U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier Opsporing

Nieuws

Rapport

Achtergrond

Biografie

Opinie

Begrippen

Overzicht

Beroepsballing Mohammed Rabbae:

Ik ben een middelaar, maar niet als het om principes gaat

Martijn de Rijk
Samen met Ina Brouwer zal de Marokkaan Mohammed Rabbae GroenLinks in de komende verkiezingen voorgaan. De eerste allochtone lijsttrekker is als directeur van het Nederlands Centrum Buitenlanders al meer dan tien jaar de belangrijkste woordvoerder van de minderheden in Nederlands politieke middenveld. Gesprek met een puritein uit Casablanca over zijn voorbeeldige jeugd, Rushdie, de islam in Nederland, en de problemen van de Marokkaanse gemeenschap: "Sommen zeggen, wat jij beweert, dat komt in de lijn van Bolkestein".

In hetzelfde jaar 1989 dat Ina Brouwer hem voor het eerst voor GroenLinks vroeg, kreeg Mohammed Rabbae onverwacht bezoek van zijn ouwe buurjongen uit Marokko. Hij heeft het verhaal al vaak verteld, maar dat geeft niet want het is belangrijk. Het gaat over principes, en dat je je daar aan moet houden.

"Hij kwam natuurlijk bij mij thuis logeren, en volgende dag stelde hij voor een wandelingetje te maken. Het was zondagochtend, direct na het ontbijt. Toen zei hij ineens: eigenlijk ben ik hier niet zo maar, ik ben naar jou toegestuurd. O ja, waarom? Om jou te vragen of je niet terug wil naar Marokko. Wij hebben mensen zoals jij hard nodig, je bent de beste ambassadeur van de Marokkanen in Nederland, en trouwens, niet alleen van de Marokkanen, van nog tien andere nationaliteiten ook. Als je terugkomt kun je minister van migratie worden.

"Dan denk je, verdorie, minister, dat is niet niks. En als ik dat niet wilde, kon ik ook een eigen politieke partij oprichten in Marokko. Marokko is veranderd, zei hij, er is meer democratie gekomen, meer openheid, en we moeten natuurlijk een brug slaan naar Europa. Mensen als jij die hun sporen hier verdiend hebben, krijgen een belangrijke rol te spelen in die brugvorming. "Ik zei, verdomme, ik dacht dat jij de buurjongen was - wat doe jij tegenwoordig?

Nou, hij werkte bij de veiligheidsdienst, en hij was op mij afgestuurd door de Marokkaanse veiligheidsraad. "Ik heb meteen afscheid van hem genomen. Hij meende nog dat ik misschien een hogere hotemetoot had verwacht - dat kon hij organiseren. Ik zeg, joh, jou heb ik nog in mijn huis ontvangen, een ander figuur zou mij niet eens te spreken krijgen, dus wat dat betreft heb je je werk goed gedaan." "Met andere woorden, ik ben weliswaar een echte middelaar, mijn hele leven geweest, maar niet als het om principes gaat. Anders zou ik een corrupt figuur zijn."

Rabbae, al meer dan tien jaar de belangrijkste belangenbehartiger van de minderheden in Nederland, spreekt op haast bedeesde toon en meestal in het Nederlands van de kringen waarin hij de taal geleerd heeft: het politieke middenveld. Zinnen over onrecht dat de migranten wordt aangedaan, rollen er als kant en klare pakketjes uit. In emotionele momenten schiet zijn Nederlands tekort. Een voorzichtig en gereserveerd mens, op het eerste gezicht.

In 1967 kwam hij naar Nederland. Lang voordat de Nederlandse welzijnswerker Jan Beerenhout furore maakte met zijn suggestie om ongezeglijke Marokkaanse jongeren in het leger op te nemen, was de Marokaanse overheid ook al op dat idee gekomen, en de 26-jarige Rabbae wilde een dergelijke disciplinering ontlopen.

Hij had zijn op Franse leest geschoeide middelbare school voltooid, wat les gegeven om aan geld te komen en een jaar filosofie gestudeerd. Hij groeide op in een voorstadje van Casablanca, Mohammedia, waar zijn vader de chauffeur van de burgemeester was. Mohammed, de eerstgeborene, moest al het westerse onderwijs hebben wat hij krijgen kon, vond de vader, maar natuurlijk zou hij ook dagelijks naar de moskee gaan om al de zestig hoofdstukken van de koran uit zijn hoofd te leren. Een vriend herinnert zich dat Mohammeds vader niet zo streng was als de zijne: Mohammed hoefde niet om vijf uur 's morgens naar de moskee, het was voldoende als hij 's middags, na schooltijd enkele uren ging.

"Mijn vader was niet zo strak, en mijn moeder ook niet. Bovendien, ik was voor hun een voorbeeldig kind. Mijn moeder vond mij zo voorbeeldig dat ze het jammer vond dat ik geen meisje was, want ik hielp in de keuken en met boodschappen doen. Ik had een spaarpotje, en als ze dan boodschappen ging doen en geld nodig had, dan peuterde ik daar met een stokje geld voor haar uit. Daar hebben we het nog steeds over als we elkaar zien."

Mohammed was niet alleen lief, maar ook moedig. In 1952, bij de rellen tegen de Fransen, ging hij, elf jaar oud en gewapend met een bijl de straat op. Tijdens het broodoproer van Casablanca in 1965 was hij er ook bij. "Ik merkte toen dat ik, hoewel ik niet gewelddadig ben, toch niet bang was om voorop te lopen."

De regering van het inmiddels onafhankelijke Marokko was doortastender dan indertijd het koloniale bewind: vanuit helicopters werden de demonstranten van Casablanca bij duizenden gemitrailleerd. De lijken bleven dagen op straat liggen. Hij droomde ervan de eerste voetballende arts van Marokko te worden.

"Een beroepsvoetballer maar ook een intellectueel, dat beeld had ik steeds voor ogen." Het voetballen lukte: hij speelde midvoor in de Marokkaanse eredivisie. Hij had het geleerd tijdens lange zomervakanties aan het strand van Mohammedia, waar hij niet alleen als voetballer opviel, maar ook als vredestichter in geval van onenigheid over een penalty. "Ik word niet zo gauw in de, zeg maar, emotionele toestand getrokken. Ik was altijd een soort van bindende figuur bij mijn vrienden."

Eén keer is hij in opstand gekomen tegen zijn vader. "Op een middag was ik in het tuintje dat mijn vader van de gemeente gepacht had om mint, tomaatjes en paprika's en zo te kweken. Hij had iemand in dienst, een landarbeider zeg maar, en die middag schold hij die man eigenlijk wel, ja, fel uit, omdat die zijn werk niet goed gedaan had. Toen kwam ik in opstand voor die arbeider, want ik vond het niet eerlijk. Ik heb gezegd dat het niet juist was, terwijl ik wist dat hij vreselijk boos kon worden. Maar op de een of andere manier had hij een zwak voor me, een soort respect, ook al was ik maar een jochie."

De ideale biografie van een leider van GroenLinks. Gaat dit niet wat te ver? Rabbae lacht wat verlegen. "Toch is het zo. Ik heb van jongsafaan een sterk gevoel voor rechtvaardigheid gehad." En discipline. "Ja, ik kon mij ook snel aansluiten bij het Nederlands patroon omdat ik een aantal zaken al in mij had, zoals stipt op tijd zijn, afspraak is afspraak, hard werken, geen poeha. Dat is juist wat leuk vind aan Nederlanders. Geen status, auto, mooi pak, zoals in Marokko. De schijn is fantast isch belangrijk in Marokko, en dat had ik nooit zo. Ik heb altijd heel hard gewerkt. Al tijdens mijn stude werkte ik van acht uur 's morgens tot twee uur 's nachts. Elke dag. Ik woonde bij het Leidseplein in Amsterdam, midden tussen de cafés en disco's, maar dat maakte me niks uit. Ik ging niet uit in een café; een disco heb ik nog nooit van binnen gezien."

Vanuit traditioneel Marokko midden in de Nederlandse jaren zestig. Maar geen seksuele revolutie voor Mohammed Rabbae. "Nee. Op de middelbare school was ik geheel gefixeerd op de sport. Daar was ik altijd mee bezig. Ik rookte niet en dronk niet - met een soort interne militaire discipline kwam ik naar Nederland. "Ik had hier eerst allerlei baantjes en na een jaar die studie, dus geen tijd voor lol, terwijl de contacten met meisjes véél makkelijker waren dan in Marokko. Ik ontmoette ze hier ook wel, maar ik merkte dat men niet geïnteresseerd was in mij. Men was geïnteresseerd in mijn oppervlakte en uiterlijk, maar niet in mijn problemen."

Heel wat jongens zouden daar erg blij mee zijn. "Ja, merkwaardig. Ik ben voor de rest heel normaal, maar toen had ik geen actief meisjesleven. Ik moest eerst mijn toekomst veiligstellen." Zoals iedere migrant werd Rabbae zich zijn afkomst en opvoeding in Nederland meer bewust dan voorheen. In Marokko was het woord moslim bij wijze van spreken nooit gevallen. Hier des te meer.

Op het lyceum in Casablanca waren er wel jongens geweest die onder invloed van de Franse 18de- en 19de-eeuwse schrijvers de godsdienst "als een ouderwets en achterhaald iets" voorstelden. Die jongens deden dan niet mee aan de ramadan. "Wij waren heel tolerant tegenover hen, maar ik heb het altijd als een teken van zwakte gezien dat die jongens vanwege dat eten niet meededen met de vasten. Ik was het daar helemaal niet mee eens. "Voor mij betekende de ramadan iets bijzonders. In Marokko kan het dan 's avonds aanzienlijk sociaal gezellig worden. Overdag verlang je naar de avond, niet alleen omdat je dan kan eten maar ook om die sfeer - de stad leeft zich dan helemaal uit. Hier is dat heel anders. De ramadan hier is voor mij een soort tech nisch vasten.

Hoe verliep die bewustere beleving van de islam voor u?

"Ik heb een paar boeken gelezen over de islam en de vrouw, om te weten hoe de profeet Mohammed daar over dacht. Die positie van de vrouw vind ik toch een heel bijzondere zaak, en veel mensen in de islam durven die discussie niet aan."

Maar wat betekent die intensievere beleving voor u persoonlijk?

"Dat ik mij verdedig als de islam wordt aangevallen, dat ik die discussie aanga. Ik voel me aangevallen als Bolkestein of wie dan ook de islam in de moeilijke hoek gaat plaatsen. Ik stel mij dan bijvoorbeeld achter het feit dat sommige mensen een islamitische school willen. Al hoef ik het niet volledig eens te zijn met alles wat daar gebeurt. Het scheiden van jongens en meisjes op zevenjarige leeftijd bijvoorbeeld. Dat idee is hier eigenlijk extra gecultiveerd - in Marokko zitten de kinderen tegenwoordig door elkaar. Daar speelt dus de emigratie mee, dat je in het buitenland geneigd bent om zaken meer te benadrukken."

Uw intensievere godsdienstbeleving is dus een kwestie van solidarteit?

"Ja, want het is niet dat ik daarom twee maal per jaar de ramadan zou willen houden, of extra ga bidden."

U voelde zich persoonlijk beledigd door de "Duivelsverzen" van Rushdie.

