U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
Klik hier
N R C   H A N D E L S B L A D  -  Z A T E R D A G S   B I J V O E G S E L
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

 NIEUWSSELECTIE 
 KORT NIEUWS 
 RADIO & TELEVISIE 
 MEDIA 

S c h a k e l s
Witte Huis

Met het aantreden van de regering-Bush staat in de Verenigde Staten de factor ras weer op de agenda

Zwarte woede

Marc Chavannes
Met George W. Bush als president voelt Zwart Amerika zich veertig jaar teruggezet. In Alabama klinkt een echo van de zwarte burgerrechtenstrijd van 35 jaar geleden, toen Birmingham nog Bombingham heette. 'Het gevecht is begonnen.' En: 'We gaan het Witte Huis niet in brand steken, maar wel heroveren.'

April Wells valt in als voorganger van de First Congregational Christian Church in Noordwest-Birmingham, Alabama. Na a little talk with Jesus waagt de jonge dominee zich met een draadloze microfoon het middenpad op. De gemeente moet Lucas 40:56 helpen uitleggen. De reacties zijn vriendelijk, meer niet.

Deze kerkgangers zijn op één koorlid na zwart, maar zij voldoen niet aan het Amerikaanse cliché van de lyrische, Amen! roepende zwarte kerk. Het moment waarop iedereen opstaat, de medekerkleden de hand schudt en Love and Peace wenst, is vooral hartelijk. Dan zet het koortje weer in, swingend zuiver. De congregatie volgt moeiteloos, warm van klank maar zonder handgeklap of extase. I am on the Battlefield for my Lord en I sing the mighty Power of God. Na afloop van de dienst lopen de meeste leden direct naar het parkeerterrein waarop nogal wat mooie auto's staan. Sommigen maken een praatje of hebben nog iets te regelen voor komende zondag wanneer het 'African Heritage Day' is. Op de vraag of het 38 jaar na de rassenrellen in Birmingham nog steeds voor de hand ligt dat zwarten en blanken gescheiden ter kerke gaan, reageert men met een gegeneerd schouderophalen. "Zo is het altijd geweest", of: "Er was een tijd dat de kerk het enige was dat wij hadden. Wij delen veel geschiedenis." En: "Zondagochtend tegen elven is nog steeds het meest gesegregeerde uur in Amerika."

Het is zondagmiddag en stil in het Paleis van Justitie. U.W. Clemon is president van de federale rechtbank van Noord-Alabama. Zijn ruime werkkamer heeft een majestueus uitzicht over Birmingham, waar zijn vader ovens metselde voor de staalindustrie. Er staan nog veel schoorstenen, maar ze horen nergens meer bij. Het omringende centrum van de stad bestaat nauwelijks. Vergane bedrijfjes, braakliggende lappen grond, een spoorwegemplacement, parkeerkolossen, af en toe een ander kantoor zonder buren. De groei komt nu van het universitair ziekenhuis en de fabriek waar Mercedes sportieve stadstanks voor Amerikaanse dames bouwt.Clemon laat een foto zien van een zwarte jongeman in een leeszaal. Hij is het zelf. Als student hielp hij zwarten toegang tot de openbare bibliotheek afdwingen. Het zwarte college waar hij studeerde organiseerde voorjaar '62 selectieve koopacties in de warenhuizen van Birmingham. Zwarten mochten er wel kopen, maar geen kleren passen, en ook niet als verkoper werken, alleen schoonmaken. "Onze opvatting was: we bezorgen geen klandizie aan winkeliers die onze waardigheid schenden. "

De omzet van de winkels liep met veertig procent terug. Clemon: "De solidariteit onder zwarten was groter dan bij eerdere acties. De stad werd door terreur geregeerd. De politie droeg overdag blauwe uniformen en 's avonds witte jurken [van de blanke terreurgroepering Klu Klux Klan]. Wie het heersende systeem weerstand bood, werd in elkaar geslagen of verliet de stad. Je had overigens ook toen al klassentegenstellingen binnen de zwarte gemeenschap. Sommigen voelden zich te goed om mee te doen."

Twee dagen later in een belendend zaaltje. De stramme zwarte heer in pak is nog van vóór de draadloze handmicrofoon. Zonder op het applaus te reageren steekt hij van wal. "Ik spreek over de tijd dat de negers geen enkel recht hadden. Zij waren een kwart van de bevolking, maar hadden minder dan nul procent van de zeggenschap."

Dominee Fred Shuttlesworth is een dagje terug in Birmingham om een groep scholieren uit Californië te vertellen over de jaren '50 en '60 toen hij hier in Alabama de zwarte burgerrechtenstrijd leidde. Schouder aan schouder marcheerde hij met Marten Luther King en eiste het recht op voor zwarten om overal in bussen en cafetaria's te zitten en dezelfde scholen te bezoeken als blanken.

Hij werd ontelbare keren gearresteerd, gemolesteerd en gebombardeerd. Het blanke Zuiden gaf zich niet snel gewonnen. George Wallace was gouverneur van Alabama. Naarmate Shuttlesworth er vaker heelhuids van af kwam werd hij vastberadener. "Toen op kerstavond van 1956 het dak van mijn parochiehuis vloog, wist ik voor wie die bom was bedoeld. Zij wilden mij naar de hemel blazen. Hoe graag ik daar ook terecht kwam, op die avond wist ik zeker dat God mij had opgedragen voor te gaan in deze strijd. Ik was vlakbij de eeuwigheid geweest en voelde me sterker dan ooit. Ik wist dat geweldloosheid de enige manier was om de aandacht op het onrecht in Birmingham te vestigen." Een reus van een zwarte jongen staat op en vraagt de bijna 78-jarige Shuttlesworth waar hij de moed vandaan haalde de confrontatie met de politie aan te gaan. Het antwoord volgt bijna fluisterend: "God weet alles, wie je gaat ontmoeten en wat je moet doen. Ik hoefde nooit na te denken, ook niet als ik tegenover politiehonden en -knuppels stond. Ik heb mezelf nooit als held gezien. Als ik mijn generatie dienstbaar ben geweest, maakt me dat nederig. God verdient de erkenning, niet ik. Mijn enige wapen is altijd geweest de waarheid vertellen."

De waarheid bleek een onzeker bezit toen Amerika op 8 november vorig jaar ontwaakte en geen president had gekozen. Anderhalve maand sleepte het gevecht zich voort wie de meeste stemmen had vergaard in Florida, de staat die zou bepalen of de balans naar Al Gore of George W. Bush doorsloeg. Uiteindelijk besliste het Supreme Court in Washington dat onduidelijk gemarkeerde stembiljetten niet meer mochten worden geteld. Bush won. Zwart Amerika voelde zich veertig jaar teruggezet. Afrikaans- Amerikaanse burgers in Florida klaagden dat allerlei barrières waren opgeworpen om hen het stemmen te beletten, net als toen. De Amerikaanse Civil Rights Commission is een onderzoek begonnen naar de vermeende onregelmatigheden. Voorzitter Mary Frances Berry, hoogleraar 'American Social Thought' aan de universiteit van Pennsylvania, is er inmiddels van overtuigd dat "honderden of duizenden zwarten" zich in Florida tijdig hebben geregistreerd maar "door fouten of opzet van de overheid" niet hebben kunnen stemmen. "Er bestaat bij zwart Amerika geen twijfel aan dat de meerderheid bij de verkiezingen is gestolen. Daar is grond voor. Dat geven zelfs rechtse deskundigen toe."

De factor 'ras' was opeens terug op de agenda, op een voor iedereen pijnlijke manier: de legitimiteit van de nieuwe president was in het geding. Een amper geheelde wond was weer opengereten. Amerika heeft het bijna dagelijks over zwart en wit, Latino en Indiaans. Het rassenbewustzijn zit vlak onder de oppervlakte - soms negatief, soms als maatstaf van vooruitgang. In Californië worden universiteiten steeds zenuwachtiger van het almaar groeiende aantal Aziatisch- Amerikaanse studenten. Toen Joe Lieberman vorige zomer kandidaat- vicepresident naast de Democraat Al Gore werd, schreven de kranten 'First Jew on national ticket'. Dat vond niemand kwetsend - het was een doorbraak voor Joods Amerika.

Volgens dominee Shuttlesworth zijn de verkiezingen van 2000 nietig. "De rechter vleugel van het Supreme Court - de zwarte Clarence Thomas inbegrepen - heeft een conservatieve president gekozen. Het is ongrondwettig. Ik probeer de Southern Christian Leadership Conference [wijlen M.L. Kings organisatie] ervan te overtuigen dat er dit jaar nog een mars moet komen dwars door Florida, van Tallahassee tot Miami Beach. We gaan het Witte Huis niet in brand steken, maar het wel heroveren. Om te beginnen in Florida. Als King er nog was, zou hij dát nu doen. Ik hoop nooit meer verkiezingen mee te maken waarbij onze stem niet telt. Het gevecht is begonnen!"

Het komt er vlijmscherp uit. Weg zijn de oude ogen en de langzame gebaren. Foto's van vroeger laten een felle, jonge dominee Shuttlesworth zien, die geen onderscheid maakte tussen geloof en strijd. Jaren preekte hij vreedzaam verzet, jaren werden hij en zijn medestanders blootgesteld aan de terreur van witte reactionairen. Na één late veroordeling werden vorig jaar opnieuw twee verdachten in staat van beschuldiging gesteld van moord op vier meisjes die omkwamen bij de bomexplosie in de 16th Street Baptist Church (15 september '63). Birmingham werd al sinds de jaren '40 'Bombingham' genoemd. Zwarten die niets anders deden dan zich vestigen in vroeger helemaal blanke buurten, zagen hun huis in rook opgaan. Zonder dat de politie daders vond, zonder dat de wereld het wist.

Voor de wereld was Marten Luther King de man die Birmingham bevrijdde. Lola Hendricks, destijds secretaresse van Shuttlesworth herinnert zich: "It was a bad city here. Je kon niet samen naar de film, met de bus, niks. Toen ik ging meedoen met de acties zei ik: 'Het geeft niet of ik doodga, we worden toch behandeld als honden.' Na het verbod van de NAACP [National association for the advancement of coloured people] in '56 richtte dominee Shuttlesworth zijn Birmingham Christian Movement for Human Rights op. Die hield iedere week bijeenkomsten, marsen en sit-ins. Toen we al het mogelijke hadden gedaan en de mensen er moe van werden gearresteerd te worden, de gevangenis in te gaan en hun werk te verliezen, haalde Shuttlesworth in '62 dominee King er bij."

King bleef van april tot september. Dat leidde tot de wereldberoemde acties, Kings Letter from Birmingham Jail en zijn erkenning als nationale figuur. Steekt dat wel eens, vraag ik Shuttlesworth op een rustige plek in het Birmingham Civil Rights Institute, dat in '92 openging om de Strijd levend te houden. Shuttlesworth, die in januari nog net van Bill Clinton de Presidential Citizens Medal kreeg voor een 'leven lang leiderschap', is er helder over. "Kings rol is geïdealiseerd, maar dat was onvermijdelijk. Hij is aan het Amerikaanse volk voorgehouden als symbool van ons lijden. In het begin lag die rol hem slecht, maar hij groeide er in en werd een profetische figuur voor Amerika en de wereld. King werd de Amerikaanse Gandhi. Mijn rol was het de mensen in Birmingham te leiden. De slaven hebben gebloed, wij lijden met God. Ik wist dat we konden winnen binnen Zijn plan."

Odessa Woolfolk is oprichter en erevoorzitter van het Civil Rights Institute. Zij ontkent elke aanspraak op heldendom. Het gaat haar om het completeren en bij de tijd houden van de herinnering. "Wij kwamen als tweederangsburgers uit de Tweede Wereldoorlog. We hadden voor het vaderland gevochten, maar konden na afloop geen behoorlijke banen krijgen en niet wonen waar we wilden. Het wangedrag van de politie versnelde de noodzaak voor hervormingen. Het was een angstige en repressieve samenleving." Dat bleek ook uit de geruchtmakende reportage van Harrison Salisbury in The New York Times van 12 april 1960. De kop luidde Fear and hatred grip Birmingham - Racial tension smoldering after belated sitdown. Auteur en krant werden door de stadsbestuurders van Birmingham voor de rechter gesleept. De waarheid werd als laster ervaren. Concessies waren niettemin onafwendbaar, al bleken zij minder compleet dan destijds gehoopt.

Woolfolk: "Het afschaffen van de segregatie leidde niet automatisch tot een geïntegreerde samenleving. Het einddoel wordt nog steeds gevormd door gelijke toegang tot onderwijs en welvaart. Toen ik in 1963 les gaf in 'Amerikaans bestuur' verwachtte ik dat we sneller economische integratie zouden bereiken. De meeste zwarte Amerikanen behoren nu bij de middle class, maar onder de armen van dit land zijn ook onevenredig veel Afrikaanse Amerikanen. Dat is verontrustend. Er blijft veel werk te doen."

Odessa Woolfolk, die de oorsprong van haar achternaam in Wales traceert, geeft de nieuwe regering het voordeel van de twijfel: "Ik verwerp de gedachte dat zwarten hun wortels vergeten als ze opklimmen naar de middle class. Colin Powell zegt: 'ik ben een zwarte Amerikaan en ik weet wat dat is'. Het pure feit dat hij minister is helpt niet. De regering-Bush moet meer doen dan mensen van alle rassen benoemen. Zij moet regels uitvaardigen tegen discriminatie in het werk en tegen racial profiling [de praktijk van politie en andere overheidsdiensten burgers te behandelen naar gelang hun huidskleur]. "

De Birminghamse advocaat J. Mason Davis is het levend bewijs van de stelling dat zwarten gearriveerd kunnen zijn zonder hun afkomst te vergeten. Hij is naast zijn juridische praktijk president-commissaris van het levensverzekeringsbedrijf dat zijn moeders familie de laatste 102 jaar heeft groot gemaakt. Op zijn dertiende wilde hij al advocaat worden, om de struggle én het familiebedrijf te dienen.

Davis was tweedejaarsstudent rechten toen hij zich in 1958 voor het eerst wilde laten registreren als kiezer. Een blanke commissie onderwierp hem aan een geschiktheidstest. "Ze vroegen me het veertiende amendement op de Grondwet uit te leggen. Daar heb ik een uurtje voor genomen. Ze waren verbluft. Maar toen ik ook nog wist wie de enige vrouwelijke senator was, sloeg een dame uit de commissie met haar hand op tafel en riep uit: 'O just let the nigger vote!'"

Davis wijst erop dat zwarten van 1870 tot 1901 stemrecht hadden. De Grondwetswijziging van begin vorige eeuw ontnam hen dat burgerrecht, dat zij pas na veel strijd hebben heroverd. In zijn ogen is de vergelijking tussen de laatste verkiezingen en die van 1876 "buitengewoon omineus", omdat men ook toen "opzettelijk de zwarte kiezers in Florida belette te stemmen. Dat was nu weer nodig om George W. Bush te laten winnen."

Sinds 1901 hebben Amerikaanse zwarten het volgens Mason Davis overigens 'lichtjaren' beter gekregen. "Amerika is vrijer van racisme dan het was. Zestig procent van de zwarten heeft meer dan lager onderwijs en goede banen. Velen hebben een college-opleiding en doen het uitstekend. Maar de enigen waar je over leest zijn de veertig procent die hun school niet afmaken, buitenechtelijke baby's krijgen en misdrijven begaan. Toen ik voorzitter van de Kamer van Koophandel of de Orde van Advocaten werd, was het geen nieuws. Men wil doen geloven dat wij negatieve mensen zijn."

Rechter U. W. Clemon is iets minder optimistisch. Hij noemt de Civil Rights Act, die president Johnson in 1964 afkondigde, de belangrijkste burgerrechtenwet van deze eeuw. Iedereen mocht opeens overal eten, zitten en staan. Het werd een Pyrrhus-overwinning: wit Birmingham vluchtte naar de buitenwijken en richtte daar eigen schooldistricten op. Ondanks talloze rechtszaken zijn vandaag "de meeste scholen nog even gesegregeerd als dertig jaar geleden". Vandaar Clemons conclusie: "Het totaalbeeld is niet zo best. Misschien hebben we er fout aan gedaan zo hard achter die desegregatie aan te zitten. Hier en daar zie je ook nieuwe en betere scholen ontstaan. Alleen, het aantal goede zwarte leerkrachten voor zwarte kinderen is veel te laag. Geef ze eens ongelijk met dat gênant lage salaris. Vier van de vijf zwarte kinderen komen ook nog eens uit een éénoudergezin; die krijgen thuis niet de steun die ze nodig hebben om wat te leren en verder te komen."

Clemon meent dat de conservatieve terugslag in Amerika's rechtspraak en landsbestuur mede een gevolg is van de successen van de burgerrechtenbeweging. "De strijd van de jaren '60 was onvermijdelijk, maar we zijn er nog lang niet. Racisme tiert welig, alleen wordt het niet meer gedekt door het recht, zoals vroeger. Het grootste probleem voor de komende jaren is dat het de meerderheid van het Supreme Court is die zegt wat 'het recht' is. Als die meerderheid vijandig staat tegenover wat velen beschouwen als het belang van zwarten, dan loopt de juridische weg tijdelijk dood. Het is navrant dat die meerderheid mede tot stand komt dankzij de zwarte rechter Clarence Thomas, die zijn baan waarschijnlijk aan affirmative action te danken heeft en waarschijnlijk niet gekwalificeerd is voor het werk."

Andere middelen - hij weet niet welke - zullen de "vooruitgang van gekleurde mensen" moeten dienen. Het bezingen van de Afrikaanse identiteit hoort daar in Clemons visie niet bij: "Ik voel niet voor de term Afrikaans-Amerikaans. Ik heb in mijn achtergrond ook Europese wortels, zo donker als mijn huid is en zo dik als mijn lippen mogen zijn."

Is het We shall overcome van de jaren '60 uitgekomen? Dominee Shuttlesworth is heel stellig: "O nee. Amerikanen zijn zo blij dat de segregatie voorbij is dat zij vergeten dat racisme nu een geaccepteerd cliché is. Het Beloofde Land is nog ver weg. De beweging voor burgerrechten mikte op meer rechtvaardigheid. Zwarten hebben iets meer houvast in het recht. Maar dit land gaat intussen helemaal op in de economie en de individuele bevrediging. Dat is menselijk, en een grote vergissing. Er is meer vooruitgang als overal gerechtigheid heerst. De eindoverwinning is geestelijk. De kerk mist de boot als zij meer op de wereld gaat lijken in plaats van haar te redden."

NRC Webpagina's
24 FEBRUARI 2001

Archief
Zaterdags Bijvoegsel


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad