U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
Klik hier
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

 NIEUWSSELECTIE 
 KORT NIEUWS 
 RADIO & TELEVISIE 
 MEDIA 

S c h a k e l s

Eendagsvliegen in de popmuziek

Platenkoffers vol nostalgie

door Pieter Steinz
Eén keer bereiken ze de top van de hitparade, dan volgt een leven van vergetelheid. Waar blijven al die one-hit wonders?

De grootste hit aller tijden is het niet, wel de succesvolste single van een popact die daarna nooit meer de Top 40 haalde. Vijf maanden lang stond 'Macarena' van het Spaanse duo Los Del Rio in de top tien. Het rumba- en flamenconummer, extra populair gemaakt door een kekke videoclip met handenklappende zangers en fotomodellen, was dé zomerhit van 1996. Over de hele wereld werden de bijbehorende heupbewegingen en pasjes-op-de-plaats gedanst: in discotheken van Rodeschool tot Gibraltar, op de tribunes van de Olympische Spelen in Atlanta, in het Vaticaan tijdens een Los Del Rio-concert voor de paus.

Zelfs de toenmalige Amerikaanse vice-president Al Gore, een notoire hark, liet zich niet onbetuigd; in een poging te bewijzen dat hij echt wel gevoel voor humor had, kondigde hij op de Democratische conventie in Chicago aan dat hij zíjn versie van de macarena ging demonstreren. Waarna hij een halve minuut stokstijf bleef staan.

Het duo Los Del Rio stond met 'Macarena' vier weken nummer één in de Nederlandse hitparade, en blijkt vijf jaar later een van de one-hit wonders die de geschiedenis van de popmuziek verrassend houden. In het standaardwerk 500 nr. 1 hits uit de Top 40 onderscheidt hitkenner Johan van Slooten zestig van dit soort eendagsvliegen: artiesten die één keer in hun leven de eerste plaats haalden en van wie daarna nooit meer iets vernomen werd. Sommige hitmakers horen in het rijtje duidelijk niet thuis. Zo kun je de soulzanger Sam Cooke, wiens 'Wonderful World' nummer één werd dankzij een spijkerbroekenreclame, moeilijk een eendagsvlieg noemen; en hetzelfde geldt voor de producer Eddy Ouwens (die onder de naam Danny Mirror in 1977 'I Remember Elvis Presley' zong), of voor de hiphop-pioniers van de Sugarhill Gang ('Rapper's Delight, 1980), of voor het succesvolle componistenduo Fluitsma & Van Tijn ('15 miljoen mensen'). Maar er blijven genoeg one-hit wonders over om een nostalgisch platenkoffertje mee te vullen.

Of om mooie televisie mee te maken. Maandag 12 februari begint bij de NPS een nieuwe serie afleveringen van Single Luck, het programma waarin artiesten vertellen over dat ene wereldsucces dat ze nooit meer hebben kunnen herhalen. Regisseur Tonko Dop vat het begrip eendagsvlieg ruim op. In de dertien afleveringen komen voornamelijk hitmakers aan het woord die in Nederland niet eens de top 30 hebben gehaald; daarnaast spreekt Dop ook met Tony Burrows ('Beach Baby'), Billy Swann ('I Can Help') en The Alessi Brothers ('Oh Lori'), artiesten die niet meteen in hun eerste succes gestikt zijn. Het geeft natuurlijk niet: een goed programma maken is altijd belangrijker dan het slaafs vasthouden aan criteria en definities.