"Ja, als hij nou een analyse had gepresenteerd, zo van om die en die redenen is de islam een reactionaire godsdienst of zo, maar nee, hij heeft op denigrerende wijze over het privéleven, over de vrouwen, van de profeet geschreven - zo'n verhaal is vernederend voor moslims."

Al was u de laatste moslim in Nederland, zei u toen zelfs, dan nog zou u uw best doen het boek te laten verbieden.

"In een democratie moet iedereen het recht hebben om te zeggen wat men vindt, maar zonder een ander te schaden - dat is denk ik de definitie van democratie die wij moeten hanteren. "Het merkwaardige was, juist de mensen die de immigranten en de moslims altijd hebben gesteund in hun strijd voor gelijke rechten, waren op dat moment tegen ons. Ik begrijp dat wel. De liberale Nederlanders, de denkers, de schrijvers, de mensen die zich ontworsteld hebben aan de greep van de kerk en de godsdienst, die meenden dat via de migranten weer terug te krijgen. Volledig begrijpelijk, maar voor mij geen reden om moslims pijnlijk te laten treffen. Het proberen te laten verbieden van zo'n boek is een democratische weg, een betere weg om je eigen godsdienst te verdedigen dan het volgen van Khomeiny en andere duistere krachten."

Een democratisch recht, maar niet erg in de geest van GroenLinks.

"Ja, maar kijk, ik ben Mohammed Rabbae, en dat blijf ik ook. Je hebt bij Groenlinks allerlei tradities: de vredesbeweging, de communistische partij, de milieubeweging, homo's - nou, en ik ben moslim."

Heeft het Kamerlid Van Dis, die in de jaren zestig Reve aanklaagde wegens godslastering, ook een traditie in GroenLinks gevestigd?

"Nee, goed, GroenLinks zal als partij zeker niet tot dit soort acties overgaan. Aan de andere kant, ik heb dat zo beleefd in mijn persoon als moslim, en daar blijf ik bij."

Rabbae heeft een Nederlandse vrouw getrouwd en bewoont een rijtjeshuis in Maarssen. Als daar op een zondagmiddag, tijdens een van onze gesprekken zijn jongste zoon bij hem komt staan spreekt Rabbae hem in het Arabisch zacht toe. Het wondermooie jongetje van acht antwoordt in helder Nederlands. Als zijn vader vraagt of hij die paar zinnen uit de koran nog weet, kijkt hij hem vertwijfeld aan. Niets van het migrantenlot wordt Rabbae bespaard. Hij is on-Marokkaans op een bepaalde manier, zeggen mensen die het weten kunnen. De Marokkaanse gemeenschap kent weinig cohesie, het onderling wantrouwen is groot, de coalities wisselen snel, zijn onnavolgbaar en in ieder geval louter op persoonlijke relaties baseerd.

Rabbae heeft als Marokkaans bemiddelaar zeker ook zijn persoonlijk netwerk, maar, zeggen ze, hij sjoemelt niet, en weet meestal boven de partijen uit te komen. Des te meer viel het op dat Rabbae vorig jaar een boek publiceerde waarin de Marokkaanse vereniging van moskeeën, de Ummon, fel werd aangevallen als een mantelorganisatie van de Marokkaanse overheid. Verwarring, verdeeldheid en protesten onder veel Marokkanen waren het gevolg. Rabbae werd ervan beschuldigd de eenheid in gevaar te brengen, te star ideologisch te denken in zake waar persoonlijke relaties de toon bepalen, de tekenen van de tijd (een milder Marokkaans regime) niet te verstaan, dan wel een ordinaire machtstrijd te voeren ten gunste van zijn eigen instituut, het Nederlands Centrum Buitenlanders. Meer algemene kritiek gaat over Rabbae's volhardende aanvallen op de Nederlandse overheid die de rechten van minderheden zou verwaarlozen, terwijl hij geen leiding lijkt te geven aan noodzakelijke veranderingen in het gedrag en de mentaliteit van zijn eigen Marokkaanse gemeenschap. Rabbae is het er niet mee eens:

"Het is de vraag die Lubbers mij ook een keer stelde. Hij zei, u bent goed bezig in de Nederlandse samenleving, maar bent u eigenlijk even goed bezig in de richting van uw eigen mensen? Ik heb ja gezegd, maar alleen zijn dat discussies die niet op de Nederlandse televisie of radio komen. Ik heb regelmatig discussies over de positie van de vrouw. Wij springen voor de moeder en de zuster in de bres. Wanneer het gaat om de vrouw als collega - als partner - die ook invloed moet hebben op besluiten, dan zie je dat veel moslims, zeg maar, het licht uit doen. "Ik herinner ze aan hun plichten, zoals hun eigen verantwoordelijkheid binnen het gezin, tegenover hun kinderen, en dat wij binnen onze gemeenschap elkaar op die verantwoordelijkheden moeten kunnen aanspreken.

"Vroeger was het heel moeilijk om over dat soort zaken te beginnen, maar tegenwoordig gaat het beter. Soms wordt het je in dank afgenomen, soms alleen maar getolereerd uit respect, zeg maar, voor mijn verdediging van de belangen van migranten tegenover de Nederlandse overheid. Soms zijn er mensen die zeggen, ja, wat jij beweert dat komt in de lijn van Bolkestein, want ook Bolkestein wil dat wij de islam vernietigen, dat we ons onderwerpen en aanpassen. "Kijk, zeker als je raakt aan de positie van de vrouw dan wordt het heel gevoelig, dat is begrijpelijk, maar het is voor mij geen reden om dit soort zaken niet aan de orde te stellen.

Hoe stelt u zaken als onderling wantrouwen en slechte cohesie aan de orde?

"Dat is moeilijk. De angst onder Marokkanen in Nederland voor autoriteiten wordt wat minder, maar de openheid van onze gemeenschap is veel minder dan bij de Turken. Daar zijn allerlei redenen voor, bijvoorbeeld de opvoeding. Je ziet bij Marokkanen de repressie van het regime al beginnen in de opvoeding van het kind. De mening van een kind wordt niet getolereerd. De vader is de absolute waarheid en de macht. Je debatteert niet met je kind in Marokko. "Zo groeien Marokkanen helaas niet op in een vrije ruimte waarin je met argumenten gelijk kunt krijgen. Veel Marokkanen - en nou moet ik niet overdrijven om geen onrecht te doen aan al die mensen die jaar in, jaar uit gesneuveld zijn in strijd voor rechtvaardigheid en democratie - zijn helaas hierdoor niet standvastig in hun opvattingen. De meningen schommelen nogal, afhankelijk van wie de macht heeft."

Bent u zelf met uw boek tegen de Ummon niet in troebel water gaan vissen?

Nee, beslist niet. Over het ondemocratische karakter van het Marokkaanse regime heb ik geen twijfels. Om politieke en financiële redenen probeert het hier via een organisatie als de Ummon greep op de Marokkaanse gemeenschap te houden. Vroeg er waren het de Amicales, die zijn grotendeels papieren organisaties geworden, en nu krijgen we de Ummon, juist omdat in de ogen van de consul-generaal de moskeeën steeds meer broeinesten van vijandigheid jegens het regime worden."

Een beetje controle op de ontwikkeling van het fundamentalisme in de diaspora is toch een redelijk staatsbelang?

"Daar geloof ik niet in. Het is het verhaal van het Kman, de vroeger zo linkse Marokkaanse organisatie in Amsterdam, en van de Ummon: Wij moeten de moskeeën niet aan duistere krachten, lees: de fundamentalisten, over laten. Dat gaat er in als koek bij de Nederlanders. Dus steunt de Ummon... "Maar zo naïef ben ik niet. In Amsterdam, Rotterdam, Rozendaal, in al die plaatsen had je progressieve imamas die echt geen fundamentalisten zijn. Ik ken ze persoonlijk. Zij weigeren dezelfde lijn te volgen als de moskeeën in Marokko, maar daar krijgen ze moeilijkheden mee, ze moeten verdwijnen."

Het onderlinge wantrouwen is door uw actie toegenomen.

"Ja, had je dit niet anders kunnen spelen, hebben sommigen mij wel gezegd - kunnen we dit niet onderling oplossen zonder het aan de Nederlanders kenbaar te maken. Die voorzitter van de Ummon, Echarrouti, vroeg ook eens na afloop van een discussieprogramma of wij niet een beetje vrede konden sluiten. Ik heb nee gezegd, wij hebben geen oorlog, ik ga u zeker niets doen, en ik hoop dat het andersom ook niet gebeurt, maar het gaat hier om principes. Wij zijn en blijven Marokkanen, maar het gaat hi er om principes."

Heeft u aan het eind van uw directeurschap van het NCB nog één keer het principe duidelijk willen stellen?

"Dat heb ik altijd gedaan. Ik was nog student toen ik één van de eerste twee, drie Marokkanen was die tegen de Amicales ageerde. Sindsdien kon ik niet meer naar Marokko terug, en heb ik altijd tegen de Amicales gestreden."

U heeft dus ook nooit een compromis hoeven sluiten.

"Ik begrijp wat u bedoelt, maar ik ken mezelf. Als ik in Marokko was gebleven, was ik of in de gevangenis gegooid, of doodgeschoten. Of ik had geprobeerd niet naar buiten te treden en misschien ondergronds de oppositie geholpen - maar ik was geen corrupt figuur geworden, nooit."

Heeft een balling niet de neiging zijn principes hoger te houden naarmate hij verder en langer uit het vaderland weg is? Geldt dat niet zeker voor een beroepsballing als u?

"Ik begrijp het niet helemaal. Ik kwam in 1975 binnen als directeur van het Centrum Buitenlanders West-Brabant, en daar zaten de Amicales goed genesteld en gesubsidieerd in mijn eigen centrum. Na twee weken heb ik tegen de medewerkers gezegd, jullie moeten kiezen, of afstand nemen van de Amicales, of niet, maar dan buiten het Centrum - we zijn er hier niet om de Amicales te steunen. Nou, die zaak is gepolariseerd, geëscaleerd, en een deel van het bestuur begon te wankelen.

Dat zei: het was toch rustig hier, en nou komt deze vent en die schept allerlei verwarring. Precies wat u zegt over de Ummon-kwestie.

"Ik heb gezegd, kijk, ik ben niet geboren als directeur, ik kom hier voor beleidsveranderingen, niet om geld te verdienen, dus als u mijn lijn niet wil volgen, dan stap ik op. "

Is dit een antwoord? Trouwens u kunt alles tegen mij zeggen, u hoeft niet voorzichtig te zijn. Dus als de vraag gewoon is, is het in Nederland allemaal niet veel makkelijker?

Dan zeg ik ja, maar ook in Nederland is het niet makkelijk om stelling te nemen tegen het Marokkaanse regime."

Maar in het land zelf gaat het leven voort: daar moeten de compromissen gesloten worden en u staat er ver vandaan met al uw principes.

"Ja, het is hier natuurlijk gemakkelijker dan daar. Maar nogmaals, ik ken mezelf. Ik had in stilte mijn principes hooggehouden, of ik was afgevoerd: de gevangenis of de dood in."

Neemt u het zichzelf kwalijk dat u de strijd niet in Marokko bent aangegaan?

"Uh...enigszins wel. Er is een beetje compensatie, een béétje compensatie als ik zeg dat ik - weliswaar als balling - ook ver van Marokko de strijd tegen het onrecht gevoerd heb. Dat is een kleine compensatie voor wat ik eigelijk in Marokko zelf had kunnen doen."

NRC Webpagina's
22 januari 1994

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad