|
|
Sorgdrager laat top OM doorlichten
Door een onzer redacteuren
Dit blijkt uit een vanmiddag vrijgegeven brief van de minister aan de voorzitter van het college van procureurs-generaal, Docters van Leeuwen. ,,In de eerste plaats zal het handelen en nalaten van de daarvoor in aanmerking komende procureurs-generaal worden onderzocht'', schrijft Sorgdrager. Het onderzoek zal worden verricht door de procureur-generaal bij de Hoge Raad, Th. B. ten Kate. Het onderzoek naar het ,,handelen en nalaten'' van de overige betrokken OM-leden komt voor rekening van het college van procureurs-generaal. Sorgdrager heeft Docters van Leeuwen verzocht vandaag een lijst met namen te overhandigen. Een Kamermeerderheid van PvdA, VVD, CDA en GroenLinks gaf vanochtend in het debat met de commissie-Van Traa te kennen met de betrokken bewindslieden te willen spreken over de personele gevolgen van het rapport van de enquêtecommissie-Van Traa. Dit debat wordt in de tweede week van mei gehouden. CDA-woordvoerder Hillen noemde het voornemen van Sorgdrager om alle geledingen van het OM aan een onderzoek te onderwerpen een poging de zaak op de lange baan te schuiven. ,,De brief bevat geen enkele fatale datum of het zou St. Juttemis moeten zijn.'' Ook commissievoorzitter Van Traa drong gisteravond aan op snelle besluiten van personele aard door de ministers Sorgdrager en Dijkstal (Binnenlandse Zaken). Van Traa: ,,De Kamer moet uiteindelijk oordelen over de politieke verantwoordelijkheid van hen die politiek verantwoordelijk waren en zijn.'' Zij hebben volgens hem ,,veel dingen niet geweten en zich niet op de hoogte laten stellen. Dat is in het systeem waarin wij zitten even erg als het maken van fouten of het verkeerd handelen.'' De personele consequenties moeten er volgens Van Traa ,,absoluut bijhoren''. Overplaatsing of ontslag van verantwoordelijken zien de meeste fracties als onvermijdelijk omdat de relaties binnen politie en justitie sinds de IRT-crisis zijn verstoord. Docters van Leeuwen schreef twee weken geleden in een brief bij het rapport van de rijksrecherche over de criminele inlichtingendienst (CID) van de Haarlemse politie, dat de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit nog altijd ernstig wordt belemmerd door een ,,basaal wantrouwen'' tussen functionarissen van politie en justitie in het ressort Amsterdam. Minister Dijkstal leek gisteren niet van plan maatregelen te nemen tegen de Haarlemse korpschef Straver. In de VNU-dagbladen zei hij: ,,Ik ga niet over Straver. Nog los van de vraag of ik zou willen ingrijpen in Haarlem, het kàn gewoon niet. Ik heb er de macht niet toe.'' Van Traa bleek het daar gisteravond niet mee eens. Van Traa verdedigde gisteravond in een vier uur durend betoog het
rapport
van de commissie. Hij hekelde vooral de in "het veld' en in de politiek
regelmatig geuite kritiek dat de enquêtecommissie de
opsporingsmethoden te
gedetailleerd in de wet wil verankeren. Daarmee zou het opsporingswerk
van de
politie te veel aan banden worden gelegd, zo vinden onder meer de
korpsbeheerders. Van Traa vroeg zich af of die kritiek vanuit de
justitie- en
politiepraktijk wellicht werd geuit ,,als een soort verdedigingslinie, om
de
zaken niet te willen veranderen''. Volgens de commissievoorzitter is dit
,,een
misverstand''. ,,Wij zijn nauwkeurig, wij zijn niet gedetailleerd. De
opsporing
wordt niet moeilijker, het wordt alleen maar makkelijker.''
Van Traa noemde het gisteravond ,,grote winst'' dat de uitgangspunten
van de
enquêtecommissie voor de opsporing in de Kamer ,,door iedereen
worden
geaccepteerd''. De commissie wil dat elk relevant onderdeel van
opsporingsonderzoeken door de rechter moeten kunnen worden getoetst.
Daarmee nam
de enquêtecommissie afstand van de bij de politie gegroeide
praktijk van
zogenoemde "gesloten CID-trajecten', waarbij de criminele
inlichtingendiensten
in het geheim gegevens over verdachten en potentiële verdachten
verzamelen.
Van Traa zei opnieuw niets te voelen voor het doorlaten van verdovende
middelen
door de politie, om op die manier een beter zicht te krijgen op criminele
organisaties. ,,Het risico is te groot. De opbrengst is te klein. Bij het
doorlaten zijn honderd procent sturing en controle uit de aard der zaak
niet
mogelijk.'' Hij vindt bovendien dat Nederland moet aansluiten bij de
praktijk in
de omringende landen, waar het doorlaten van drugs niet is toegestaan.
Het CDA bleek vanochtend als enige partij er nog niet van overtuigd
dat in
ons land sprake is van een crisis in de opsporing. De grootste
oppositiepartij
keerde zich daarmee tegen de belangrijkste conclusie van het eindrapport
van de
commissie-Van Traa. Woordvoerder Hillen noemde de kwalificatie ,,crisis''
te
zwaar. Volgens hem is er geen structurele crisis in de opsporing bij
politie en
justitie, maar is er hoogstens sprake van ,,crisisachtige verschijnselen
bij
delen van het OM''. Hillen verweet de commissie ook niet principieel te
zijn.
Hij begrijpt niet goed waarom zij wel bereid is oogluikend toe te staan
dat in
bijzondere situaties en onder strikte voorwaarden geringe hoeveelheden
softdrugs
op de markt komen, maar - met uitzondering van het lid Koekkoek (CDA) -
die
opsporingsmethode categorisch afwijst zodra het om harddrugs gaat.
De meeste fracties stemden vanochtend in met grote lijnen van de
conclusies
en aanbevelingen van Van Traa. Maar een definitief oordeel stellen zij
uit in
afwachting van de reactie van het kabinet.
|
NRC Webpagina's 18 april 1996
|
Bovenkant pagina |
|