De kracht van het programma Single Luck is de tijdreis die in elke aflevering besloten ligt. Aanstaande maandag gaat het over Unit Four Plus Two die in hun thuisland Groot-Brittannië de top haalden met 'Concrete & Clay', een ingehouden dansnummer met koebellen dat iedere popliefhebber meteen herkent bij de eerste woorden: 'You, to- me...'. De hit dateert van 36 jaar geleden, dus we zijn meteen terug in de tijd van de Mersey Beat, in een universum van Beatle-haar, krap zittende pakken en smalle dasjes. Dat er veel veranderd is weet je, maar dat betekent niet dat je helemaal voorbereid bent op de knauw des tijds: die leuke zanger heeft nu grijs haar en een dikke buik, de bassist lijkt een halve eeuw ouder te zijn geworden, de tweede gitarist is zelfs onherkenbaar afgetakeld. Voor vijftigers die nog rondlopen met het ontwapenende 'Concrete & Clay'-filmpje uit 1965 op hun netvlies, moet het zijn alsof de spiegel van Dorian Gray plotseling zijn magische werking verliest.

Memento mori

Veel meer dan vroeger lijkt popmuziek een carrière voor het leven. Maar de Never Ending Tour van beproefde kopstukken als de Rolling Stones en Bob Dylan, of (van een latere generatie) Madonna en U2, doet vergeten dat de gemiddelde hitmaker zijn opkomst en ondergang binnen een jaar of vijf beleeft. Het is de eendagsvlieg die zijn collega's deze waarheid voorhoudt, als een soort memento mori voor de ambitieuze bewoners van Hitsville. Wie zich, zoals Tonko Dop in Single Luck, met de supersterren van toen bezighoudt, haalt dan ook regelmatig emmers met leed omhoog. De hoopvolle tijden blijken al snel te zijn omgeslagen in teleurstellende ervaringen. Die tweede hit, waar de platenmaatschappij om bleef roepen, kwam nooit. Ruzies spleten de groep, drank en drugs velden de solo-artiest. Na een paar jaar van vruchteloze pogingen om het succes te exploiteren, restte hoogstens nog het zogeheten oldies-circuit, de parade van verschoten sterren in veelal Duitse veehallen in de provincie. En tot overmaat van ramp zijn alle royalties destijds verdwenen in de zakken van louche zaakwaarnemers.

Maar de tragiek reikt nog verder.

Ruzies kun je bijleggen, van de drugs kun je afkomen en zelfs een nieuwe carrière behoort tot de mogelijkheden. Maar altijd zal bij de one-hit wonder het idee knagen dat het hoogtepunt van zijn leven zich op een veel te jonge leeftijd voordeed. Wat moest de 24-jarige Jamaicaanse diskjockey Dillinger nadat hij in 1977 vier weken nummer één had gestaan met het spookachtig dansbare 'Cokane In My Brain' ('A knife, a fork, a bottle and a cork/ That's the way you spell New York')? Hij wist het zelf ook niet, en kwam in arren moede eind jaren zeventig met een totaal geflopte opvolger: 'Marijuana In My Brain'. En wat kon de ambitieuze folkzanger Scott McKenzie nog, nadat hij in de Summer of Love zes weken lang de Beatles en de Stones onder zich gehouden met 'San Francisco (Be Sure To Wear Some Flowers In Your Hair)'? Hij deed vergeefs opnieuw een gooi naar de hitparade, en ging uiteindelijk op tournee met The Mama's & The Papa's, toen die hun beste tijd al achter zich hadden. Het lijkt zo makkelijk om een krankzinnig succes te herhalen - als je maar heel dicht bij je eigen origineel blijft. Het Spaanse duo Baccara lukte dat in 1977, met het hijgende zwijmelnummer 'Yes Sir I Can Boogie' en hun tweede druppel 'Sorry I'm A Lady'. En ook Bucks Fizz (de songfestivalwinnaars van 1981), Alexander 'Guus kom naar huus' Curly, en geluksvogels als de Edwin Hawkins Singers slaagden erin twee keer achter elkaar op nummer één te komen alvorens in vergetelheid weg te zinken. En toch: als 'two-hit wonders' waren zij uitzonderlijk. De echte eendagsvlieg put zichzelf helemaal uit bij de vlucht naar de top: waarheen moest Höllenboer na 'Busje komt zo' of Little Louis na 'French Kiss', het hijgnummer met de trommelende konijntjes? Daar komt bij dat een nummer-één-hit van een onbekende artiest vaak samenhangt met een rage (het met de Moog-synthesizer gemaakte 'Popcorn'), een succesvolle film ('Gangsta's Paradise' uit Dangerous Minds), een televisiestunt ('Living Doll' van The Young Ones) of een grap die één keer leuk is ('Daar komt Gabbertje' van Hakkuhbar). Een mooi voorbeeld daarvan is het veertig jaar oude reggaenummer 'Mockingbird Hill', dat in 1993 twee weken op één stond. Het aanstekelijke la-la-la-deuntje was in een studioversie wekenlang te horen geweest als begeleiding van een stuntelende lijntrekker in een reclame van Centraal Beheer. Even Hilversum bellen, moet de Hollandse reggaegroep Roots Syndicate gedacht hebben; maar het hoeft niet te verbazen dat hun in allerijl opgenomen succesnummer geen basis was voor een langdurige carrière.

Jongensharten

Natuurlijk is het niet allemaal kommer en kwel onder de eendagsvliegen. De Nederlandse zangeres Josje Duister, die als Joey Dyser in 1975 vele jongensharten sneller had doen kloppen met haar zwoele nummer- één-hit '100 Years', vertelde ooit dat ze haar single bij wijze van grap had opgenomen, en dat ze er tot ergernis van haar platenmaatschappij niet over had gepiekerd om met een opvolger te komen. Ze had genoten van het succes, van haar verschijning in TopPop (met grote hoed en in een strandstoel gezeten), maar het was mooi dat het daarbij was gebleven.

Dezelfde blijmoedigheid kenmerkte de drie vrouwelijke leden van de Limburgse groep Pussycat, die door Tonko Dop werden geïnterviewd voor de allereerste aflevering van Single Luck - nadat hij overigens hun nummer-één-hit 'Mississippi' subliem had gemonteerd bij beelden van de traag golvende Maas. Echte eendagsvliegen waren Tonny, Betty en Marianne niet, want na hun grootste hit hadden ze nog een paar succesvolle jaren gehad, maar hoe dan ook: ze hadden geen spijt van de gemiste kansen (zoals een doorbraak in Amerika) en klaagden niet dat het allemaal maar zo kort had geduurd. Aandacht waren ze niet tekort gekomen, en kijk, nu was er zelfs iemand op bezoek die twintig jaar na dato een reportage kwam maken. Ook de componist van 'Mississippi', de gitaarleraar van een van de zangeressen, maakte geen ontevreden indruk. 'Dit nemen ze ons niet meer af', zie je de zenboeddhisten onder de one-hit wonders denken. Beter één hit dan geen, ook al draait je leven in de soep en hou je er geen cent aan over. Als de stofwolken van de actualiteit zijn opgetrokken, staat daar altijd nog jouw naam in het hitdossier - en niet bij het minste nummer. Want de geschiedenis van de rock, soul en dance mag dan geschreven worden door de grote namen; die van de hitparade wordt mede bepaald door de eendagsvliegen, door de artiesten van wie de popliefhebber nooit een elpee of een ceedee heeft gekocht.

Juist de eenmalige uitschieters in de hitparade zijn de perfecte dragers van de nostalgie, die meest ondergewaardeerde van alle gemoedstoestanden. Al was het maar omdat je ze meestal onverwacht op de radio hoort en niet op elk moment van de dag uit je cd-installatie kunt laten schallen. Je kunt het dan ook alleen maar met de makers eens zijn: 'Voulez-Vous Coucher Avec Moi', 'Show Me The Way', 'Funkytown' en niet te vergeten 'Macarena' - die nemen ze ons nooit meer af.

'Single Luck': 13 achtereenvolgende maandagen, te beginnen op 12 febr, 20.30 u. NPS, Ned. 3. Voor dit stuk is gebruik gemaakt van Johan van Slooten: '500 nr. 1 hits uit de Top 40' (Becht, 1997).

NRC Webpagina's
9 FEBRUARI 2001

Archief CS


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad