht voor de openbaarheid.
En uit de eerste reacties blijkt dat een nieuwe aflevering van het
IRT-feuilleton in het verschiet ligt. Het Kamerlid Hillen (CDA) vroeg
vanochtend schriftelijk opheldering aan minister Sorgdrager (Justitie)
over het ,,achterhouden van informatie''.
Het grootste schandaal dat de rijksrecherche over de Haarlemse politie
boven water haalde, ging over de miljoeneninvesteringen die het
recherchekoppel Langendoen & Van Vondel deed in een vruchtensapfabriek
in Ecuador, geleid door de mysterieuze sapman. Het was een
infrastructuur voor een transportlijn naar Nederland, waarvan nog steeds
onduidelijk is wat ermee werd beoogd. De organisatoren zelf zwijgen
hardnekkig over hun bedoelingen en de Haarlemse politie- en
justitieleiding wist van toeten noch blazen.
Bij de CRI bestond wèl kennis over het 'saptraject'. Al in mei
1993 - ruim een half jaar voordat de IRT-affaire uitbrak - kwam een
collega van de 'sapman' bij de douane terecht, die er zich over
verwonderde dat de vruchtensapproducent ineens over zoveel geld
beschikte. Korte tijd ervoor was sapmans bedrijf failliet gegaan. De
sapman had zijn plotselinge welstand verklaard uit het feit dat hij met
de politie in Haarlem werkte, en de collega wilde weleens weten wat
daarvan waar was.
De douane trok de zaak na en kwam daarvoor terecht bij de CRI. Daar kwam
de zaak in handen van B. Barendregt, nationaal coördinator van het
werk van de CID's (criminele inlichtingendiensten) en dus de aangewezen
persoon om de zaak te beoordelen. De douane kwam tot de conclusie, zo
staat in het openbare rijksrecherche-rapport, dat ,,een en ander werd
gedekt door justitie''. In een niet openbaar gemaakt, gedetailleerd
concept van het rapport staat meer, namelijk dat het ,,enige verbazing
wekt dat een registrerend orgaan als de CRI geen navraag bij de
korpsleiding heeft gedaan''.
Een begrijpelijk oordeel als wordt gekeken naar de eigenlijke taak van
de CRI. Dezelfde Barendregt verklaarde vorig jaar tegen de commissie-Van
Traa dat het de belangrijkste functie van de CRI is ongevraagd
CID-informatie aan korpsen te verstrekken. ,,Ik zou bijna zeggen, dat
het op dit moment onze belangrijkste taak is. Als wij informatie binnen
krijgen (-), verstrekken wij door. Eigenlijk is het gouden principe dat
wij als CRI niet meer informatie hebben dan de regio's'', aldus
Barendregt. Hem werd door Van Traa overigens geen enkele vraag gesteld
over zijn kennis uit 1993 over de mysterieuze sapman. Het is de vraag
welke versies Van Traa, die voor zijn rapport sterk leunde op het
onderzoek van de rijksrecherche, heeft gezien van de
rijksrechercherapporten.
Politieke waarnemers kunnen suggereren dat de milde behandeling van de
CRI is ingegeven door het feit dat minister Sorgdrager (Justitie), die
het rapport van de rijksrecherche publiceerde, zelf verantwoordelijkheid
draagt voor de CRI. Deze dienst valt immers onder het Korps Landelijke
Politiediensten (KLPD) en daarvan is de minister korpsbeheerder. Maar
het staat niet vast dat het rode potlood door Sorgdrager of een van haar
topambtenaren is gehanteerd. Een woordvoerder van het departement zei
vanochtend dat het ministerie door vakanties oogt als ,,een spookhuis''
waardoor er nu geen opheldering kan worden gegeven.
Uit een intern stuk van de groep die het rijksrecherche-onderzoek
uitvoerde - het 'Fort-team' -, dat 18 december vorig jaar in Den Haag is
besproken, blijkt dat er drie versies van het rijksrecherche-rapport
bestaan. Er is een geheim deel waarin namen van informanten,
infiltranten en getuigen zijn terug te vinden. Dat stuk berust slechts
bij de minister, de secretaris-generaal van Justitie en de PG's. Het
,,hart van de rapportage'', zo staat in de notitie van 18 december, is
een geheim rapport met ,,alle bevindingen'' waarvan slechts
één exemplaar bestaat, dat berust bij de PG's. Uit die
geheime versie, zo werd op 18 december afgesproken, is door
onderzoeksleider D. Pijl, hoofd van de rijksrecherche, het uiteindelijke
openbare stuk geconcipieerd.
Momenteel doen zowel Sorgdrager als haar collega Dijkstal (Binnenlandse
Zaken) hun uiterste best de personele gevolgen van de IRT-affaire af te
wikkelen, zodat de bewindslieden in september de Tweede Kamer met
opgeheven hoofd kunnen benaderen. Beiden richten zich op Haarlem. De
hoofdofficier van justitie, L. De Beaufort, en de politiechef, R.
Straver, moeten wijken. Ontslag kan niet, daarvoor biedt hun positie als
ambtenaar te veel bescherming, zodat wordt aangestuurd op overplaatsing.
Basis hiervoor is het verwijt aan Straver en (in mindere mate) De
Beaufort dat ze niet op de hoogte zijn geweest van de handel en wandel
van het Haarlemse politieduo Langendoen & Van Vondel, beter bekend als
het 'koningskoppel'. Maar nu vaststaat dat uitgerekend Sorgdragers eigen
CRI nalatig is geweest bij het uitoefenen van haar taak, maakt het dat
lastig om alleen in Haarlem koppen te laten rollen. Ook de Haarlemse
korpsbeheerder Pop hintte daar vanochtend al op. De rijksrecherche heeft
in zijn ogen ,,eenzijdig'' toegewerkt naar een negatief oordeel over
zijn korpschef en de hoofdofficier van justitie.
Het is fascinerend vast te stellen dat de justitiële
schandaalgeschiedenis van de afgelopen jaren een ander verloop had
kunnen hebben. Langendoen & Van Vondel waren met hun omstreden
opsporingswerk het hart van het IRT-team dat eind 1993 werd ontbonden
omdat de Amsterdamse politie en justitie vond dat het duo veel te ver
ging. Ze gaven criminele informanten de vrije hand om in drugsbendes te
kunnen infiltreren. Toen de CRI ruim een half jaar daarvoor lucht kreeg
van het grensverleggende opereren van het Haarlemse koppel, was het nog
mogelijk geweest de put tijdig te dempen.
Toen in maart van dit jaar de eerste berichten uitlekten over het toen
nog niet gepubliceerde rijksrecherche-rapport, ontstond er een conflict
tussen Sorgdrager en haar collega Dijkstal. De minister van Binnenlanse
Zaken voelde weinig voor openbaarmaking. Maar Sorgdrager deed er
vervolgens alles aan het stuk, het gedachtengoed van haar partij (D66)
in het achterhoofd, alsnog geopenbaard te krijgen. Achteraf hebben die
pleidooien niet geleid tot volledige opening van zaken. Behalve de
dossiers die dienen voor de voorbereiding van een eventuele strafzaak
zijn er nog meer stukken in de kast gebleven.