Hirsch Ballin ontkent dat hij wetgeving blokkeerde
Door onze politieke redactie
TILBURG, 16 APRIL. Oud CDA-minister Hirsch Ballin (justitie) ontkent
dat hij
in de vorige kabinetsperiode wetgeving voor de voorfase van de opsporing
heeft
geblokkeerd.
Dit is een van de verwijten die hem gemaakt worden in het rapport van
de
enquête-commissie Opsporingsmethoden. De commissie Van Traa
concludeert
dat de crisis in de opsporing voor een belangrijk deel te wijten was aan
de
nalatigheid van Hirsch Ballin.
De oud-minister zei gisteren op een symposium in Tilburg dat hij juist
wel
gestreefd had naar wetgeving voor de zogeheten pro-actieve fase. Maar
door
vertraging van het werk van een adviescommissie over die materie was het
er niet
van gekomen. Bovendien, zo zei Hirsch Ballin, verzetten ambtenaren op
zijn
departement zich tegen regulering. Tijdens de verhoren van de
commissie-Van Traa
verklaarde de wetgevingsjurist mr. Patijn precies het omgekeerde. Hirsch
Ballin
zou tegenstander geweest zijn van wetgeving. De oud-bewindsman verklaarde
gistermiddag echter: ,,Het was bepaald niet zo dat er een behoefte was de
pro-actieve fase ongeregeld te laten en al helemaal niet om zaken die
niet
konden, doorgang te laten vinden.''
Commissie-voorzitter Van Traa hield in antwoord op de woorden van
Hirsch
Ballin staande dat deze in ieder geval geen prioriteit gegeven heeft aan
het
reguleren van de pro-actieve fase van de opsporing. Bovendien spelen
ambtenaren
wel een rol maar blijft de minister verantwoordelijk. Van Traa hield
Hirsch
Ballin voor dat het belangrijkste verwijt was dat hij niet op de hoogte
was van
wat er feitelijk gebeurde in het veld.