U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier Opsporing

Nieuws

Rapport

Achtergrond

Biografie

Opinie

Begrippen

Overzicht

Debat over goede regels of minder regels

Door onze redacteur FRANK VERMEULEN
DEN HAAG, 16 APRIL. De splijtende discussie over het al of niet doorlaten van drugs in de strijd tegen de georganiseerde misdaad gaat eigenlijk over de vraag ofde opsporing beter wordt door meer regels of door minder regels.

Voorzitter Van Traa (PvdA) van de parlementaire enquête-commissie Opsporingsmethoden was over die vraag gistermiddag tijdens een symposium aan de universiteit van Tilburg glashelder: de opsporing verbetert alleen door goede regels. En alle vertegenwoordigers van Openbaar Ministerie en politie die beweren dat het niet meer mogelijk is om boeven te vangen als omstreden opsporingsmethoden worden afgeschaft, moeten met bewijzen komen voor die stelling.

Het optreden van Van Traa in Tilburg kan gezien worden als zijn generale repetitie voor het debat tussen de Commissie-Van Traa en de Tweede Kamer dat vanavond begint, ruim twee maanden na verschijning van het rapport Inzake Opsporing. Voor het debat tussen Kamer en commissie is de gehele week uitgetrokken, inclusief eventueel de vrijdag. Het is de verwachting dat de politieke spanning deze week binnen de perken zal blijven. Op het spel staat hoogstens het prestige van Van Traa en zijn commissie. En dat prestige is een wispelturig ding, gezien de wisselende waardering voor de werkzaamheden van de commissie tot nu toe. Vermoedelijk zal pas in de tweede week van mei de politieke temperatuur oplopen, als de Kamer met de verantwoordelijke bewindslieden debatteert.

Het lijkt op voorhand aannemelijk dat de Kamer deze week de hoofdlijnen van de analyse van de Commissie-van Traa zal overnemen: dat de opsporing van de zware criminaliteit kampt met een crisis, dat wetgeving noodzakelijk is om het zogeheten "pro-actief" rechercheren binnen de kaders van de rechtsstaat te brengen en dat binnen het apparaat van justitie en politie hiervoor een cultuuromslag nodig is. Bovendien ligt het daarbij voor de hand dat de functionarissen die verantwoordelijk zijn voor de ontstane situatie verdwijnen. Of zoals Van Traa gisteren voor de radio herhaalde: ,,Met het aftreden van een secretaris-generaal is het verhaal nog niet afgelopen.''

Overigens valt te verwachten dat tijdens het slotdebat in mei het punt van de persoonlijke consequenties, ofwel het rollen der koppen, voor de verantwoordelijke bewindslieden politiek riskant is. Wanneer in de strafrechtelijke keten zondebokken worden aangewezen, zijn er altijd meerderen in de hiërarchie verantwoordelijk en het is de vraag of dat dominospel stopt bij de drempel van de kamer van de minister. Kamerleden van de coalitie willen daarover op voorhand geen uitspraken doen, maar sluiten niets uit.

Tegen veel vaststellingen van de commissie-Van Traa kunnen zijn collega's ook weinig bezwaar maken omdat zij op het eerste gezicht zo voor de hand liggend zijn. Het gaat om passages als: ,,De verschillende machten in de staat dienen hun verantwoordelijkheid te nemen. De wetgever dient het gebruik en de organisatie van de opsporingsmethoden te normeren. De uitvoerende macht dient op te sporen en te vervolgen volgens de normen van de wetgever. De rechterlijke macht dient de toepassing van het gebruik van de methoden aan deze normen te toetsen. De balans tussen de machten laat niet toe dat de rechtsstaat zich tot een "rechtersstaat" ontwikkelt.'' Of zinnen als: ,,De overheid kan en moet criminaliteit terugdringen zonder zelf onderdeel te worden van het criminele milieu.''

Tegelijkertijd vormt het feit dat de commissie aanleiding ziet om zulke voor een democratische rechtsstaat vanzelfsprekende principes opnieuw vast te leggen, wellicht onbedoeld een extra bewijs voor de stelling dat de opsporing in een diepe crisis verkeert.

Hoewel de hoofdlijnen van het rapport-Van Traa dus acceptabel lijken voor de Kamer, bestaat er op onderdelen veel kritiek. Van Traa zelf heeft afgelopen week in vraaggesprekken gezegd dat hij die kritiek wel verwacht had nadat de commissie aanvankelijk bij het verschijnen van het vijfduizend pagina's tellende rapport op 1 februari was "doodgeknuffeld'. Belangrijke opponenten van Van Traa bevinden zich in "het veld': bij politie en justitie. Zo verzetten de voorzitters van de korpsbeheerders (burgemeesters) en korpschefs, de Nijmeegse burgemeester d'Hondt en de Haagse hoofdcommissaris Brand, zich tegen het ,,dichtspijkeren'' van de opsporing. Brand betoogde begin deze maand nog tijdens een hoorzitting in de Kamer dat door Van Traa het politiewerk beroofd wordt van ,,alle creativiteit''. En ook de hoogste baas van het OM, Docters van Leeuwen, waarschuwt dat de aanbevelingen van Van Traa te star zijn en de opsporing bemoeilijken.

De commissievoorzitter reageerde gisteren onverbiddelijk op deze geluiden: functionarissen bij politie en justitie moeten niet denken dat zij zelf hun eigen regels op kunnen stellen, zo betoogde hij. Dat doet de wetgever. Een praktisch probleem voor Van Traa is daarbij wel dat de beide politieministers zich min of meer in gelijke bewoordingen hebben uitgelaten als hun "ondergeschikten". Het is dus zaak voor de commissie-Van Traa deze week de Kamer te overtuigen van zijn gelijk.

Nu al is duidelijk dat de meeste fracties vooraf van mening zijn dat de aanbevelingen van Van Traa "te gedetailleerd" zijn. Aan de andere kant lijkt bijvoorbeeld de PvdA-fractie aardig opgeschoven in de "rechtsstatelijke" richting van Van Traa. Het inzetten van criminele burgerinfiltranten wordt bijvoorbeeld afgekeurd en degenen die het doorlaten van drugs of andere zaken als opsporingsmethode onder voorwaarden billijken, moeten van de PvdA aangeven welke die voorwaarden dan zijn. De VVD houdt zich voorlopig op de vlakte en wil eerst weten wat het kabinet van het rapport vindt. Ook voor de kleinste regeringspartij D66 staat het eindoordeel op het punt van het doorlaten van drugs niet vast. Dit zeer tot ergernis van Van Traa die vreest dat ,,iedereen op elkaar gaat zitten wachten''.

Van Traa zelf heeft zich de afgelopen week overigens een stuk flexibeler opgesteld over de inhoud van zijn eindrapport dan hij aanvankelijk deed. Gisteren noemde hij het voorstel over het al dan niet doorlaten van drugs ,,niet eens het belangrijkste''. In vraaggesprekken met de Groene Amsterdammer en de Volkskrant zei hij dat het eindrapport ,,niet het evangelie'' is. Van Traa wilde kennelijk aangeven dat als de Kamer zijn belangrijkste conclusies onderschrijft, er deze week met hem zaken vallen te doen.

NRC Webpagina's
16 april 1996

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad